Datum 7 juni 2010 -
Traditionele zeilvaart
-
Geachte voorzitter,
Hierbij reageer ik op uw verzoek nader geïnformeerd te worden over de stand van
zaken m.b.t. de erkenning door Duitsland en Denemarken van de Nederlandse
certificaten voor de traditionele zeilvaart.
Naar aanleiding van het vermelde in uw brief dat de Kamer na juni 2009 niet
meer geïnformeerd zou zijn, wijs ik u volledigheidshalve op de uitvoerige
antwoorden (d.d. 5 oktober 2009) van de toenmalige Staatssecretaris van
Verkeer en Waterstaat op vragen van het lid Van Hijum (Kamerstuknr
2009Z15740).
Als gevraagd zal ik hieronder specifiek ingaan op de door de Vereniging van
Beroepschartervaart (BBZ) bij de Europese Commissie ingediende klacht en de
uitkomst van overleg met de Europese Commissie, Duitsland en Denemarken van
29 april j.l.
Klacht BBZ bij de Europese Commissie
Om het belang van deze klacht te onderstrepen en om de afhandeling daarvan te
bespoedigen heeft de toenmalige Staatssecretaris na haar eerdere brief van 16
juni 2009 - op 21 december 2009 nogmaals een brief aan de toenmalige
Europese Commissaris Tajani gestuurd. In de brief is de heer Tajani gevraagd zo
spoedig mogelijk duidelijkheid te scheppen door zijn standpunt over de
toepassing van richtlijn 2009/45/EG en het SOLAS-verdrag te herbevestigen en
daarmee Denemarken en Duitsland tot een ander standpunt te bewegen.
De Commissie heeft op deze brief geantwoord dat zij bezig was met de
behandeling van de reactie van Denemarken naar aanleiding van de klacht van de
BBZ tegen dat land en dat men de betrokken partijen zou informeren over de
conclusies zodra deze gereed zouden zijn. Verder zou de Commissie nog vóór de
start van het vaarseizoen 2010 een gesprek arrangeren met Duitsland,
Denemarken en Nederland.
Ambtelijk is er bij de Commissie aangedrongen op spoed met dit gesprek, ikzelf
heb de nieuwe Europese Commissaris Kallas er nog op aangesproken tijdens een
bespreking met hem op 10 maart van dit jaar in Brussel.
a
agina 1 van 3
P
Gesprek met de Commissie, Duitsland en Denemarken d.d. 29 april 2010
Datum
Het door de Commissie aangekondigde gesprek vond plaats op 29 april. De
Nederlandse delegatie stond onder leiding van de directeur Maritieme Zaken van Ons kenmerk
mijn ministerie. De Nederlandse inbreng voor het gesprek was voorbereid in nauw DGLM-2010/1583
overleg met de BBZ.Tijdens dit gesprek is door de Commissie aangegeven dat
een uitspraak over de klacht van de BBZ tegen Denemarken op zijn vroegst in
juni kan worden verwacht. De opgelopen vertraging is te wijten aan een
aanvullend informatieverzoek van de Commissie aan de Deense maritieme
autoriteiten en het feit dat Denemarken gehoord wil worden door de Commissie.
Nederland drong aan op spoed bij de Commissie om met een uitspraak te komen
over de klacht.
Hoewel ik zeker bereid ben het gespreksverslag aan uw Kamer toe te zenden, is
(nog) geen gespreksverslag van de Commissie ontvangen, al is daar dezerzijds
wel op aangedrongen. Indien het verslag er is, en de Europese Commissie
daarmee instemt, zal ik u dat doen toekomen. Ik wil u echter graag deel maken
van de belangrijkste conclusies van het gesprek.
De Europese Commissie gaf aan dat het doel van de vergadering was om te
zoeken naar een geschikte interim oplossing, voorafgaand aan een uitspraak door
de Europese Commissie over de klacht en de invoering daarvan. Een dergelijke
oplossing zou geen afbreuk doen aan de door de landen ingenomen standpunten.
De Nederlandse delegatie heeft tijdens het gesprek nogmaals haar standpunt naar
voren gebracht en benadrukt dat het SOLAS-verdrag en richtlijn nr. 2009/45/EG
niet van toepassing zijn op de Nederlandse traditionele zeezeilschepen vanwege
het feit dat deze schepen niet mechanisch worden voortbewogen. De Nederlandse
regels eisen echter wel een motor voor noodgevallen en om te kunnen
manoeuvreren in de haven. De Deense en Duitse delegaties hebben aangegeven
dat volgens hen de installatie van een motor betekent dat de schepen niet
beschouwd kunnen worden als niet mechanisch voortbewogen. Partijen zijn op dit
punt niet nader tot elkaar gekomen. De Nederlandse delegatie heeft in dit kader
gewezen op Europese regels voor de binnenvaart (richtlijn nr. 2006/87/EG) waar
voor zeilende schepen uit veiligheidsoverwegingen een motor wordt
voorgeschreven.
De Nederlandse delegatie heeft aangegeven dat erkenning van de Nederlandse
nationale veiligheidsregels door beide landen als tussenoplossing kan dienen. De
Nederlandse zeilschepen voldoen aan een in nationale regels vastgelegd
beschermingsniveau. Nederland heeft veel kennis en ervaring op het gebied van
deze schepen en een lange traditie. Basis voor deze Nederlandse regels is het
SOLAS-verdrag. Op specifieke punten worden bovendien nog aanvullende eisen
gesteld.
De Deense delegatie gaf aan deze tussenoplossing niet te willen accepteren en
ook geen andere tussenoplossing voor te willen stellen. Dit met name vanwege de
nog lopende rechtszaak rond de aanhouding van het schip de `Catherina'.
Ook de Duitse delegatie bewoog niet en zag, met een uitspraak van de Europese
Commissie in het vooruitzicht, geen mogelijkheid voor een tussenoplossing te
kiezen en op haar standpunt terug te komen. Beide delegaties lichten inhoudelijk
nogmaals hun standpunt toe en gaven aan dat hun regeringen bij dit standpunt
blijven.
agina 2 van 3
P
Door de Europese Commissie is geconcludeerd dat partijen niet nader tot elkaar
Datum
konden komen. Dit betekent de facto dat voor de vaart van Nederlandse
zeezeilschepen op Denemarken en Duitsland deze landen blijven eisen dat deze Ons kenmerk
schepen die gebruikt worden voor het maken van nationale reizen een certificaat DGLM-2010/1583
behorend bij richtlijn nr. 2009/45/EG voor vaargebied C en D moeten hebben en
voor internationale reizen een SOLAS certificaat. Wel zijn vrijstellingen mogelijk
voor zover zij geen afbreuk doen aan het minimumniveau van de richtlijn.
Nederland heeft nogmaals aangegeven een en ander zeer teleurstellend te vinden
en benadrukte nogmaals het belang van een zeer spoedige uitspraak door de
Europese Commissie. Het huidige regime dat Denemarken en Duitsland de
schepen nu opleggen leidt bij de Nederlandse vloot tot grote problemen.
Voor de oplossing op langere termijn heeft Nederland gewezen op de optie van
specifieke Europese eisen voor zeilschepen, zoals ook het geval is in de Europese
richtlijn voor de veiligheid van binnenvaartschepen (richtlijn nr. 2006/87/EG). De
Europese Commissie kon zich hiermee verenigen en wees op het lopende traject,
waarin met de lidstaten wordt overlegd in het `Committee on Safe Seas (COSS)'.
De Commissie gaf tevens aan naar verwachting halverwege 2011, na het doen
van een `impact assessment', met een voorstel te komen voor wijziging van de
richtlijn.
Gezien de uitkomst van het overleg, zal ik zowel bij de Commissie als bij mijn
Deense en Duitse counterparts, blijven aandringen op een voor onze traditionele
zeilvaart acceptabele oplossing.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
agina 3 van 3
P
Ministerie van Verkeer en Waterstaat