Rijksoverheid
Besluitvorming EUPE
Bij brief van 18 januari heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over
zijn voornemen de aanwijzing van de European University of Applied Science
(EUPE) in te trekken en de waarschuwing die hij daarbij aan de EUPE heeft
gegeven.
In vervolg daarop bericht ik u dat ik heb besloten de aanwijzing van EUPE in te
trekken. Ik heb de instelling mijn besluit op 4 juni 2010 bekend gemaakt.
Procedure
In het kader van de besluitvorming over de positie van EUPE heeft de Inspectie
van het Onderwijs (hierna: IvhO) in 2009 onderzoek gedaan bij de instelling.
Daarover heeft de IvhO op 11 december 2009 een rapport aangeboden.
Vervolgens heeft mijn ambtsvoorganger op 12 januari 2010 de instelling
geïnformeerd over zijn voornemen de aanwijzing van EUPE in te trekken. Daarbij
heeft hij een waarschuwing, als bedoeld in het vierde lid van artikel 6.10 van de
WHW, gegeven. De instelling diende binnen een periode van drie maanden weer
te voldoen aan de voor verlening van de aanwijzing gestelde eisen.
De IvhO heeft na afloop van de verbetertermijn opnieuw onderzoek gedaan. Bij
brief van 3 juni 2010 heeft de IvhO het rapport van bevindingen over dit
onderzoek definitief vastgesteld.
Advies en besluitvorming
Op grond van de bevindingen komt de IvhO tot de volgende conclusies:
· De uitvoering van het onderwijsprogramma, het functioneren van de
examencommissie, de colleges en het studiemateriaal, de registratie van
studenten, de huisvesting en de informatie aan studenten vertonen
ernstige en langdurige tekortkomingen. Er is weinig of geen vooruitgang
geboekt in recente jaren en er is geen vooruitzicht op spoedige
verbetering. Daarmee voldoet de instelling niet aan artikel 1.12 van de
WHW en de voorwaarden voor aanwijzing als bedoeld in artikel 1 van de
Beleidsregel aanwijzing. De bevindingen ten aanzien van de
kwaliteitszorg, het bestuurlijk vermogen en de financiën onderstrepen de
ernst van deze bevindingen.
· Het bestuurlijk vermogen van de instelling en de kwaliteitszorg zijn
ontoereikend. Het instellingsbestuur heeft onvoldoende slagkracht om
langdurige tekortkomingen te verhelpen op het gebied van naleving van
de wet op het hoger onderwijs en heeft niet kunnen aantonen dat de
instelling voldoet - of op korte termijn zal voldoen - aan de materiële en
personele randvoorwaarden die nodig zijn om de inhoudelijke kwaliteit
duurzaam te realiseren. Afgelopen jaren hebben diverse feiten getuigd
van onvoldoende kwaliteitsbewustzijn en verantwoordelijkheidsgevoel van
het instellingsbestuur. Er is sinds de inspectieonderzoeken in 2006 en
2007 weinig tot geen verbetering geboekt. Sinds de waarschuwing van 12
januari 2010 is geen verbetering geboekt. De instelling voldoet daarmee
niet aan artikel 1.12 van de WHW noch aan artikel 1, lid 2, aanhef en
onder c, van de Beleidsregel aanwijzing.
· Er zijn financiële jaarverslagen van EUPE beschikbaar over de periode
2005-2006, 2006-2007 en 2007-2008. Afgaande op de beschikbare
jaarverslagen tot en met 2007-2008 is de financiële situatie van EUPE
zeer zwak. De inkomstenbronnen zijn in die periode beperkt, het eigen
vermogen is negatief en de solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit zijn
ontoereikend. De instelling houdt zich niet aan de wettelijke plicht om de
jaarstukken tijdig te deponeren in het handelsregister.
Daarnaast is vanaf het studiejaar 2008-2009 geen financiële administratie
meer gevoerd, zodat er over de periode van augustus 2008 tot heden
geen inzicht is in de financiële positie van EUPE. Het financieel beheer is
daarmee ontoereikend. Voorts is er sprake van een substantieel contant
geldverkeer zonder adequaat beheer. Daarmee zijn er risico's, niet enkel
voor wat betreft de financiële continuïteit maar vooral ook in de naleving
van fiscale wetgeving en mogelijkheden voor oneigenlijk gebruik van dit
contante geldverkeer.
· De instelling kan niet aantonen te voldoen aan de materiële en personele
randvoorwaarden die nodig zijn om de inhoudelijke kwaliteit duurzaam te
realiseren. De continuïteit van het onderwijs en het voortbestaan van de
instelling zijn onvoldoende gegarandeerd, zodat huidige en toekomstige
studenten er onvoldoende zeker van kunnen zijn de opleiding aan de
instelling te kunnen afronden.
· Het instellingsbestuur heeft gedurende meerdere jaren bij herhaling
nagelaten de inspectie de gevraagde inlichtingen te verstrekken en (ten
volle) medewerking te verlenen aan onderzoeken. Daarmee voldoet het
instellingsbestuur niet aan artikel 5.16 en 5.20 van de Awb en aan artikel
2 lid 4 van de Beleidsregel aanwijzing.
De IvhO komt vervolgens tot het volgende advies:
" De inspectie adviseert de minister de aanwijzing van EUPE met onmiddellijke
ingang in te trekken. Als de minister dit advies overneemt is aan de examens van
de opleiding niet langer een graad als bedoeld in artikel 7.10a van de WHW
verbonden en wordt de registratie in het Centraal register opleidingen hoger
onderwijs, bedoeld in artikel 6.13 van de WHW, beëindigd."
Landelijke Commissie Gedragscode
De Landelijke Commissie Gedragscode Hoger Onderwijs heeft op grond van eigen
onderzoek EUPE per 31 mei 2010 verwijderd uit het register van de Gedragscode.
Als gevolg daarvan zullen studenten die een opleiding aan de instelling willen
volgen, geen verblijfsvergunning krijgen. Het besluit van de Commissie toont
eveneens de ernst van de situatie bij EUPE aan.
Vervolgstappen
Ik zal de IvhO opdracht geven na te gaan of EUPE in haar berichtgeving aan
(potentiële) studenten en anderen adequate informatie verschaft over mijn besluit
en de gevolgen daarvan voor de status van de opleiding.
Ik zal de studenten van EUPE informeren over mijn besluit en mijn overwegingen
daarbij. Ik zal concrete stappen nemen om deze studenten behulpzaam te zijn bij
het maken van de overstap naar een vergelijkbare opleiding, zodat zij alsnog een
opleiding kunnen afronden en hen daarover ook informeren.
Ook zal ik de belanghebbende instanties zoals de NVAO, DUO (voorheen:IBG),
Inspectie, IND en het ministerie van buitenlandse zaken informeren over mijn
besluit.
In verband met de door de IvhO in acht te nemen termijnen voor de publicatie
van haar rapport, zal ik u het rapport in een later stadium toezenden.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart