Kamervragen over pluimveebedrijven die op slot zitten door besmet biologisch
veevoer
07 juni 2010 - kamerstuk
Kamerbrief met antwoorden op vragen over het incident rond
verontreiniging van biologische eieren met dioxine. Oorzaak was in
veevoer gebruikte biologische maïs uit de Oekraïne dat besmet was met
dioxine.
Datum 7 juni 2010
Betreft Kamervragen over pluimveebedrijven die op slot zitten door besmet
biologisch veevoer
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op Kamervragen gesteld door het lid
Snijder-Hazelhoff (VVD) over pluimveebedrijven die op slot zitten door besmet
biologisch veevoer.
1
Bent u bekend met pluimveebedrijven die op slot zitten vanwege dioxinebesmetting
in het voer?
Ja.
2
Kunt u opheldering geven over hoe het mogelijk is dat de dioxine pas ontdekt is
nadat het voer is verspreid onder de pluimveebedrijven?
4
Wat is de procedure bij controle van veevoer bij binnenkomst in de EU en in
Nederland?
5
Door wie wordt het veevoer in Oekraïne gecontroleerd?
6
Hoe is de procedure van dergelijke controles in Oekraïne?
De oorzaak van de besmetting blijkt te liggen in een partij biologische maïs
afkomstig uit de Oekraïne die rond 10 december 2009 in Nederland is ingevoerd.
Bij de uitvoer van veevoer uit de Oekraïne zijn meerdere overheidsinspectiediensten
van de Oekraïne betrokken. De Staats Quarantaine Inspectiedienst
controleert de afwezigheid van plantenziekten, de Inspectiedienst van Kwaliteit
Agrarische producten controleert de kwaliteit en de Veterinaire Staats Commissie
controleert op de afwezigheid van schadelijke stoffen.
Hiertoe worden telkens monsters genomen van de betrokken partij. De kans dat
agrarische producten verontreinigd zijn met dioxine wordt door de Oekraïense
autoriteit beschouwd als minimaal. Om die reden is de betrokken partij door de
Oekraïense Inspectiediensten niet getest op de aanwezigheid van dioxine.
Ten aanzien van de Nederlandse overheidscontrole bij invoer van grondstoffen kan
gemeld worden dat alle diervoeders uit derde landen voor een documentcontrole
dienen te worden aangemeld bij de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Te
importeren partijen diervoeders worden vervolgens door de VWA steekproefsgewijs
bemonsterd. Deze controle vindt plaats op basis van een risicobeoordeling.
Deze risicobeoordeling is gebaseerd op historische gegevens en op basis van de
kennis omtrent de productie van veevoeders. Tot nu toe was er op basis van deze
risiscobeoordeling geen reden voor de VWA maïs te bemonsteren en te analyseren
op dioxine.
Het importerende bedrijf heeft deze maïs bemonsterd en bij een privaat
laboratorium laten onderzoeken op dioxine. De analyseresultaten van dit monster
gaven geen overschrijding van de wettelijke norm te zien. Uitgaande van het
feit dat deze maïs voldeed aan de wettelijke norm, is deze maïs door het
importerende bedrijf verhandeld en vervolgens in verschillende mengvoederbedrijven
verwerkt tot diervoeder. Achteraf blijkt door onderzoek van het RIKILT
dat deze maïs een overschrijding van drie maal de wettelijke norm aan dioxine
bevat. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de gebruikte analysemethode
van het private laboratorium niet gevoelig genoeg was. Het private
laboratorium had de gebruikte screeningsmethode niet geaccrediteerd en was
daarmee ook niet verplicht deel te nemen aan Europese ringtesten. Mogelijk ligt
hier de oorzaak van de valse negatieve screeningsuitslag. De VWA is, in
samenwerking met het RIKILT, hiernaar een onderzoek gestart.
Dioxine wordt niet gezien als een gevaar dat veelvuldig voorkomt bij maïs. Om die
reden hebben de ontvangende mengvoederbedrijven deze partij maïs verder niet
in hun steekproef voor bemonstering meegenomen. De relatief geringe overschrijding
van de dioxinenorm in legpluimveevoer heeft vervolgens geleid tot een
overschrijding van de dioxinenorm in eieren. De overschrijding van de dioxinenorm
in de eieren is vervolgens eind april aangetoond in een monster dat
genomen was in het kader van een dioxinemonitoringsprogramma van de VWA.
Op basis hiervan is gekeken naar de mogelijke bron van deze besmetting. Dat
bleek de bewuste partij maïs te zijn die was geïmporteerd uit de Oekraïne. Op dat
moment was het bewuste veevoeder al verspreid over meerdere veehouderijbedrijven.
Wat is de oorzaak van de aanwezigheid van dioxine in het voer? Hebt u
aanwijzingen waar dit vandaan komt?
Op basis van de analyseresultaten zijn er aanwijzingen dat de aanwezigheid van
de dioxine in de biologische maïs veroorzaakt, is door een droogproces. Het is aan
de Oekraïense autoriteiten om hierover zekerheid te geven. Zij zijn hiertoe door
de Europese Commissie opgeroepen.
7
Kunt u, aangezien de partij veevoer bestaat uit 2500 ton, waarvan 600 ton is
ontvangen door een Lochemse coöperatie, opheldering geven waar de andere
1900 ton is gebleven?
De gehele partij is door de VWA getraceerd en in kaart gebracht. Duizend ton is
via een Nederlandse handelaar aan bedrijven in Duitsland geleverd. De andere
1500 ton (waaronder de bovengenoemde 600 ton) is door een Nederlandse
handelaar aan totaal vijf mengvoederbedrijven geleverd.
8
Waarom wordt er biologisch veevoer uit de Oekraïne geïmporteerd?
In Nederland is de productie van veevoer ontoereikend voor de behoefte van met
name pluimvee en varkens. Voorheen kwam veel veevoer uit Duitsland, maar
sinds misoogsten in 2007 en de sterke groei van de sector is dit meer verlegd
naar andere landen, waaronder de Oekraïne. De biologische dierlijke sector is zich
bewust van het feit dat import uit landen die nog geen lange traditie hebben in
biologische productie, meer risico's met zich mee kan brengen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit