Promotieonderzoek ontkracht gangbare opvattingen over effecten sociaal-economisch gemengde buurten
De samenstelling van de buurt speelt geen rol bij het creëren van sociale relaties tussen kansarme en kansrijke mensen. Dat zet vraagtekens bij het mengingsbeleid van gemeenten. Tot deze conclusies komt Gwen van Eijk, die op vrijdag 4 juni promoveert bij Onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft.
Vogelaarwijken en achterstandsbuurten
Beleidsmakers doen hun best om Vogelaarwijken en achterstandsbuurten in het algemeen meer gemengd te maken. Om dit te bereiken wordt geprobeerd een stedelijke middenklasse te verleiden zich in deze buurten te vestigen. De verwachting is dat sociaal-economische menging leidt tot meer sociale relaties tussen kansarme en kansrijkere bewoners. De conclusies van Van Eijk gaan lijnrecht tegen deze gangbare opvatting in en laten zien waarom deze overbruggende relaties in de praktijk niet tot stand komen.
Stedelijke middenklassers in gemengde buurt
Relaties tussen arm en rijk zouden kansarme bewoners meer mogelijkheden bieden om te stijgen op de sociale ladder. Van Eijk laat in haar proefschrift echter zien dat een gemengde buurt niet vanzelfsprekend tot meer ontmoetingskansen leidt. Ook wanneer stedelijke middenklassers kiezen voor een gemengde buurt heeft dat weinig praktische betekenis heeft omdat zij niet méér relaties met kansarme medebewoners aangaan. Kortom, je wordt er als kansarme niet beter van als je buren een goede baan hebben en een actief sociaal leven leiden.
Overbruggende relaties
Van Eijk gaat in op actuele stadssociologische debatten over armoedeconcentratie, multi-etnische buurten, herstructurering en mengingsbeleid ('gentrification') en sociaal kapitaal. Zij heeft empirisch onderzoek gedaan naar de persoonlijke netwerken van bewoners van een rijke, een arme en een gemengde buurt in Rotterdam. Daaruit blijkt dat bewoners van een gemengde buurt zowel binnen als buiten hun buurt niet méér overbruggende relaties hebben dan bewoners van een rijke of arme buurt.
Beter netwerk door scholing, werk en vereniging
Een gemengde buurt zorgt er dus niet voor dat de kansarme bewoner een waardevol netwerk kan opbouwen. Dit zet vraagtekens bij het mengingsbeleid van Rijk en gemeenten. Volgens Van Eijk kunnen beleidsmakers hun aandacht beter richten op scholing, werk en verenigingen waar deze netwerken wel worden opgebouwd.
Gwen van Eijk, 2010, "Unequal networks. Spatial segregation, relationships and inequality in the city " ISBN 978-160750-555-6
(Ongelijke netwerken. Ruimtelijke segregatie, relaties en ongelijkheid in de stad).
Noot aan de redactie/
Technische Universiteit Delft