Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake beantwoording vragen van het lid Peters over de gewelddadige Israëlische inname van de humanitaire vloot voor Gaza

Kamerbrief | 3 juni 2010

Graag bied ik u hierbij antwoorden aan op twee van de schriftelijke vragen gesteld door het lid Peters over de gewelddadige Israëlische inname van de humanitaire vloot voor Gaza. Deze vragen werden ingezonden op 2 juni 2010 met kenmerk 2010Z09056. In het licht van het verzoek in vraag 9, beantwoord ik hierbij vraag 1 en 8. De antwoorden op de overige vragen zal ik betrekken bij de beantwoording van de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Van Dam (ingezonden 2 juni 2010, kenmerk 2010Z09048).

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Peters (Groen Links) over de gewelddadige Israëlische inname van de humanitaire vloot voor Gaza.

Vraag 1

Bent u bereid alsnog antwoord te geven op de nog onbeantwoorde vraag 4 van mijn schriftelijke vragen ingezonden op 27 mei jl., luidende: Deelt u de mening dat het aanbod van Israël om de producten via een reguliere grensovergang Gaza binnen te brengen onvoldoende en ongeloofwaardig is, omdat Israël tegelijkertijd via die grensovergangen veel te weinig humanitaire goederen toelaat waardoor de bevolking van Gaza al jarenlang in schrijnende omstandigheden leeft ^^1 ?

^

^Antwoord

^Ik zie geen aanleiding om het aanbod van Israël om vervoer van de hulpgoederen via een Israëlische haven en een reguliere grensovergang toe te staan te kwalificeren als ongeloofwaardig. Er bestaat geen meningsverschil over het feit dat Israël onvoldoende humanitaire hulpgoederen toelaat; de afgelopen maanden was terzake enige vooruitgang waar te nemen, maar er is veel meer nodig, aldus ook de VN. Daarom blijf ik van mening dat Israël moet overgaan tot onvoorwaardelijke openstelling van de Gazaanse grensovergangen voor humanitaire hulp en ook dat het normaal goederen- en personenverkeer zoals voorzien in het Agreement on Movement and Access van 2005 moet toestaan. Nederland dringt daar bilateraal en in EU-verband voortdurend bij Israël op aan.

^

^Vraag 8
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dat de nakomende vloot met humanitaire goederen voor Gaza, vrije doorgang moet krijgen? Zo nee, waarom niet?

^

^Antwoord

^Nee, ik ben van mening dat Israël de bevoegdheid heeft om de toegang tot Gaza over zee te reguleren, ter bescherming van legitieme veiligheidsbelangen en binnen de grenzen van het internationaal recht. Wel meen ik dat Israël de grensovergangen moet openstellen zoals beschreven in het antwoord op de eerste vraag en dat is de Israëlische autoriteiten ook goed bekend.

^

^Ik zou alle betrokken partijen willen oproepen met grote voorzichtigheid te handelen. De spanning rondom Gaza is op dit moment zodanig dat een nieuw konvooi aanleiding kan geven tot verdere escalatie met alle mogelijke gevolgen van dien. Niemand heeft baat bij herhaling van wat in de nacht van zondag op maandag jl. gebeurde, zeker de bevolking van Gaza niet. Naast het aanbod van Israël om de goederen in Ashdod aan te landen, zou de nakomende vloot ook de mogelijkheid kunnen gebruiken om humanitaire hulp via Egypte naar Gaza te vervoeren, nu Egypte besloten heeft de grensovergang met Rafah open te stellen voor humanitaire doeleinden.

^

^Vraag 9
Bent u bereid in elk geval vraag 8 uiterlijk donderdag 3 juni te beantwoorden?

^

^Antwoord

^Ja

^1 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009-2010, nr. 2478