Centraal Bureau voor de Statistiek
Persbericht
PB10-043
Inflatie daalt naar 1,0 procent
3 juni 2010
9.30 uur
· Benzineprijs drukt inflatie
· Inflatie eurozone verder gestegen
· Inflatie eurozone aanzienlijk hoger dan in Nederland
De Nederlandse inflatie is in mei gedaald naar 1,0 procent. Dat is 0,1
procentpunt lager dan in april. Dit blijkt uit cijfers van het CBS. De inflatie in de
eurozone is daarentegen gestegen.
De daling van de inflatie komt vooral door de prijsontwikkeling van benzine.
Benzine was in mei 11,5 procent duurder dan vorig jaar. In april was dit nog
ruim 16 procent.
De Nederlandse inflatie volgens de Europees geharmoniseerde methode
(HICP) is gedaald naar 0,4 procent. Volgens de raming van Eurostat steeg de
inflatie van de eurozone in mei naar 1,6 procent. De inflatie in de eurozone is
daarmee aanzienlijk hoger dan in Nederland. In Nederland worden
aanpassingen in prijzen van gas en elektriciteit grotendeels doorgevoerd in de
maanden januari en juli. In andere landen reageren deze prijzen sneller op de
ontwikkelingen van de olieprijzen.
Grafiek: Inflatie (HICP) Nederland en de eurozone
%
5
4
3
2
ln.... 1
0
sbc.... -1
j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d j f m a m
2008 2009 2010
Nederland (HICP) eurozone
w Bron: CBS.
ww
CBS Persbericht PB10-043 pagina 1 van 5
Technische toelichting
Inflatie
De inflatie in Nederland wordt gemeten als de stijging van de
consumentenprijsindex (CPI) ten opzichte van de overeenkomstige periode in
het voorgaande jaar. De consumentenprijsindex geeft het prijsverloop weer
van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft
door de Nederlandse huishoudens.
Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex
Naast de nationale consumentenprijsindex is er ook een Europees
geharmoniseerde consumentenprijsindex (Harmonized Index of Consumer
Prices, HICP). Met de HICP is het mogelijk de inflatie tussen de lidstaten van
de Europese Unie te vergelijken. Definities, indelingen en methoden zijn
daartoe zo goed mogelijk gecoördineerd en in Europese regelgeving
vastgelegd. Er wordt een HICP berekend voor de afzonderlijke lidstaten, voor
de groep landen die de euro hebben ingevoerd (eurozone) en voor de
Europese Unie als geheel.
Verschillen nationale CPI en HICP
Het verschil tussen de inflatie volgens de nationale CPI en de HICP van
Nederland komt op dit moment vooral door de energieprijzen. In de HICP
wegen veranderingen in de energieprijzen zwaarder dan in de CPI omdat de
HICP minder productgroepen bevat. Prijsveranderingen in productgroepen
zoals energie hebben daardoor een groter effect. Daarnaast zijn de uitgaven
van Nederlanders in het buitenland de afgelopen maanden fors in prijs
gestegen. Dit komt wel tot uitdrukking in de nationale CPI, maar in de HICP
worden deze uitgaven uitgesloten.
Voorlopige uitkomsten
De uitkomsten over de consumentenprijsindex zijn in de regel één maand
voorlopig. Cijfers kunnen worden aangepast op grond van nagekomen
gegevens.
Meer informatie
Voor meer informatie kunt u de website van het CBS bezoeken (www.cbs.nl).
Op de website vindt u ook het conjunctuurbericht van het CBS, waarin een
samenhangend beeld wordt gegeven van de conjuncturele ontwikkeling. U
kunt zich op het conjunctuurbericht abonneren via de website (Informatie
voor/Publiek/Abonnementen).
CBS Persbericht PB10-043 pagina 2 van 5
1. Inflatie, historische reeks
Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. Jaar
In procenten
1987 -1,3 -1,2 -1,1 -1,1 -1,1 -0,8 0,1 0,2 0,2 0,1 -0,1 -0,2 -0,5
1988 0,6 0,5 0,7 0,7 0,7 0,8 1,0 0,9 0,9 0,7 1,0 1,2 0,7
1989 0,8 0,9 0,8 1,1 1,0 1,0 1,1 1,1 1,3 1,4 1,2 1,3 1,1
1990 2,2 2,3 2,3 2,2 2,3 2,3 2,4 2,4 2,7 2,9 2,8 2,6 2,5
1991 3,2 2,9 3,2 3,1 3,2 3,4 4,5 4,6 4,4 4,5 4,8 4,9 3,9
1992 4,1 4,4 4,2 4,4 4,2 4,0 3,1 3,5 3,4 3,0 2,9 2,6 3,7
1993 2,5 2,4 2,3 2,3 2,3 2,1 2,2 2,0 1,8 1,9 1,7 1,7 2,1
1994 2,4 3,0 2,9 2,8 2,9 3,0 2,7 2,6 2,7 2,8 2,5 2,6 2,7
1995 2,4 2,4 2,3 2,3 2,1 2,1 1,8 1,5 1,5 1,3 1,6 1,7 2,0
1996 1,9 1,8 2,0 2,0 2,0 1,8 2,2 1,9 2,0 2,4 2,3 2,5 2,1
1997 2,3 2,2 2,0 1,8 2,2 2,2 2,3 2,6 2,6 2,3 2,5 2,3 2,2
1998 1,8 2,2 2,3 2,4 2,0 2,2 2,0 1,7 1,7 1,9 1,7 1,7 2,0
1999 2,2 2,1 2,2 2,2 2,3 2,3 2,1 2,6 2,2 2,1 2,2 2,2 2,2
2000 2,0 2,0 1,9 2,1 2,4 2,7 2,8 2,5 2,9 3,1 3,0 2,9 2,6
2001 4,2 4,5 4,6 4,9 4,9 4,5 4,6 4,7 4,7 4,3 4,2 4,4 4,5
2002 4,0 3,8 3,6 3,6 3,3 3,4 3,4 3,3 3,3 3,2 3,1 3,1 3,4
2003 2,4 2,4 2,4 2,1 2,0 2,0 2,1 2,1 2,0 2,0 2,0 1,7 2,1
2004 1,3 1,2 1,1 1,4 1,5 1,4 1,1 1,1 1,0 1,4 1,3 1,2 1,2
2005 1,5 1,6 1,8 1,5 1,3 1,6 1,6 1,8 1,8 1,6 1,8 2,0 1,7
2006 1,3 1,1 1,0 1,2 1,2 1,3 1,3 1,4 1,1 0,9 1,0 1,1 1,1
2007 1,4 1,5 1,8 1,8 1,8 1,7 1,5 1,1 1,3 1,6 1,9 1,9 1,6
2008 2,0 2,2 2,2 2,0 2,3 2,6 3,2 3,2 3,1 2,8 2,3 1,9 2,5
2009 1,9 2,0 2,0 1,8 1,6 1,4 0,2 0,3 0,4 0,7 1,0 1,1 1,2
2010 0,8 0,8 1,0 1,1 1,0 *)
*) Voorlopige cijfers.
NB. Van jan. 1987 juli 1988: reeks werknemers met een laag inkomen 1980=100
Van aug. 1988 jan. 1994: reeks werknemers met een laag inkomen 1985=100
Van febr. 1994 sep. 1997: reeks alle huishoudens 1990=100
Van okt. 1997 dec. 2002: reeks alle huishoudens 1995=100
Van jan. 2003 dec. 2006: reeks alle huishoudens 2000=100
Vanaf jan. 2007: reeks alle huishoudens 2006=100
Bron: CBS
2. Prijsstijging en bijdrage aan inflatie van enkele artikelgroepen
2010
weging 2007 2008 2009 Jan Feb Mrt Apr Mei*
Prijsstijging ten opzichte van een jaar eerder %
0 Totaal bestedingen 100,0 1,6 2,5 1,2 0,8 0,8 1,0 1,1 1,0
1 Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken 11,3 1,0 5,6 1,1 -2,0 -1,4 -1,4 -1,0 -1,1
2 Alcoholhoudende dranken en tabak 3,0 1,9 4,8 8,5 2,3 2,2 2,2 3,2 3,8
3 Kleding en schoeisel 4,8 1,2 0,3 -0,5 1,5 -1,1 -0,6 -0,7 -0,5
4 Huisvesting, water en energie 23,9 2,6 2,1 1,8 -1,8 -1,8 -1,7 -1,4 -1,8
5 Stoffering, huishoudelijke apparaten 6,5 1,2 2,1 2,4 1,7 1,5 1,1 0,7 0,5
6 Gezondheid 1,2 1,2 0,3 1,0 1,7 1,9 1,8 1,8 1,5
7 Vervoer 10,8 1,8 3,9 -2,1 5,8 4,9 6,5 7,0 5,1
8 Communicatie 3,7 -2,8 -4,1 -1,9 -2,5 1,2 1,6 1,5 2,0
9 Recreatie en cultuur 10,8 -0,7 -1,3 0,5 1,0 1,1 1,5 0,9 1,1
10 Onderwijs 0,1 -1,4 2,2 1,3 1,0 1,4 1,1 1,4 1,4
11 Hotels, cafés en restaurants 4,7 3,5 4,2 3,9 3,3 2,7 3,1 2,0 2,7
12 Diverse goederen en diensten 11,3 2,9 3,8 2,5 1,9 1,7 1,7 1,6 # 1,8
13 Consumptiegebonden belastingen en overheidsd. 3,4 2,9 4,2 4,0 3,9 3,9 3,9 3,8 3,8
14 Consumptie in het buitenland 4,6 2,3 4,8 -1,8 2,0 2,8 2,2 4,0 3,9
Bijdrage aan de inflatie procentpunt
0 Totaal bestedingen 100,0 1,6 2,5 1,2 0,8 0,8 1,0 1,1 1,0
1 Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken 11,3 0,1 0,6 0,1 -0,2 -0,1 -0,2 -0,1 -0,1
2 Alcoholhoudende dranken en tabak 3,0 0,1 0,1 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
3 Kleding en schoeisel 4,8 0,1 0,0 0,0 0,1 -0,1 0,0 -0,1 0,0
4 Huisvesting, water en energie 23,9 0,6 0,5 0,4 -0,5 -0,4 -0,4 -0,3 -0,4
5 Stoffering, huishoudelijke apparaten 6,5 0,1 0,1 0,2 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0
6 Gezondheid 1,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
7 Vervoer 10,8 0,2 0,4 -0,2 0,6 0,5 0,7 0,7 0,5
8 Communicatie 3,7 -0,1 -0,2 -0,1 -0,1 0,0 0,1 0,1 0,1
9 Recreatie en cultuur 10,8 -0,1 -0,1 0,1 0,1 0,1 0,2 0,1 0,1
10 Onderwijs 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
11 Hotels, cafés en restaurants 4,7 0,2 0,2 0,2 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1
12 Diverse goederen en diensten 11,3 0,3 0,4 0,3 0,2 0,2 0,2 0,2 # 0,2
13 Consumptiegebonden belastingen en overheidsd. 3,4 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
14 Consumptie in het buitenland 4,6 0,1 0,2 -0,1 0,1 0,1 0,1 0,2 0,2
*) Voorlopige cijfers.
# Bijgestelde cijfers.
Bron: CBS
CBS Persbericht PB10-043 pagina 3 van 5
3. Procentuele veranderingen t.o.v. de overeenkomstige periode uit het voorgaande jaar
Nationale CPI Nederland Geharmoniseerde index (HICP)
Alle Alle Nederland Eurozone Europese
huishoudens huishoudens Unie
afgeleid 1)
jaargemiddelden
1997 2,2 2,0 1,9 1,6 1,7
1998 2,0 1,7 1,8 1,1 1,3
1999 2,2 1,7 2,0 1,1 1,2
2000 2,6 2,2 2,3 2,1 1,9
2001 4,5 3,6 5,1 2,3 2,2
2002 3,4 3,4 3,9 2,2 2,1
2003 2,1 1,9 2,2 2,1 2,0
2004 1,2 0,9 1,4 2,1 2,0
2005 1,7 1,4 1,5 2,2 2,2
2006 1,1 1,5 1,7 2,2 2,2
2007 1,6 1,5 1,6 2,1 2,3
2008 2,5 2,2 2,2 3,3 3,7
2009 1,2 0,9 1,0 0,3 1,0
maanden
2008 januari 2,0 1,9 1,8 3,2 3,4
februari 2,2 2,1 2,0 3,3 3,5
maart 2,2 2,0 1,9 3,6 3,8
april 2,0 1,9 1,7 3,3 3,6
mei 2,3 2,1 2,1 3,7 4,0
juni 2,6 2,4 2,3 4,0 4,3
juli 3,2 2,9 3,0 4,0 4,4
augustus 3,2 3,0 3,0 3,8 4,3
september 3,1 2,8 2,8 3,6 4,2
oktober 2,8 2,5 2,5 3,2 3,7
november 2,3 1,8 1,9 2,1 2,8
december 1,9 1,5 1,7 1,6 2,2
2009 januari 1,9 1,4 1,7 1,1 1,8
februari 2,0 1,5 1,9 1,2 1,8
maart 2,0 1,5 1,8 0,6 1,3
april 1,8 1,4 1,8 0,6 1,3
mei 1,6 1,2 1,5 0,0 0,8
juni 1,4 1,1 1,4 -0,1 0,6
juli 0,2 -0,1 -0,1 -0,6 # 0,2
augustus 0,3 0,0 -0,1 -0,2 0,6
september 0,4 0,1 0,0 -0,3 0,3
oktober 0,7 0,4 0,4 -0,1 0,5
november 1,0 0,8 0,7 0,5 1,0
december 1,1 1,0 0,7 0,9 1,5
2010 januari 0,8 0,7 0,4 1,0 1,7
februari 0,8 0,7 0,3 0,9 1,5
maart 1,0 0,8 0,7 1,4 1,9
april 1,1 0,9 0,6 1,5 *) 2,0 *)
mei 1,0 *) 0,7 *) 0,4 *) 1,6 *)
1) In de afgeleide consumentenprijsindices van het CBS is het effect van veranderingen in de tarieven van de consumptie-
gebonden belastingen en subsidies uit de prijsontwikkeling geëlimineerd. Enkele voorbeelden zijn BTW en accijns,
motorrijtuigenbelasting, hondenbelasting, maar ook subsidies op milieuvriendelijke producten.
*) Voorlopige cijfers.
# Gecorrigeerd door Eurostat.
Bron: CBS/Eurostat
CBS Persbericht PB10-043 pagina 4 van 5
4. Verandering consumentenprijsindex alle huishoudens (2006 = 100) naar artikelgroep
Artikelgroep Weging Mutatie in % mei '10 *) t.o.v. Bijdrage aan inflatie in %-punt
% apr '10 mei '09 apr '10 mei '10 *)
0 Totaal bestedingen 100,0 0,0 1,0 1,1 1,0
1 Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken 11,3 -0,5 -1,1 -0,1 -0,1
Voedingsmiddelen 10,3 -0,5 -0,9 -0,1 -0,1
Brood en graanproducten 2,2 0,1 -0,5 0,0 0,0
Vlees 2,1 0,1 -1,1 0,0 0,0
Vis, schaal- en schelpdieren 0,4 -0,8 -0,9 0,0 0,0
Melk, kaas en eieren 1,5 -0,3 -2,3 0,0 0,0
Oliën en vetten 0,2 -1,4 -3,5 0,0 0,0
Fruit 0,8 0,7 0,1 0,0 0,0
Groenten en aardappelen 1,1 -4,7 0,7 0,0 0,0
Suiker, zoetwaren en ijs 0,9 0,5 -1,2 0,0 0,0
Overige voedingsmiddelen 1,1 -0,1 -0,9 0,0 0,0
Alcoholvrije dranken 1,0 -0,2 -3,0 0,0 0,0
Koffie, thee en cacao 0,3 -0,1 -4,3 0,0 0,0
Mineraalwater, frisdranken en sappen 0,6 -0,2 -2,4 0,0 0,0
2 Alcoholhoudende dranken en tabak 3,0 0,8 3,8 0,1 0,1
Alcoholhoudende dranken 1,1 0,2 0,4 0,0 0,0
Tabak 1,8 1,2 6,0 0,1 0,1
3 Kleding en schoeisel 4,8 -1,0 -0,5 -0,1 0,0
Kleding en kledingstoffen 4,0 -1,2 -0,6 0,0 0,0
Schoeisel en schoenreparaties 0,8 0,0 0,3 0,0 0,0
4 Huisvesting, water en energie 23,9 -0,2 -1,8 -0,3 -0,4
Werkelijke huur 6,0 0,0 2,8 0,2 0,2
Toegerekende huur eigen woning 10,4 0,0 2,8 0,3 0,3
Onderhoud en reparatie van de woning 1,4 -1,2 -1,7 0,0 0,0
Watervoorziening en overige diensten i.v.m. de woning 1,3 0,0 2,4 0,0 0,0
Energie 4,7 -0,7 -16,1 -0,8 -0,9
5 Stoffering, huishoudelijke apparaten 6,5 -0,1 0,5 0,0 0,0
Meubelen en vloerbedekking 2,6 -0,3 -0,9 0,0 0,0
Huishoudtextiel 0,5 0,3 2,6 0,0 0,0
Huishoudelijke apparatuur incl. reparatie 0,8 -0,3 0,1 0,0 0,0
Vaat- en glaswerk en huishoudelijke artikelen 0,6 0,3 3,3 0,0 0,0
Gereedschappen en werktuigen voor huis en tuin 0,4 -0,5 2,3 0,0 0,0
Dagelijks woningonderhoud 1,6 -0,1 1,1 0,0 0,0
6 Gezondheid 1,2 -0,2 1,5 0,0 0,0
7 Vervoer 10,8 -0,4 5,1 0,7 0,5
Aankoop voertuigen 2,4 0,0 -0,1 0,0 0,0
Gebruik van privé-voertuigen, w.o. autobrandstoffen 6,5 -0,2 8,3 0,6 0,5
Vervoersdiensten 1,8 -1,7 1,3 0,1 0,0
8 Communicatie 3,7 0,5 2,0 0,1 0,1
9 Recreatie en cultuur 10,8 0,5 1,1 0,1 0,1
Audio en video, computers en software 2,0 -0,9 -4,3 -0,1 -0,1
Duurzame goederen voor recreatie en cultuur 0,5 -0,3 1,1 0,0 0,0
Spelartikelen, bloemen, planten en huisdieren 2,1 2,6 0,4 0,0 0,0
Recreatieve en culturele dienstverlening 3,0 -0,1 2,6 0,1 0,1
Boeken, kranten, tijdschriften en schrijfwaren 1,7 0,9 2,5 0,0 0,0
Pakketreizen 1,6 0,0 3,9 0,1 0,1
10 Onderwijs 0,1 0,0 1,4 0,0 0,0
11 Hotels, cafés en restaurants 4,7 0,8 2,7 0,1 0,1
Restaurants, cafés en kantines 4,3 0,2 2,7 0,1 0,1
Accommodatie 0,4 6,6 2,5 0,0 0,0
12 Diverse goederen en diensten 11,3 0,1 1,8 0,2 # 0,2
Lichaamsverzorging 2,3 -0,1 1,4 0,0 0,0
Artikelen voor persoonlijk gebruik, n.e.g. 0,8 1,0 3,3 0,0 0,0
Sociale bescherming (w.o. kinderopvang, thuiszorg) 1,6 -0,1 1,0 0,0 0,0
Verzekering 3,4 0,2 1,7 0,0 0,1
Financiële diensten 1,1 -0,3 1,4 0,0 0,0
Andere diensten n.e.g. 2,1 0,2 2,5 0,0 0,1
13 Consumptiegebonden belastingen en overheidsd. 3,4 0,0 3,8 0,1 0,1
Consumptiegebonden belastingen 2,7 0,0 4,2 0,1 0,1
Overheidsdiensten, w.o. college- en lesgeld VO 0,8 0,0 2,7 0,0 0,0
14 Consumptie in het buitenland 4,6 0,9 3,9 0,2 0,2
*) Voorlopige cijfers.
# Bijgesteld cijfer.
Bron: CBS
CBS Persbericht PB10-043 pagina 5 van 5
---- --