Persbericht
Rijksuniversiteit Groningen / nummer 83 / 26 mei 2010
Pubermeisjes stressgevoeliger dan jongens
Meisjes kunnen minder goed tegen stress dan jongens: na stressvolle gebeurtenissen hebben meisjes vaker last van depressieve gevoelens. Ook reageren meisjes van wie de ouders ooit depressieve klachten hebben gehad anders op stress dan jongens. Dat ontdekte onderzoekster Esther Bouma van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Op 2 juni 2010 promoveert ze op dit onderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Tijdens de puberteit neemt het aantal depressieve klachten toe, vooral bij meisjes. Een van de belangrijkste risicofactoren voor het ontwikkelen van depressies is sociale stress, al wordt niet iedereen depressief van stress. Esther Bouma ging na welke factoren bepalen waarom sommige jongeren depressief worden na het meemaken van psychosociale stress en andere niet.
Stressmeting
Om te onderzoeken hoe jongens en meisjes lichamelijk reageren op stress liet Bouma een groep van 715 zestienjarigen een stresstaak uitvoeren. De jongeren kregen de opdracht om in zeven minuten een korte presentatie voor te bereiden over hun leven. Deze presentatie werd vervolgens vastgelegd op film en de deelnemers kregen voorgespiegeld dat hun verhaal, houding en presentatiewijze beoordeeld zouden worden door leeftijdsgenoten. Ook werd de jongeren gevraagd om onder tijdsdruk hardop moeilijke rekensommen uit te voeren. Voor, tijdens en na beide taken werd het stresshormoon cortisol in het speeksel gemeten.
Minder stresshormonen bij meisjes
Bouma ontdekte dat meisjes anders op stress reageren dan jongens. Zo bevatte het speeksel van de meisjes een minder hoge cortisolconcentratie dan dat van de jongens. Bij de meisjes bleken verschillen te bestaan tussen meisjes die niet aan de pil waren en pilgebruiksters. Bij de pilgebruiksters werd zelfs helemaal geen cortisolreactie gemeten. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de hormonen in de pil de activatie van het stress-systeem beïnvloeden. Ondanks de lichamelijke reactieverschillen bestond er geen verschil in de hoeveelheid stress die de jongens en meisjes zelf aangaven te ervaren.
Reactie op stress genetisch bepaald
Verschillen in hormoonhuishouding tussen jongens en meisjes kunnen mogelijk ook een ander opvallend verschil tussen de seksen verklaren: genetische risicofactoren voor depressie komen in de puberteit namelijk sterker naar voren bij meisjes dan bij jongens. Zo hadden meisjes van wie de ouders ooit depressieve klachten hebben gehad een lagere cortisolreactie tijdens de stresstaak dan meisjes van wie de ouders geen klachten hadden. Hoe we reageren op stress lijkt dus deels erfelijk bepaald.
Het TRAILS-onderzoek
Bouma verrichtte haar onderzoek in het kader van TRAILS (TRacking Adolescents' Individual Lives Survey), een groot, langlopend onderzoek naar de geestelijke, lichamelijke en sociale ontwikkeling van ongeveer 2.500 jongeren in Noord-Nederland. De jongeren zijn inmiddels zo'n 18 jaar oud en hebben tussen hun tiende en negentiende jaar vier keer meegewerkt aan verschillende metingen. Bouma's onderzoek naar het verband tussen stress, geslacht, genetisch profiel en depressie is gebaseerd op de derde meting, uitgevoerd rond 2007.
Curriculum vitae
Esther Bouma (Haarlem, 1976) studeerde biologie aan de Rijksuniveriteit Groningen. Ze verrichtte haar onderzoek bij het Interdisciplinair Centrum voor Psychiatrische Epidemiologie (ICPE) van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door een subsidie van NWO. Bouma promoveert tot doctor in de medische wetenschappen bij prof.dr. A.J. Oldehinkel. De titel van haar proefschrift luidt: The sensitive sex. Depressive symptoms in adolescence and the role of gender, genes and physiological stress responses. Bouma werkt nu als postdoc-onderzoeker aan de afdeling Psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Groningen.
Rijksuniversiteit Groningen