Gemeente Utrecht

2010 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
56 Vragen van mevrouw G.A. Oskam
(ingekomen 20 april 2010
en antwoorden door het college verzonden op 1 juni 2010)

De drie sportverenigingen die huizen op Sportpark Fletiomare - Oost (PVCV, Fiducia en HV Eendracht) zijn bezig om samen met de gemeente een gezamenlijk kleedkamer- en kantinecomplex te ontwikkelen. Bij het samenstellen van het Programma van Eisen kwam naar voren dat als de gemeente kleedkamers in eigen beheer bouwt voor buitensporten, deze worden opgeleverd ZONDER verwarming en warm stromend water. Dit betekent in de praktijk dat de verenigingen dus opdraaien voor die kosten. Bij de zaalsporten zou dit niet het geval zijn.

Verder zou het zo zijn dat indien de verenigingen zelf de verwarming zouden aanleggen en radiatoren zouden plaatsen, het eigendom daarvan zou vervallen aan de gemeente omdat het "nagelvast".


1. D66 wil u hierover de volgende vragen stellen:


2. Klopt deze informatie? Zo ja, welke logica zit hierachter?

Ja. Kleedkamers bij Sportparken in de gemeente Utrecht zijn standaard niet voorzien van verwarming en een installatie voor warmwater. Deze beleidslijn bestaat al langere tijd, is historisch gegroeid en wel om de volgende reden. Het blijkt dat de wensen van verenigingen op dit punt zeer uiteen lopen. Een standaard is daar niet voor af te spreken. Daarom is besloten deze voorzieningen niet aan te brengen en ook niet te verrekenen in de huur voor een sportveld (huur kleedkamer is daarbij inbegrepen). Verenigingen kunnen dan een installatie naar eigen inzicht aan (laten) brengen en de kosten voor aanleg en gebruik zelf in de hand houden.

Voor binnensportaccommodaties geldt dit niet omdat deze in het algemeen voor meerdere sporten en door meerdere verenigingen gebruikt worden. Deze regeling is dan ook niet toepasbaar.
3. Bent u het met D66 eens dat hoe dan ook deze formele regels een ongewenst vertragend en hinderlijk effect hebben op de realisatie van een nieuw kleedkamer- en kantinecomplex op Fletiomare - Oost?

Ja, bij complexe bouwprojecten is dat het geval. De huidige tijd van beperkte ruimte en compactere sportparken noodzaakt vaak tot bouwen in meerdere bouwlagen met een combinatie van clubhuis (eigendom vereniging) en kleedkamers (eigendom gemeente). Daardoor lopen installaties "door elkaar" en is deze scheiding in eigendom lastig te realiseren. Verder trachten sportverenigingen en de gemeente de realisatie ook juridisch gezien steeds beter te regelen. Dat betekent dat ook de opstallen gescheiden moeten worden (er ontstaan Verenigingen van Eigenaren) en dan speelt het feit dat installaties lastig te splitsen zijn een vertragende rol.
4. Hoe wilt u dit probleem oplossen in samenspraak met de drie sportverenigingen?

Op dit moment wordt samen met de betrokken drie verenigingen een model uitgewerkt waarbij de principes van de traditionele eigendomsverhouding zoveel als mogelijk in stand worden gehouden en tegelijkertijd een praktische en juridisch sluitende situatie ontstaat die bouw in meerdere bouwlagen met verschillende eigenaren mogelijk maakt. Dat kan dan vervolgens als model dienen voor toekomstige bouwprojecten.

---- --