maker in auteursrecht
Sterkere positie natuurlijke maker in auteursrecht
Persbericht | 01-06-2010
Minister Hirsch Ballin van Justitie heeft het voorontwerp
auteurscontractenrecht openbaar gemaakt. In dit conceptwetsvoorstel
wordt de positie van auteurs en uitvoerend kunstenaars, zoals
schrijvers, zangers en componisten, ten opzichte van een exploitant
versterkt. Er wordt onder andere voorgesteld om hun de mogelijkheid te
bieden na verloop van tijd opnieuw te beslissen over de exploitatie van
hun werken. De bijzondere band tussen de maker en zijn werk wordt
sterker benadrukt door het auteursrecht pas ná zijn overlijden
overdraagbaar te maken. Belanghebbenden en belangstellenden kunnen
gedurende drie maanden commentaar geven op het voorontwerp.
Het auteurscontractenrecht regelt de manier waarop een maker van een
auteursrechtelijk beschermd werk exploitatiebevoegdheid verleent aan
een derde (de exploitant). Het kabinet hecht eraan dat in het
auteursrechtbeleid de positie van de natuurlijke maker versterkt wordt,
omdat door de toenemende mediaconcentratie auteurs en uitvoerend
kunstenaars zich in veel gevallen in een structureel zwakkere
onderhandelingsituatie bevinden. Het voorontwerp bevat daarom
maatregelen die de positie van de natuurlijke maker versterken ten
opzichte van de exploitant.
Voorgesteld wordt om in artikel 2 van de Auteurswet te regelen dat het
auteursrecht in beginsel pas na overlijden van de maker vatbaar is voor
overdracht. Wanneer het auteursrecht bij leven wordt overgedragen, komt
de bescherming die het auteursrecht biedt in beginsel niet langer ten
goede aan de maker, maar aan degene die de rechten van de maker
overgedragen heeft gekregen. Door onoverdraagbaarheid als uitgangspunt
te nemen wordt echter de bijzondere band tussen maker en zijn werk
benadrukt. In het voorontwerp wordt voorts voorgesteld om de maker op
een laagdrempelige manier in staat te stellen meer invloed uit te
oefenen op de wijze waarop zijn werk wordt geëxploiteerd. Die
zeggenschap verkrijgt hij door hem periodiek de mogelijkheid te bieden
de exploitatieovereenkomst te beëindigen, bijvoorbeeld indien hij het
niet eens is met de wijze waarop of de voorwaarden waaronder door de
exploitant wordt geëxploiteerd of als er nieuwe exploitanten opstaan.
Dit wordt gerealiseerd via licentieverlening. Door te bepalen dat de
exclusieve licentie die voor een periode van meer dan vijf jaar wordt
aangegaan, opzegbaar is voor de maker tegen elke vijfde jaar in die
periode, wordt de maker in staat gesteld gedurende de exploitatie te
bezien of hij de overeenkomst wenst voort te zetten. Omdat de maker de
overeenkomst na verloop van tijd kan opzeggen, worden exploitanten
zoals uitgeverijen en platenmaatschappijen gestimuleerd makers aan zich
te binden door hun exploitatiemodellen efficient en innovatief te
houden. Met name in de digitale wereld is dit een voorwaarde voor een
breed en aantrekkelijk legaal aanbod van films, muziek en e-boeken.
Andere zaken die in het voorontwerp worden geregeld, betreffen onder
andere de invoering van het wettelijk recht van de maker op een
billijke vergoeding bij een exclusieve licentie, de invoering van de
disproportionaliteitsregel (de maker kan de rechter verzoeken de
vergoeding te verhogen indien deze ernstig onevenredig is aan de
opbrengst van de exploitatie van het werk) en de invoering van de non
ususregel (ontbinding van de licentieovereenkomst is mogelijk indien de
exploitant het auteursrecht niet of onvoldoende exploiteert).
Het voorontwerp is beschikbaar via www.internetconsultatie.nl . In de
periode van 1 juni 2010 tot 1 september 2010 kan commentaar worden
gegeven op het conceptwetsvoorstel.
Ministerie van Justitie