De Pont stichting, Tilburg
Werner Moonen
projectzaal
29 mei tm 18 juli 2010
beeldbank voor de pers
Arnolfini
De tentoonstelling met tekeningen van Werner Moonen in de projectzaal
van De Pont is een hommage aan deze Tilburgse kunstenaar, ter
gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. In de jaren '60 maakte
Moonen naam als een fijnzinnig graficus, die vaak experimenteerde met
bijzondere technieken. Vanaf het midden van de jaren '80 kregen de
schilder- en tekenkunst een steeds belangrijker plek in zijn oeuvre.
Ook hield hij zich bezig met fotografie, die hij `opnieuw uitvond'
met zijn aan de Fransman Joseph Nièpce (1765-1833) ontleende methode
van de pinhole fotografie. Van 1982 tot 2000 was Moonen docent aan de
Academie St. Joost in Breda. Daar gaf hij onder meer les aan Marc
Mulders, Reinoud van Vught en Rob Birza, kunstenaars van wie De Pont
werken in de collectie heeft.
De tekeningen van Werner Moonen zou je eigenlijk moeten bekijken op de
plek waar vele ervan zijn ontstaan; op de hoek van de eettafel.
Bladerend in verjaarde wetboeken en in de door hem bij antiquariaten
op de kop getikte kasboeken duiken ze terloops op tussen de onbewerkte
bladzijden. Die bijna achteloze presentatievorm -verspreid in een boek
en tegen de achtergrond van bedrukt papier- versterkt het karakter van
de tekeningen als intieme verkenningen. Meestal zijn ze gemaakt met
penseel in waterverf, inkt of bister, een enkele keer met balpen. Soms
blijven de intuïtieve lijnen krachtige tekens, vaak ook verdichten ze
zich tot ruimtes, een plattegrond of geabstraheerde menselijke
figuren.
Een terugkerend thema is Jan van Eycks portret van Arnolfini en zijn
jonge bruid. Moonen is al ruim vijftien jaar gefascineerd door dit uit
1434 daterende schilderij in de National Gallery in Londen. In een
groot aantal tekeningen heeft hij geprobeerd om het perspectief, de
kleur en de bedoelingen ervan te doorgronden. Soms zoomt hij in op de
figuren en verbaast zich over Arnolfini's mantel die de vorm heeft van
Duchamps flessenrek, soms ook concentreert hij zich op het sacrale
midden van de ruimte of maakt hij een achterwaartse beweging en
probeert hij de plek te bepalen waar Jan op zijn stoel zat, in het
tegenlicht van een raam. Tot je buiten bent en waarschijnlijk
zonnebloemen ziet, want als je heel goed kijkt naar het uitzicht uit
het raam, staan ze er.
De feitelijkheid waarmee Moonen Van Eycks schilderij benadert, is
geworteld in de verwondering over hoe het schilderij zich toch altijd
aan je onttrekt.
De tekeningen van Moonen gaan over de intensiteit van het maken en
kijken; over de wonderlijke wisselwerking tussen beeld en oog. Dat
proces brengt de vlekken, lijnen en kleuren tot leven en maakt ze veel
minder grijpbaar dan hun concrete aanwezigheid zou doen vermoeden.
Sprekend over zijn tekeningen zegt Moonen: `Het gaat er niet om of het
goed is, maar hoe komt het zo ver? Ik ben daar niet zeker van: het
ontstaat. Je ogen hebben veel te doen.'
voorpagina english home algemeen educatie collectie tentoonstellingen
auditorium publicaties pers e-mail
vulling vulling vulling