Datum 29 april 2010 -
Taken van het KNMI inzake het verstrekken van weerinformatie
1
Geachte voorzitter,
Tijdens het Algemeen Overleg inzake het kabinetsstandpunt over de evaluatie van
de Wet op het KNMI op 24 maart 2009 is toegezegd dat u gelijktijdig met de
indiening van de wijziging van de Wet op het KNMI een overzicht ontvangt met
publieke en private taken op het gebied van het verstrekken van weerinformatie
inclusief argumentatie. Dit is als volgt aangepakt. Het KNMI heeft een concept-
lijst opgesteld van taken die het KNMI verricht en voorbeelden van producten en
diensten, die marktpartijen leveren. Deze concept-lijst is besproken in het
Overleg Meteorologie, dat zoals aangekondigd in het kabinetsstandpunt is
ingesteld. Dit heeft geleid tot het toegezegde overzicht van de taken die het KNMI
verricht en voorbeelden van producten en diensten die de markt op de
onderscheiden gebieden levert (zie bijlage 1). In het vervolg wordt een en ander
toegelicht, waarbij ook wordt ingegaan op de opmerkingen, die de leden van het
Overleg meteorologie naar aanleiding van het overzicht hebben gemaakt.
1. Publieke taken op het gebied van verstrekking van weerinformatie
Er zijn twee redenen waarom verstrekking van weerinformatie publiek kan zijn:
1) Zelfvoorziening rijksoverheid: Ingevolge de "Aanwijzingen inzake het
verrichten van marktactiviteiten door organisaties binnen de rijksdienst" is
dienstverlening door het KNMI aan organisatieonderdelen van de
rijksoverheid aan te merken als zelfvoorziening Rijksoverheid. Het gaat hier
met name om het verstrekken van weerinformatie aan de Koninklijke
Luchtmacht en Rijkswaterstaat, die deze informatie nodig hebben voor hun
taakuitoefening.
2) Openbare orde en veiligheid: Zoals in de memorie van toelichting bij de Wet
op het KNMI is aangegeven zijn de taken van het KNMI "gericht op het
waarborgen van de veiligheid van de Nederlandse samenleving, voor zover
die wordt bepaald door meteorologische omstandigheden."
Overigens was dit principe niet in de wet doorgevoerd ten aanzien van
verstrekking van informatie aan decentrale overheden. Dat was een hiaat,
omdat activiteiten voor decentrale overheden zijn aan te merken als
marktactiviteit conform genoemde aanwijzingen en voor het verrichten van
marktactiviteiten een wettelijke grondslag vereist is. In het voorliggende
wetsvoorstel is daarom als bepaling toegevoegd dat decentrale overheden
een beroep kunnen doen op de diensten van het KNMI, indien zij van oordeel
zijn dat de openbare orde of veiligheid in het geding is. In dat geval kunnen
bestuurders besluiten de informatie van het KNMI te betrekken.
a
agina 1 van 4
P
2. Taken op het gebied van het verstrekken van weerinformatie
Datum
Uit bijlage 1 blijkt dat op een groot aantal gebieden uitsluitend private
weerbureaus actief zijn. Dit betreft de verstrekking van weerinformatie aan de Ons kenmerk
land- en tuinbouw, de energiesector, het toerisme, de industrie, de sport en de CEND/DAB-2010/261
verzekeringsmarkt. Hierna ga ik kort in op de gebieden, waarover leden van het
Overleg Meteorologie vragen hebben gesteld.
2.1 Algemeen publiek
In de wet is aan het KNMI opgedragen een algemeen weerbericht te verstrekken.
Onderdeel hiervan is alarmering bij extreme weersomstandigheden. De leden van
het Overleg Meteorologie hebben de vraag opgeworpen hoe ver het KNMI mag
gaan in de bewerking van data en de presentatie van informatie. In lijn met de
wet verstrekt het KNMI het algemeen weerbericht met alle van belang zijnde
facetten via onder meer de media en internet. Het KNMI dient terughoudend te
zijn met de bewerking van informatie en de verfraaiing van de presentatie voor
het algemene publiek en verstrekt geen doelgroepspecifieke weerberichten. Dat
zijn aspecten waar de markt zich op toelegt. Waar hierover verschillen van inzicht
zijn of dreigen kunnen deze aan de orde worden gesteld in het Overleg
Meteorologie.
2.2 Provincies, gemeenten en waterschappen
Zoals hiervoor beschreven schept het gelijktijdig met deze brief ingediende
wetsvoorstel ter wijziging van de Wet op het KNMI duidelijkheid in de verhouding
tussen het KNMI en decentrale overheden. Leden van het Overleg Meteorologie
vragen om het publieke karakter van neerslagalarmering aan waterschappen te
heroverwegen. Wat mij betreft is dit echter de essentie van wat wettelijk als
veiligheidstaak bij het KNMI is neergelegd, want het gaat om alarmering bij
extreme weersomstandigheden in het kader van de veiligheid. Regulier
weeradvies, dat niet in het teken staat van de veiligheid, moeten waterschappen
uiteraard wel van private weerbedrijven betrekken.
2.3 Evenementen
Met de voorgestelde wijziging van de Wet op het KNMI wordt duidelijkheid
geschapen over weerinformatie ten behoeve van grote evenementen. Hiermee
wordt tegemoet gekomen aan de opmerkingen die de deelnemers van het Overleg
Meteorologie hebben gemaakt. Het leveren van weerinformatie voor
publieksevenementen is een markttaak. Alleen als een bestuurder de openbare
orde en veiligheid in het geding acht en in dat kader specifieke weerinformatie
nodig heeft, kan hij zoals hiervoor beschreven de hulp inroepen van het KNMI.
2.4 Scheepvaart en havens
Algemene berichtgeving aan het publiek, zoals in de wet aan het KNMI is
opgedragen, omvat ook de scheepvaart. Een specifieke taak betreft het
verstrekken van informatie aan Rijkswaterstaat in de rol van rijkshavenmeester
van Rotterdam en Amsterdam ter onderbouwing van besluiten over het veilige
gebruik van deze havens. Bij de uitvoering van deze taak gaat het zowel om
veiligheid als om zelfvoorziening rijksoverheid. De deelnemers aan het Overleg
Meteorologie vroegen waarom er een onderscheid is gemaakt tussen Amsterdam
en Rotterdam en andere zeehavens. Het antwoord daarop is dat in de mainports
Amsterdam en Rotterdam het aantal verkeersbewegingen dusdanig is, dat de
havenmeester behoefte heeft aan specifieke weerinformatie, omdat de gevolgen
van een calamiteit in deze twee havens van een andere dimensie zijn in termen
van risico en economische schade dan in de andere zeehavens.
agina 2 van 4
P
2.5 Luchtvaartmeteorologische dienstverlening
Datum
Op 24 maart 2009 spitste het debat zich toe op de luchtvaartmeteorologie. Ook
de leden van het Overleg Meteorologie hebben hier opmerkingen over gemaakt. Ons kenmerk
Hierna wordt ingegaan op de onderwerpen, die bij het debat aan de orde waren. CEND/DAB-2010/261
2.5.1 Is de huidige taakverdeling helder?
Op grond van artikel 28 van het verdrag van Chicago heeft Nederland zich
verplicht om voor het luchtruim boven het Nederlandse grondgebied een
luchtvaartmeteorologische dienstverlener aan te wijzen. De taken op het gebied
van luchtvaartmeteorologische dienstverlening vinden hun grondslag in Annex 3
bij dit verdrag, waarin is vastgelegd welke luchtvaartmeteorologische diensten
moeten worden verleend en wat de standaards en werkwijzen zijn. In de Wet op
het KNMI is het KNMI in Nederland aangewezen als luchtvaartmeteorologische
dienstverlener. Annex 3 is geïmplementeerd in de Regeling luchtvaart-
meteorologische inlichtingen 2006. Daarmee ligt vast dat het KNMI de taken
uitvoert, zoals beschreven in Annex 3. Wat daarbuiten valt, zoals bijvoorbeeld het
in het AO genoemde strooiadvies voor de start- en landingsbanen op Schiphol, is
aan marktpartijen. Wat mij betreft is de huidige taakverdeling dus heel helder.
2.5.2 Kan luchtvaartmeteorologische dienstverlening door een gecertificeerde
private partij worden uitgevoerd?
Zoals vastgelegd in het verdrag van Chicago is een goede en stabiele
luchtvaartmeteorologische dienstverlening cruciaal om een adequaat niveau van
luchtvaartveiligheid te bewerkstelligen. Bij extreme weersomstandigheden moet
de luchtverkeersleiding in samenwerking met de meteo-adviseur onder hoge druk
een complexe afweging maken over het veilige gebruik van een luchthaven. Het
staat buiten kijf dat luchtvaartveiligheid - en luchtvaartmeteorologische
dienstverlening als onderdeel daarvan - een publiek belang vertegenwoordigt.
Zowel uw Kamer als private weerbedrijven in het Overleg Meteorologie hebben de
vraag opgeworpen in hoeverre een gecertificeerde private partij deze taak kan
uitvoeren. Ik heb daarbij drie overwegingen:
1. Zoals op 24 maart 2009 reeds aangegeven is een eventuele wisseling van
luchtvaartmeteorologische dienstverlener, zeker op een grote, windgevoelige
luchthaven als Schiphol, gecompliceerd. Zoals door LVNL bevestigd tijdens de
hoorzitting van uw Kamer in februari 2009 kost het enkele jaren om
luchtvaartmeteorologische dienstverlening op Schiphol volledig onder de knie
te krijgen, terwijl bij een overgang naar een andere dienstverlener uiteraard
vanaf de eerste dag aan alle veiligheidseisen moet worden voldaan. Overgang
naar een andere dienstverlener brengt naar verwachting aanzienlijke kosten
met zich mee. Ik vind in dat licht relevant hoe primaire gebruikers oordelen
over de prestaties van het KNMI. De LVNL en de Luchtmacht Meteorologische
Groep van Defensie hebben tijdens de hoorzitting aangegeven tevreden te
zijn over de dienstverlening door het KNMI en deze te willen continueren. Ik
vind het belangrijk dat deze partijen goed worden bediend.
2. In grote delen van de wereld en in alle Europese landen, met uitzondering van
het Verenigd Koninkrijk op sommige deelaspecten, is de luchtvaart-
meteorologische dienstverlener een publieke partij. In geen enkel Europees
land zijn er echte ontwikkelingen richting marktwerking gaande. Hoewel
private partijen op basis van de Europese gemeenschappelijke eisen voor de
verlening van luchtvaartnavigatiediensten kunnen worden gecertificeerd voor
het verlenen van deze diensten, deins ik ervoor terug om als Nederland
voorop te gaan lopen in een ontwikkeling richting marktwerking, die verder
nergens in Europa wordt ingezet.
agina 3 van 4
P
3. Tot slot zijn de ontwikkelingen in Europees verband relevant. In het kader van
Datum
de Single European Sky-regelgeving (SES) wordt in het project Functional
Airspace Block Europe Central (FABEC) gewerkt aan het tot stand brengen Ons kenmerk
van een functioneel luchtruimblok voor de Benelux, Frankrijk, Duitsland en CEND/DAB-2010/261
Zwitserland. Dit moet uiterlijk in 2012 zijn afgerond. De samenwerking tussen
deze landen en tussen de verleners van luchtverkeersdiensten zal sterk
worden geïntensiveerd, mogelijk op langere termijn uitmondend in
samenvoeging van luchtverkeersdienstverleners. Hier ligt een grote
organisatorische opgave. In het kader van de SES-regelgeving geldt voor
communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten een verplichting om die
te organiseren onder marktvoorwaarden. Voor de verlening van
luchtvaartmeteorologische diensten is een dergelijke verplichting
begrijpelijkerwijs niet opgenomen. Binnen de andere bij het project FABEC
betrokken landen zijn geen ontwikkelingen richting marktwerking. Een
eenzijdig besluit van Nederland om over te gaan naar marktwerking van
luchtvaartmeteorologische dienstverlening zou de samenwerking tussen
publieke providers bemoeilijken, omdat het uitwisselen van informatie tussen
marktpartijen en publieke partijen minder vanzelfsprekend is.
Alles overwegend leidt de combinatie van deze punten bij mij nog steeds tot de
conclusie dat ik geen voorstander ben van het op dit moment naar de markt
brengen van de onder Annex 3 van het verdrag van Chicago vallende
luchtvaartmeteorologische dienstverlening. Dit is geen keuze voor de eeuwigheid.
Periodiek moeten we met elkaar bezien wat de meest effectieve organisatievorm
is. Een logisch volgend moment om naar dit vraagstuk te kijken is na de vorming
van het Functional Airspace Block Europe Central.
2.5.3 Is in de huidige situatie zeker gesteld dat het KNMI efficiënt werkt?
Tijdens het debat is vanuit de Kamer aangedrongen op een zo effectief en
efficiënt mogelijk werkend KNMI. Ik deel dat volkomen. Het KNMI komt goed uit
de tot op heden door Eurocontrol uitgevoerde benchmarks van de kosten.
Daarnaast let de luchtvaartsector zelf goed op de kosten van
luchtvaartmeteorologische dienstverlening. Mede door deze externe druk laten
deze kosten de afgelopen jaren een dalende lijn zien. Tussen 2003 en 2008 is het
budget van het KNMI voor luchtvaartmeteorologische inlichtingen met 13%
gedaald tot 9,6 miljoen euro in 2008. Afgesproken is dat het KNMI in de periode
2010 2012 een kostenreductie van nog eens 15% realiseert. Naast kosten gaat
het natuurlijk om kwaliteit. Bij de laatste ICAO audit van het KNMI (2008) waren
daarover geen opmerkingen. Relevant is dat op basis van de SES-regelgeving per
2012 prestatiesturing moet worden ingevoerd, die zich ook uitstrekt tot de
luchtvaartmeteorologische dienstverlening. Inmiddels zijn de eerste stappen gezet
om prestatie-indicatoren te ontwikkelen, internationaal voor het FABEC en
nationaal voor LVNL en KNMI. Hiermee zal de gezonde druk op het KNMI
toenemen om goede kwaliteit tegen een zo laag mogelijke prijs te leveren.
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
ir. Camiel Eurlings
agina 4 van 4
P
Ministerie van Verkeer en Waterstaat