Gerechtshof Arnhem
OM niet-ontvankelijk in grootschalige fraudezaak
Arnhem, 29 april 2010- De rechtbank Arnhem heeft uitspraak gedaan in de
strafzaken tegen zes verdachten in het Hoefijzer-onderzoek. Onder hen
een verdachte (inmiddels: oud-) advocaat.
In verband met de geconstateerde schendingen van de regels met
betrekking tot geheimhoudersgegevens verklaart de rechtbank het
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk.
Het Hoefijzer-onderzoek betreft een verdenking van oorspronkelijk negen
verdachten van onder meer faillissementsfraude en witwassen. In het
onderzoek werden in strijd met de geldende wet- en regelgeving:
* Bankgegevens over negen derdengeldenrekeningen opgevraagd en deels
in het dossier gevoegd zonder daarbij de geheimhouder, de
rechter-commissaris of de deken te betrekken;
* Geheimhoudersstukken in beslag genomen en (deels) in het dossier
gevoegd;
* Tapgesprekken met (verdachte) geheimhouders bewaard en deels ook
bij het (proces)dossier gevoegd.
Opsporingsambtenaren hebben jarenlang kennis kunnen nemen van deze
geheimhoudersgegevens. Gelet op de stand van het onderzoek ten tijde
van het opvragen en verkrijgen van een deel van de gegevens en met name
gelet op het ontbreken van een concrete verdenking ten aanzien van een
belangrijk deel van de onderzochte ondernemingen en verdachten op dat
moment, is de rechtbank van oordeel dat niet uit te sluiten is dat de
gegevens van de derdengeldenrekeningen als sturingsinformatie zijn
gebruikt.
De rechtbank is al met al van oordeel dat de met de opsporing en
vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op
beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor tenminste met grove
veronachtzaming van de belangen van de verdachten uit het
Hoefijzer-onderzoek aan hun recht op een eerlijke behandeling van hun
strafzaak tekort is gedaan.
Aangezien de geconstateerde gang van zaken het gehele
Hoefijzer-onderzoek betreft en alle aan de terechtstaande verdachten
tenlastegelegde feiten uit het Hoefijzer-onderzoek voortkomen, ziet de
rechtbank geen aanleiding onderscheid te maken tussen de afzonderlijke
verdachten of anders te oordelen ten aanzien van afzonderlijk
tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft bij haar oordeelsvorming de
ernst van de tegen verdachte bestaande verdenkingen afgewogen tegen het
algemene belang.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.
De tekst van de overwegingen inzake de geheimhoudersproblematiek is in
de zes zaken nagenoeg gelijk, zodat wordt volstaan met publicatie van
de zaken van de oud-advocaat/geheimhouder en van één andere
verdachte. Deze uitspraken worden zo snel mogelijk gepubliceerd.
Bron: Rechtbank Arnhem
Datum actualiteit: 29 april 2010 Naar boven