Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
#Actueel Zoeken Sitemap
Sla inhoud over
Briefadvies 'De toekomst van de bestuurlijke inrichting'
Het vertrouwen in de overheid is niet altijd gebaat bij een verkleining
van de kloof tussen burger en de politiek. Nabijheid en legitimiteit
staan met elkaar op gespannen voet. Dat staat in het briefadvies dat de
RMO op verzoek van zijn collega, de Raad voor het Openbaar bestuur,
heeft geschreven. Het advies is als addendum opgenomen in het
Rob-advies Het einde van het blauwdrukdenken, dat is aangeboden aan de
voorzitter van de Eerste Kamer, dhr. R. van der Linden.
Voor meer informatie zie het briefadvies.
55
Addendum: Reactie Raad voor
maatschappelijke ontwikkeling
Aan: De voorzitter van de Raad voor het openbaar bestuur
de heer prof. drs. J. Wallage
postbus 20011
2500 EA Den Haag
Den Haag, 22 april 2010
RMO/U 210-0001
Geachte heer Wallage,
U heeft om de betrokkenheid van de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling gevraagd bij het
advies 'De toekomst van de bestuurlijke inrichting van Nederland'. Met deze brief willen wij ingaan
op deze vraag.
Legitimiteit
In de adviesaanvraag wordt een spanning geschetst tussen de schaal waarop het bestuur is
georganiseerd en de relaties tussen overheid en burger. Het begrip 'nabijheid' duidt op een
zichtbare, aanwezige, overheid en op een democratische legitimatie op een herkenbaar niveau. Daar
bij wordt verondersteld dat er tussen zichtbaarheid en legitimiteit een onmiddellijk, een rechtstreeks
verband bestaat. Wanneer de overheid en de volksvertegenwoordiging niet meer herkenbaar zijn,
door bijvoorbeeld schaalvergroting, komt de legitimiteit onder druk te staan. Zonder het als zodanig
te benoemen, staat legitimiteit daarom centraal in de adviesaanvraag. De invalshoek van onze brief
is dan ook: welke inrichtingsprincipes kunnen bijdragen aan de vergroting van legitimiteit?
Daarbij past op voorhand de kanttekening dat niet alle inrichtingsprincipes elkaar verdragen.
De overheid moet in haar optreden bijvoorbeeld voortdurend een afweging maken tussen
slagvaardigheid enerzijds en de waarborgen voor een democratisch proces en rechtsstatelijke eisen
anderzijds. Democratie, rechtsstaat en slagvaardigheid zijn alle verbonden met uiteenlopende
vormen van legitimiteit. In het geval van democratie gaat het vaak om zogenaamde 'input'
legitimiteit. Hierbij staat de vraag centraal of de bestuurlijke inrichting er toe bijdraagt dat
belangentegenstellingen op een zinvolle en democratische wijze leiden tot regelgeving en beleid. Bij
slagvaardigheid gaat het om 'output' legitimiteit waarbij de vraag centraal staat of de bestuurlijke
inrichting op redelijke termijn leidt tot de voor alle betrokkenen gewenste resultaten. Democratie en
rechtsstatelijkheid zijn bovendien verbonden met procedurele vormen van legitimiteit die steeds te
maken hebben met 'checks and balances' die aan het handelen van de overheid zijn gesteld.
56
Deze verschillende vormen van legitimiteit hebben een spanningsvolle verhouding, waarbij die
spanning als zodanig weer als een vorm van 'checks and balances' kan worden gezien. Wel kan
worden vastgesteld dat meer democratie niet per definitie te verzoenen is met meer slagvaardigheid
en omgekeerd. De huidige pleidooien voor slagkracht en doorzettingsmacht in het openbaar bestuur
laten zich niet altijd gemakkelijk verenigen met democratische en rechtsstatelijke waarborgen. Meer
democratie leidt gemakkelijk tot grotere onoverzichtelijkheid en meer stroperigheid. De verwachting
dat een bestuurlijke inrichting te vinden is die alle genoemde vormen van legitimiteit weet te
verzoenen in een duurzaam stelsel van structuren, verhoudingen en processen berust vaak op een
technocratisch misverstand. Wie legitimiteit verbindt met de bestuurlijke inrichting moet zich de
vraag stellen langs welke weg de versterking van legitimiteit moet worden bereikt en hoe aan alle
vormen van legitimiteit recht kan worden gedaan.
Afstand
De Raad meent dat de legitimiteit van de overheid niet op een onmiddellijke en vanzelfsprekende
manier samenhangt met nabijheid tussen overheid en burger. Zo is de kern van bijvoorbeeld
representatie juist dat er tussen representant en gerepresenteerde een principieel verschil
bestaat. De legitimiteit van representatie berust dan ook niet op de mate van afspiegeling
tussen het representerend orgaan en de gerepresenteerden, maar eerder op de mate waarin het
representerend orgaan gezaghebbend zijn eigen, relatief autonome positie bekleedt en de daarmee
verbonden functies uitoefent.
De afstand tussen overheid en burger is dus relevant, maar op een andere wijze dan in uw vraag
wordt verondersteld. Impliciet is de vooronderstelling dat de afstand tussen overheid en burger zo
klein mogelijk moet zijn om vertrouwen en legitimiteit te winnen. Het betekenisvolle etiket 'kloof',
dat regelmatig in de literatuur wordt gebruikt wanneer afstand wordt bedoeld, illustreert dit. De
Raad deelt deze vooronderstelling niet. De legitimiteit van de overheid is, naar mening van de Raad,
gebaseerd op gezaghebbendheid van de overheid ten opzichte van samenleving en burgers en dus
- per definitie - op afstand en onderscheid en niet op nabijheid. De meeste relaties tussen overheid
en burger zijn immers niet horizontaal, maar verticaal, ook als de overheid wordt gezien in haar de
burger dienende rol. Wanneer persoon en ambt samenvallen, wordt dit vaak zichtbaar gemaakt door
het dragen van een uniform of een toga.
Ook in een bestuurlijke relatie past een zekere afstand. De legitimiteit van openbaar bestuur is
daarom niet vanzelfsprekend gebaat bij het verkleinen van deze afstand, maar eerder bij een
betekenisvolle zichtbaarheid en acceptatie van die afstand. De Raad stelt vast dat overheid en
politiek op dit moment tot in de haarvaten van de samenleving aanwezig zijn door toegenomen
regeldichtheid, een fors uitgebreid interventierepertoire en een uitdijing van ambities en pretenties.
In het recente RMO advies 'Investeren Rondom kinderen' (2009) schetst de Raad bijvoorbeeld een
ontwikkeling in het domein van sociaal-maatschappelijke hulpverlening. Door het veranderend
belang en de soms afnemende betekenis van sociale verbanden nadert de overheid steeds dichter
de persoonlijke levenssfeer. Door de huidige focus op risico's en problemen lijkt de overheid soms
een persoonlijke relatie aan te willen gaan met gezinnen.
57
Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving door overheidshandelen lijkt op dit moment
groter dan ooit tevoren. De ambities en pretenties zijn omvangrijk en verstrekkend; het
verwachtingspatroon van de kant van burgers is uitgebreid. Tegelijkertijd stuit het optreden van de
overheid voortdurend op de tragiek van de onbedoelde gevolgen. Systemen van verantwoording
en controle breiden daardoor uit. Burgers willen voor zichzelf grote vrijheid, terwijl ze voor
hun medeburgers intensieve handhaving eisen. Dat zou wel eens een betere verklaring voor
legitimiteitsproblemen kunnen zijn dan de these van de kloof.
Rollen
Burger en overheid hebben geen eenduidige relatie tot elkaar. Het maakt een groot verschil of
de overheid optreedt in een democratische verhouding, of in een gezagsverhouding of in een
dienstverleningsperspectief. In het eerste geval is er een relatie tot een burger in zijn rol van citoyen,
in het tweede geval een relatie tot een burger als onderdaan en in het derde geval een relatie tot
een burger als cliënt. Bij al deze rollen hoort een andere afstand, een ander overheidsoptreden
en een andere set van checks en balances. In een bestuurlijke gezagsverhouding hoort de afstand
groot te zijn, in een dienstverleningsrol minder, al kan ook deze rol niet door de overheid worden
vervuld zonder gezaghebbende afstand. Bovendien lopen deze rollen ook steeds door elkaar:
de verstrekking van een paspoort raakt niet alleen de burger als cliënt, maar ook de burger als
onderdaan, zeker als zijn vingerafdruk in een centraal register wordt opgenomen, en zelfs de burger
als citoyen is in het geding vanwege het staatsburgerschap dat met het paspoort is verbonden.
Als antwoord op de erosie van legitimiteit van politiek en bestuur wordt de afstand bewust
verkleind. Ook in rollen waarin dit niet past. Als een burger wil inspreken in de gemeenteraad van
een grote gemeente krijgt deze hiervoor onmiddellijk de ruimte. Burgemeesters benadrukken
hun benaderbaarheid met de uitspraak 'dat zij op elke e-mail van burgers gelijk reageren'.
Vanzelfsprekend is responsiviteit van het bestuur een kwaliteit, en deliberatieve democratie ook.
Wanneer echter de routines, het repertoire en de symboliek uit de dienstverleningsrol worden
toegepast in een bestuurlijke of een gezagsrelatie zal op termijn de legitimiteit alleen maar verder
afnemen.
Diversiteit in vraag
Variëteit speelt ook een rol in de mate waarin burgers zelf nabijheid wensen. Lang niet alle
burgers wensen mee te praten op wijk- of buurtniveau. Niet alle burgers hebben behoefte aan een
stadskantoor om de hoek of aan een chatspreekuur met raadsleden. Wanneer het noodzakelijk
wordt, moeten zij deze ruimte echter wel krijgen. De veerkracht van de samenleving komt tot
uitdrukking in zelforganisatie en participatie op eigen initiatief. Niet alleen de mate van afstand,
maar ook de wijze waarop daar invulling aan wordt gegeven is betekenisvol. Want in welke
constellatie ook, belangrijk is wel dat de overheid gericht blijft op de burger. Zelfs bij de gezagsrelatie
mag die "betrokkenheid" niet verloren gaan.
Schaal
Het is logisch om verschillende schaalniveaus te kiezen voor de verschillende rollen van de
overheid. In de praktijk van de institutionele vormgeving is ook sprake van grote schaalvariëteit.
58
Er heeft de afgelopen decennia een ingrijpend en omvangrijk proces van bestuurlijke herinrichting
plaatsgevonden. Het huis van Thorbecke heeft veel aanbouw, verbouw en uitbouw gezien.
De democratische inbedding daarvan volgt echter nog steeds de klassieke constitutie van drie
integratieve bestuurslagen die ook nog steeds gelijkvormiger worden. Door voortdurende
herindelingen neemt de verscheidenheid in gemeentegrootte stelselmatig af. Deze opschaling is
het begrijpelijke gevolg van een toenemend ambitie- en pretentieniveau. Gecombineerd met een
toegenomen decentralisatie van taken leidt dat per saldo tot een steeds omvangrijker bereik van
overheidstaken en -interventies. Deze decentralisatie berust op het idee dat de gemeente de meest
nabije bestuurslaag is. Dat moge in fysieke zin het geval zijn, maar in termen van zichtbaarheid en
herkenbaarheid is het rijk dat natuurlijk. De decentralisatie is overigens niet gepaard gegaan met
een substantiële uitbreiding van de gemeentelijke autonomie en het gemeentelijke belastinggebied.
Vandaar dat ook tussen de bestuurslagen een steeds omvangrijker geheel van toezicht,
verantwoording en controle is ontstaan.
Aanbeveling: accepteren van complexiteit en toelaten van variëteit.
Voor een paar korte aanbevelingen grijpen wij terug naar de oorspronkelijke vraagstelling: welke
inrichtingsprincipes dragen bij aan een vergroting van legitimiteit?
* Laat meer variëteit toe. De in de adviesvraag geopperde gedachte over Parish counsels is
een uitvloeisel van het denken in bestuurlijke lagen. Wanneer wordt vastgehouden aan
eenvormigheid, zal er altijd behoefte zijn aan meer lagen voor die overheidstaken die niet
tot hun recht komen binnen de bestaande bestuurlijke kaders . Eenvormigheid houdt tevens
het risico in dat goed functionerende organisaties worden gedwongen om te reorganiseren
naar het algemene geldende schaalniveau. De Raad is geen verklaard tegenstander van
binnengemeentelijke decentralisatie. Het risico bestaat echter dat onderliggende problemen,
zoals een gebrek aan bestuurlijke variëteit, niet worden opgelost, maar juist in stand worden
gehouden.
* Variëteit kan alleen ontstaan wanneer verschillen worden geaccepteerd. Verschillen in kwaliteit
van dienstverlening, in de bestuurlijke inrichting, maar ook verschillen van bevoegdheden binnen
een bestuurslaag. De Raad kan zich voorstellen dat eenzelfde bevoegdheid, zoals jeugdzorg,
in het ene geval door de gemeente, in het andere geval door de provincie wordt opgepakt.
Taakdifferentiatie kan een alternatief zijn voor bestuurlijke schaalvergroting.
* Vergroot bij decentralisatie ook steeds de autonomie van de lagere bestuurslaag, bijvoorbeeld
ook in financiële zin. Beperk centrale bevoegdheden ook daadwerkelijk, waardoor lokale variëteit
niet steeds kan worden ingeperkt vanwege overwegingen van gelijkheid. Een aanzienlijke
beperking van het medebewind kan daaraan bijdragen.
* Geef bestuurslagen ook meer mogelijkheden tot democratische vernieuwing. Aanvaard
variëteit in vormen van burgerparticipatie, besluitvorming en verkiezing, ook van bestuurlijke
functionarissen.
59
* Maak rollen zichtbaar en accepteer de verschillen daartussen. Voor de rol als
volksvertegenwoordiger is het bijvoorbeeld van belang om een logisch verband te vinden wat
samenvalt met een voor burgers herkenbaar gemeenschapsverband. Dienstverlening hoeft
niet samen te vallen met een afgebakend gemeenschapsverband, maar met vindbaarheid en
behoorlijke dichtheid van het netwerk van voorzieningen. De gezagsverhouding is verticaal. Dat
vraagt om sturing, maar ook om keuzes. Deregulering en minder ambities maken sturing en
handhaving van de overgebleven ambities eenvoudiger en meer haalbaar.
Tenslotte is het belangrijk om variëteit in vraag van de burger te accepteren. Ook dat vraagt om een
delicaat evenwicht tussen afstand en nabijheid. Een evenwicht dat, naar mening van de Raad, vooral
in de relaties zélf moet worden bewaakt en niet door de bestuurlijke inrichting.
Namens de Raad,
Mr. Sadik Harchaoui, voorzitter
Dr. Rienk Janssens, algemeen secretaris