ChristenUnie
Bijdrage Esmé Wiegman algemeen overleg uitvoering nota ruimte
Bijdrage Esmé Wiegman algemeen overleg uitvoering nota ruimte
donderdag 08 april 2010 10:00
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter.
Nederland wordt mooier. Een flink aantal Nota Ruimteprojecten staat in
de steigers. Er zijn snelwegpanorama's aangewezen. Dankzij mijn motie
zijn er afspraken gemaakt met provincies om te komen tot een betere
bescherming van mooie, regionale panorama's. Voor windenergie op land
wordt gekeken naar combinatiemogelijkheden met andere infrastructuur en
bedrijventerreinen. Ook wordt er gewerkt aan het tegengaan van
verrommeling, bijvoorbeeld door het opruimen van verouderde kassen. Dat
zijn allemaal goede resultaten, maar wij zijn er nog niet. De Kamer
heeft een paar mooie rapporten ontvangen over de rol van
maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA's) bij
gebiedsontwikkelingen, vooral over hoe moet worden omgegaan met zachte
waarden als natuur en landschap. De brief bevat echter nog geen
conclusies en dat maakt het lastig om erover te debatteren. Er komt nog
een reflectie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), maar de
ChristenUnie verwacht ook een beleidsreactie van de minister. Er moet
snel wat worden gedaan met de constatering dat de MKBA's en
milieueffectrapportages (m.e.r.'s) veel beter op elkaar afgestemd
kunnen worden door bijvoorbeeld het meest milieuvriendelijke
alternatief in de MKBA mee te nemen. De minister geeft aan dat in de
reflectie van het PBL ook de evaluatie van MKBA's van Nota
Ruimteprojecten wordt betrokken. De ChristenUnie zou daarbij graag ook
alle andere MIRT-projecten betrekken. Het moet niet alleen over de
waardering van natuureffecten gaan, maar bijvoorbeeld ook over de rare
verschillen die nog in de MKBA's zitten in de waardering tussen
openbaar vervoer en automobiliteit.
De kredietcrisis heeft duidelijk gemaakt dat we te maken hebben met een
structurele overprogrammering van kantoren, bedrijventerreinen en in
een groot aantal regio's ook van woningen. Het gevolg is dat vooral
goedkope projecten in het groen doorgaan en dat meer complexe,
binnenstedelijke plannen onvoldoende van de grond komen, omdat hiervoor
geen gezonde financiële basis is. De crisismaatregelen zijn gericht op
het op gang houden van de bouw, maar wij zullen zo snel mogelijk toe
moeten naar meer selectiviteit in gebiedsontwikkeling, waarbij
kwaliteit vooropstaat. Er is een trendbreuk nodig. Het valt op dat
private partijen sceptischer zijn over de structurele veranderingen van
de financiële crisis dan de minister. Daarom is mijn vraag of de
minister bereid is om de overprogrammering van vastgoed aan te pakken.
Dat zou ten eerste kunnen door van gemeenten en provincies een
striktere toepassing van de SER-ladder voor bedrijventerreinen en
kantoren te eisen. Ten tweede kan dat door regio's in de
MIRT-overleggen aan te spreken om regulering van het aanbod als een
serieuze taak op te pakken. Ten derde zou in de tweede tranche van de
AMvB Ruimte de toepassing van de SER-ladder moeten worden uitgebreid
met woningbouw, maar dat lijkt mij een onderwerp om nader over te
spreken na de verkiezingen.
De ChristenUnie maakt zich zorgen over de ongebreidelde groei van
bedrijventerreinen. Er is nu een convenant om dit te beperken, maar het
proefschrift van de heer Han Olden toont aan dat er een meer
fundamentele aanpak nodig is. Er is sprake van collectief
overheidsfalen door onder andere te vrijblijvende regionale
samenwerking. Ook is de benadering te veel gericht op de regionale
economie en daardoor op nieuwe bedrijventerreinen en te weinig op een
blik vanuit het vastgoed. De Koninklijke Metaalunie geeft bijvoorbeeld
aan dat eigenaren en gebruikers van bedrijventerreinen nog veel te
weinig betrokken zijn bij plannen voor herstructurering. Dat is
zorgelijk, want wij hebben hen wel nodig.
De ChristenUnie vraagt de minister een flinke aanscherping van het
Convenant Bedrijventerreinen voor te bereiden, bijvoorbeeld voor de
komende begroting, zodat een nieuw kabinet hier snel besluiten over kan
nemen. De planningopgave moet worden geactualiseerd. De prognoses gaan
nog te veel uit van doorgaande tendensen, maar op een gegeven moment
zijn er geen bedrijven meer te verplaatsen uit woongebieden. Wij moeten
ook niet alle categorie 1 en 2-bedrijven op kostbare grond willen
hebben. Die is nodig voor zwaardere bedrijven. Ook heeft de
ChristenUnie de indruk dat in de gekozen groeiscenario's, het
Transatlantic Market-scenario, geen rekening gehouden wordt met het
herstructureringsbeleid. Het moet volgens de ChristenUnie-fractie
minder vrijblijvend. Het kabinet beveelt gemeenten aan om marktconform
grondbeleid te voeren, maar wat is de garantie dat dit ook gebeurt en
dat gemeenten hun rug recht houden in de concurrentiestrijd? Met andere
woorden, aan welke prikkels voor gemeenten denkt het kabinet? De
commissie-Jorritsma heeft aangetoond dat de balans tussen mededinging
en staatssteun kan worden gehouden als de minister de gemeenten een
richtlijn geeft over de grondprijsmethodiek, omdat het dan uit de
privaatrechtelijke sfeer wordt getrokken. Is de minister bereid om zo'n
richtlijn op te stellen? Minder vrijblijvendheid kan ook door bij het
ter beschikking stellen van subsidies voor herstructurering als
voorwaarde te stellen dat de gemeenten in regionaal verband afspraken
hebben gemaakt over grondprijsbeleid, segmentering en verevening. Is de
minister daartoe bereid? Er moet ook meer fundamenteel gekeken worden
naar beheer en onderhoud. Voorkomen moet worden dat gemeenten die hier
in het verleden te weinig rekening mee hebben gehouden, worden beloond
voor slecht gedrag. Herstructurering moet niet blijven steken in een
facelift. Er moet ook gekeken worden naar het probleem van verouderd
vastgoed en de kansen die oude terreinen hebben. Het is te gemakkelijk
voor bedrijven om uit te wijken naar nieuw terrein.
Tot slot is het opmerkelijk dat er nauwelijks evaluaties plaatsvinden
van wat beleid en subsidie uiteindelijk hebben opgeleverd.
Herstructurering van bedrijventerreinen gaat niet alleen over hectares
opgeknapt terrein, maar ook over het effect op het economisch
functioneren. Graag een reactie van de minister op dit punt.
Esmé Wiegman