ChristenUnie
Bijdrage Joël Voordewind plenair debat maatschappelijk
verantwoord ondernemen
Bijdrage Joël Voordewind plenair debat maatschappelijk verantwoord ondernemen
woensdag 07 april 2010 10:00
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik ga nog even terug
naar de brief die wij bij het laatste debat van de regering hebben
gekregen. Ik ben erg blij dat de regering zo'n stevige brief heeft
neergelegd in het mvo-proces. Het zijn echt grote stappen voorwaarts
die het kabinet nu met moed heeft genomen; veel dank daarvoor. Ik wijs
het kabinet er nog wel op dat er een motie-Ortega-Martijn is aangenomen
die nog wel verwees naar vier arbeidsnormen in plaats van naar de twee
die wij nu toepassen. Ik begrijp dat het allemaal lastig is omdat we
met een demissionair kabinet te maken hebben, maar ik vraag de minister
om dit in ieder geval in het overdrachtsrapport te noteren voor de
opvolgers.
In de motie die leidde tot de brief die wij hebben gekregen over
dwangarbeid en kinderarbeid, stond ook een pleidooi voor een
overgangstermijn voor de bedrijven die kinderarbeid willen afschaffen
en voor een plan van aanpak. De sector heeft mij gevraagd om het
kabinet er nog eens op te wijzen dat de subsidie niet à la minute moet
worden gestopt. Als de bedrijven bereid zijn om in een overgangstermijn
de kinderen naar school te helpen, zou dat zelfs nog beter zijn.
De intentie van de motie was niet zozeer om de bedrijven te willen
afstraffen, als wel om ze vooral ertoe aan te zetten het goede te doen.
Ik kom op de aangekondigde motie over het rechtsbijstandsfonds,
waarover de Kamer heeft gesproken. De minister zei dat het prachtig en
aardig zou zijn als advocaten dit pro deo willen doen, maar dat was
volgens mijn fractie iets te mager. Daarom dien ik de volgende motie
in.
*M
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat John Ruggie, Speciaal Vertegenwoordiger van de
secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor mensenrechten en
multinationals, betoogt dat slachtoffers van mensenrechtenschendingen
recht op verhaal moeten hebben;
overwegende dat er volgens het rapport van prof. Castermans ook voor
buitenlandse gedupeerden mogelijkheden zijn om Nederlandse
moederbedrijven voor de Nederlandse rechter privaatrechtelijk
aansprakelijk te stellen voor door een dochterbedrijf in het buitenland
veroorzaakte schade;
van mening dat het van belang is jurisprudentie op het gebied van
schendingen van mensenrechten en milieurechten door buitenlandse
dochterondernemingen op te bouwen en dat de Nederlandse overheid
gedupeerden van schendingen van mensen- en milieurechten en
maatschappelijke organisaties die hen ondersteunen, laagdrempelige
toegang moet geven om verhaal te halen;
verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken van de oprichting
van een Nederlands rechtsbijstandsfonds voor gedupeerden van milieu- en
mensenrechtenschendingen in het buitenland, waarop gedupeerden een
beroep kunnen doen als zij een Nederlands moederbedrijf aansprakelijk
willen stellen voor falend toezicht op onrechtmatige handelingen van
een buitenlandse dochteronderneming en daarover de Kamer te
rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind,
Ortega-Martijn, Kalma en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 91 (26485).
De heer Elias (VVD): Waarom dient de heer Voordewind een motie in met
het verzoek om een fonds in het leven te roepen waar overheidsgeld in
moeten worden gestopt, zonder dat hij zelfs maar heeft onderzocht of
het bedrijfsleven, de advocatuur in Nederland, dat pro deo wil doen, of
pro bono zoals zij dat zelf noemen? Die suggestie omarmde de minister
van Buitenlandse Zaken in het algemeen overleg. Dit gaat over
maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er zijn advocatenkantoren die
met plezier iets voor de samenleving willen doen en die dat eventueel
gratis willen doen. Waarom roept de heer Voordewind ertoe op om
daarvoor geld uit de overheidskas te halen, terwijl hij niet eens heeft
onderzocht of dat vanuit het bedrijfsleven zelf kan komen?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik verwacht niet dat het
bedrijfsleven, dat zelf het risico loopt om een proces aan de broek te
krijgen, zal meebetalen. Als de heer Elias doelt op de advocatuur, dan
zou het fantastisch zijn als het op die manier kan worden geregeld. Ik
vraag in eerste instantie ook niet dat de overheid meebetaalt, maar ik
vraag de overheid om met een plan te komen om te bezien of wij een
rechtsbijstandsfonds in het leven kunnen roepen. Het is fantastisch en
hartstikke goed als dat volledig wordt gefinancierd door de advocatuur.
Als dat de overheid niet lukt, moet toch de mogelijkheid worden bekeken
dat de overheid daar zelf een steentje aan kan bijdragen.
De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Zoals de heer Voordewind het nu
vertelt, lijkt het alsof hij een oproep doet aan de advocatuur om dat
te doen. Waarom dient hij dan een motie in aan het adres van de
regering? Hij zegt namelijk dat de regering het moet onderzoeken. In
het debat dat wij hebben gevoerd, heeft de heer Voordewind helder
aangegeven dat hij vindt dat de overheid het moet doen. Waar moet dat
uit worden betaald?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik verwijs even naar de motie, want
die is zeer zorgvuldig geformuleerd. Ik zie aan uw gezicht dat u die
motie goed hebt beluisterd. Daarin wordt de regering gevraagd of zij
plannen wil ontwikkelen om te bekijken hoe wij tot zo'n
rechtsbijstandsfonds kunnen komen. Ik laat het dus allereerst aan het
kabinet om te bezien of de weg van de advocatuur een mogelijkheid is.
Ik leg het initiatief bij het kabinet -- de regering regeert, de Kamer
controleert -- en ik vraag het kabinet om hierin actief te bemiddelen.
Mocht dat niet volledig lukken met de advocatuur -- en volgens mij zal
dat niet lukken -- dan is de vraag aan het kabinet: kijk eens of er een
plan kan komen en waarmee wij dat kunnen betalen. De commissie heeft
daarover al een beetje gebrainstormd. Ik heb de suggestie van een
mensenrechtenfonds gedaan, anderen hebben andere mogelijkheden
aangekondigd. Ik laat de bal echter even bij het kabinet.
De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Als ik advocaat zou zijn en ik had
geluisterd naar hetgeen wij hier hebben gewisseld, dan zou ik heerlijk
achterover leunen. U hebt namelijk al min of meer bepaald dat het
kabinet het moet doen. Als u dat vindt, geeft u dan ook aan waar het
uit gefinancierd moet worden. U komt er namelijk niet mee weg door te
zeggen: er moet even keurig netjes een plannetje worden opgesteld. U
moet boter bij de vis leveren.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik vind het ook iets te gemakkelijk
van de heer Van Dijk om te zeggen: laten wij maar achteroverleunen. We
hebben een oproep gedaan. De heer Van Dijk heeft die oproep
ondersteund. Daarin zegt de regering tegen de advocatuur: kom maar eens
in de benen en laat zien dat u maatschappelijk verantwoord wilt
ondernemen. Als dat het enige is wat wij willen doen voor de
gedupeerden, dan denk ik dat er weinig zal gebeuren. Ik vraag aan dit
kabinet om actief te bemiddelen richting de advocatuur, om te bezien of
we dit van de grond kunnen krijgen. Als het volledig via de advocatuur
kan, dan is dat fantastisch. De overheid blijft er dan buiten, maar
faciliteert het wel. Ik ben echter realistisch genoeg om te weten dat
daarmee niet alle gaten gedicht zullen worden.
Joël Voordewind