Uw verzoek om een reactie n.a.v. de door de Samenwerkende Syrische
Koerdische Organisatie aangeboden petitie d.d. 9 maart 2010
Kamerbrief inzake Uw verzoek om een reactie n.a.v. de door de Samenwerkende
Syrische Koerdische Organisatie aangeboden petitie d.d. 9 maart 2010
Kamerbrief | 19 april 2010
In antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse
Zaken van 19 maart 2010 met kenmerk 2010Z04329/2010D14067 naar
aanleiding van de door de Samenwerkende Syrische Koerdische
Organisatie aangeboden petitie d.d. 9 maart 2010 in verband met de
toegenomen onderdrukking en vervolging van het Koerdische volk in
Syrië na de gebeurtenissen van maart 2004, bied ik u hierbij graag
mijn reactie aan.
Graag zeg ik u dank voor het onder mijn aandacht brengen van de
petitie van de Samenwerkende Syrische Koerdische Organisatie. De
inhoud van de petitie bevestigt hoezeer de mensenrechtensituatie in
Syrië onze voortdurende aandacht verdient. In deze petitie sluiten de
indieners af met het formuleren van een aantal concrete aanbevelingen
die ik graag middels deze brief kort beantwoord.
De ware toedracht rondom de onlusten tijdens en na de voetbalwedstrijd
in Qamishli in het jaar 2004 en de dood van Koerdische soldaten
tijdens hun dienstplicht is altijd onduidelijk gebleven. Het
toenmalige EU voorzitterschap heeft over het optreden van de Syrische
autoriteiten in Qamishli, in een demarche om opheldering gevraagd bij
het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Syrië. Echter tot
opheldering of een onderzoek naar de gebeurtenissen is het nimmer
gekomen.
Ik betreur dit ten zeerste. Evenals de indieners van de petitie ben ik
van mening dat er bij de Syrische autoriteiten blijvend aangedrongen
moet worden op het instellen van onafhankelijk onderzoek naar deze
voorvallen. Deze mening wordt ook gedeeld door de organisatie Human
Rights Watch (HRW) en leden van het Europees Parlement. Het
hardhandige optreden van de Syrische veiligheidsdiensten tijdens het
Koerdische nieuwjaarsviering in 2008 en recente incidenten uit dit
jaar waarbij opnieuw slachtoffers te betreuren vielen, is voor HRW
aanleiding geweest om bij de Syrische autoriteiten aan te dringen op
het gelasten van een onafhankelijk onderzoek. De Britse
Europarlementariër mevrouw McClarkin heeft op 23 maart 2010
schriftelijke vragen gesteld over de aanpak van deze kwestie in
EU-verband. De regering voelt zich door deze aandacht van EP-zijde
gesteund in haar aanpak van de Syrische mensenrechtensituatie en is
voorstander van verdere discussie hierover in EU-verband.
Mij is geen concrete informatie bekend over het bestaan van wetgeving
die specifiek discriminerend voor de Koerdische gemeenschap in Syrië
is. Ik ben mij wel bewust van het gegeven dat de positie van
minderheden in Syrië zeer kwetsbaar is, m.n. als gevolg van de
noodtoestand die sedert 1963 in Syrië van toepassing is. Syrië
rechtvaardigt de noodtoestand met de voortdurende staat van oorlog met
israël. In de praktijk leidt de noodtoestand ertoe dat het land de
fundamentele rechten van burgers en van gemeenschappen, die in de ogen
van het regime een potentieel gevaar vormen voor de eenheid van het
land, terzijde schuift.
Nederland acht dit ongewenst en heeft de Syrische autoriteiten hier
ook op aangesproken. Nederland erkent dat een land de veiligheid van
de eigen staat moet waarborgen, maar is van oordeel, juist vanwege de
mogelijke gevolgen die gebruikmaking ervan kan hebben op individuele
vrijheden, dat de noodtoestand hiervoor een te zwaar instrument is.
Vervolging van personen die opkomen voor hun vrijheden moet krachtig
worden tegen gegaan. Nederland maakt zich hiervoor zowel in
multilateraal verband als op bilateraal niveau sterk. In het geval van
Syrië heb ik herhaaldelijk, waaronder in EU-verband, aandacht gevraagd
voor het lot van mensenrechtenverdedigers en Syrië opgeroepen zijn
verplichtingen die voortkomen uit de ratificatie door Syrië van de
internationale mensenrechtenverdragen na te komen. De processen die
tegen mensenrechtenvoorvechters alsmede tegen de leden van de
Koerdische gemeenschap worden gevoerd, worden door onze ambassade in
Damascus op de voet gevolgd.
Ik ben hoopvol dat de Europese Unie spoedig een Associatieakkoord met
Syrië zal sluiten. Het aangaan van een dergelijke verbintenis is een
effectief middel om de dialoog aan te gaan over moeilijke onderwerpen
als het eerbiedigen van fundamentele mensenrechten. In dit verband is
belangrijk te noemen dat, op aandringen van Nederland, bij dit akkoord
een verklaring is aangenomen die het mogelijk maakt voor de EU om het
Associatieakkoord, wanneer deze getekend wordt, eenzijdig op te
schorten indien Syrië zijn mensenrechtenverplichtingen niet nakomt. Ik
ben dan ook van oordeel dat dit akkoord een geschikt instrument zal
zijn in het verbeteren van de situatie van de mensenrechten en
derhalve van de positie van minderheden, waaronder de Koerdische
gemeenschap.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Ministerie van Buitenlandse Zaken