Stichting FOM
16 april 2010
Twintig procent vrouwen in academische top
Ondanks alle goede voornemens, is de positie van vrouwen in de
Nederlandse wetenschap al jaren onacceptabel slecht. Het aantal
vrouwelijke hoogleraren groeit wel, maar veel te langzaam. Daardoor
worden zelfs naar beneden bijgestelde ambities niet gehaald.
Hoogleraar transplantatiebiologie Els Goulmy en FOM-directeur Wim van
Saarloos hebben deze maand aan de Minister van Onderwijs, Cultuur &
Wetenschappen een ambitieus programma voorgesteld dat de groei van het
aantal vrouwen in de academische top aanzienlijk zal versnellen. Zij
mikken op twintig procent vrouwelijke hoogleraren in 2020, door
jaarlijks dertig talentvolle vrouwelijke wetenschappers een fellowship
aan te bieden dat in tien jaar tot een hoogleraarschap leidt.
Nederland scoort zeer laag op de internationale ranglijsten van
participatie van vrouwen in de wetenschap. De EU doelstelling van 25
procent vrouwelijke hoogleraren in 2010 werd door het ministerie van
OCW al bijgesteld tot 15 procent, maar ook dat maken we nog niet waar.
Het landelijk gemiddelde over alle wetenschapsgebieden is 11,7 procent
(in 2008), de bètawetenschappen zitten daar nog ver onder. Met de
huidige groei duurt het nog zeker tot 2030 voor Nederland het
streefpercentage van de EU haalt. Zonder extra initiatieven zullen de
meisjes die nu in het basisonderwijs zitten, nog steeds vooral college
krijgen van mannelijke docenten en nog steeds weinig vrouwelijke
rolmodellen aan de universiteit hebben. Els Goulmy en Wim van Saarloos
vinden dat het anders kan en moet. Een versnelde groei van het aantal
vrouwelijke hoogleraren is op zijn plaats, zeker nu vrijwel alle
universiteiten en wetenschappelijke onderzoeksinstellingen het charter
'Talent naar de Top' hebben ondertekend.
Fellows
Goulmy en Van Saarloos hebben de minister van OCW een ambitieus
programma voorgesteld dat in 2020 moet voorzien in minimaal twintig
procent vrouwelijke hoogleraren in alle wetenschapsgebieden. Zij
willen tot 2020 jaarlijks dertig vrouwelijke talenten middels een
tenure-track fellowship een carrièrepad bieden dat bij positieve
beoordeling in tien jaar leidt tot een positie als hoogleraar. Als
tegenprestatie worden de wetenschappelijke instellingen die met dit
programma (inter)nationaal vrouwelijk toptalent aan kunnen trekken,
geacht om minstens twintig procent van hun wetenschappelijke vacatures
te bezetten met vrouwen. Tevens moeten zij zich inspannen om (indien
gewenst) een passende functie te vinden voor de partner van een
fellow.
De aanpak die Goulmy en Van Saarloos voorstellen is gebaseerd op
lokale initiatieven als de Rosalind Franklin fellowships (RuG) en de
MacGillavry fellowships (UvA). Deze initiatieven zijn zeer succesvol,
maar te kleinschalig om het probleem op te lossen. De initiatiefnemers
willen dan ook een langlopend programma met dertig fellows per jaar,
evenredig verdeeld over de drie wetenschapsgebieden
alfa-gammawetenschappen, levenswetenschappen en bètawetenschappen.
Hiervoor vragen zij een substantiële bijdrage van het ministerie van
OCW. De kosten, in totaal 420 miljoen euro, strekken zich uit over
twintig jaar, met een piek rond 2020. Van deelnemende universiteiten
en onderzoeksinstellingen wordt bovendien verwacht dat zij aanpalend
beleid ontwikkelen om vrouwelijk talent aan te trekken én te behouden.
Rolmodellen
Een gezamenlijke investering van universiteiten en ministerie zal
positieve resultaten hebben die veel verder strekken dan het oplossen
van de getalsmatige ondervertegenwoordiging van vrouwen in de
academische top. Een evenredig aantal vrouwelijke hoogleraren leidt
tot een beter werkklimaat voor vrouwen én mannen. Succesvolle fellows
zullen fungeren als rolmodellen voor vrouwelijke studenten en
promovendi. Bovendien zijn zij de toppers van hun vakgebieden, wat de
kwaliteit van het gehele Nederlandse onderzoek en onderwijs ten goede
komt.
Goulmy en Van Saarloos wachten nu op reacties van met ministerie van
OCW, alsmede van andere belanghebbende spelers, zoals NWO, de KNAW en
de VSNU. Het ligt voor hand dat NWO de uitvoerder van het programma
zal worden. De initiatiefnemers hebben in hun plan een uitgewerkt
voorstel opgenomen voor de afwikkeling van de tenure track procedure
en de inbedding van de fellows in de faculteiten of
onderzoeksinstelling waar zij gaan werken. In het voorstel is tevens
een efficiënte aanvraagprocedure opgenomen om het risico te
minimaliseren dat talentvolle kandidaten tijdens het aanvraagproces
andere aanbiedingen accepteren. Wat Goulmy en Van Saarloos betreft,
kunnen de eerste fellows in september 2011 van start gaan, zodat in
2020 de eerste vrouwelijke hoogleraren uit dit programma een feit
zijn.
De initiatiefnemers
Prof.dr. Els Goulmy is hoogleraar transplantatiebiologie bij het Leids
Universitair Medisch Centrum (LUMC) en voorzitter van het Landelijk
Netwerk van Vrouwelijke hoogleraren (LNVH). Zij won in 2002 de
Spinozapremie. Dr.ir. Wim van Saarloos is sinds kort directeur van de
Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM) en het NWO
gebied Natuurkunde. Daarvoor was hij 19 jaar lang hoogleraar
theoretische natuurkunde aan de Universiteit Leiden. Hij is tevens lid
van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Ter illustratie
In bijgaande grafiek is de groei van het percentage vrouwelijke
hoogleraren per wetenschapsgebied weergegeven. De groeiprognose zonder
extra maatregelen is met de dunne stippellijn aangeduid. Met de
huidige groei zal alleen in het gebied alfa-gammawetenschappen het
percentage vrouwen hoger dan twintig zijn. Met het voorstel van Goulmy
en Van Saarloos is de verwachte groei veel sneller (dikke
stippellijnen). Met hun plan is de verwachting dat in alle drie de
wetenschapsgebieden in 2020 twintig procent van de hoogleraren vrouw
is.
Contactinformatie
Dr.ir. Wim van Saarloos - directeur Stichting FOM
telefoon: (030) 600 12 26.
Prof.dr. Els Goulmy - hoogleraar transplantatiebiologie LUMC
telefoon: (071) 526 19 66.
Rapport
Het rapport 20 in 2020 kan op verzoek toegestuurd worden en is ook te
downloaden via http://www.lorentz.leidenuniv.nl/~saarloos/20in2020.pdf
en van de site van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke hoogleraren,
www.lnvh.nl