ChristenUnie
Minister Huizinga in de Eerste Kamer
Minister Huizinga in de Eerste Kamer
woensdag 10 maart 2010 18:14 Gister voerde Tineke Huizinga haar eerste
debat als minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieu. Dit debat vond plaats in de Eerste Kamer en betrof de
Invoeringswet WABO. Die wet regelt met name dat er één
omgevingsvergunning komt, in plaats van een veelheid aan vergunningen
op het vlak van ruimtelijke ordening, water, natuur en milieu.
Tijdens het debat bleek dat de Eerste Kamer voordat ze over deze wet
een beslissing neemt eerst een extra brief van de minister wil. In
deze brief moet duidelijk worden welke kwaliteitseisen door welke
instanties gesteld kunnen worden.
Alhoewel minister Huizinga nog een aantal onduidelijkheden heeft weg
te nemen, gaat ChristenUnie-senator de Boer ervan uit dat de wet
binnenkort kan worden aangenomen. De Boer: ,,Minister Huizinga hield
een keurig verhaal. Andere fracties gaven aan in beginsel voorstander
van de invoering van de wet te zijn, omdat de wet het aanvragen van
vergunningen veel eenvoudiger maakt. Onduidelijk is nog wel het al dan
niet verplichten van gemeenten om zich aan te sluiten bij de
zogenaamde Regionale Uitvoeringsdiensten, een nieuwe laag van
uitvoering. De minister is gevraagd nader aan te geven hoe haar inzet
daarbij zal zijn."
De Boer spreekt zijn waardering uit over het optreden van de
minister: ,,deze wet is ontzettend complex en de invoering ervan loopt
al ruim vijf jaar. De minister heeft bewezen zich in korte tijd in te
kunnen werken op een complex onderwerp. Ook andere fracties waren daar
positief verrast over".
Lees hier het volledige verslag van het debat, inclusief de antwoorden
van de minister
Lees hier over de achtergrond van de wet en de behandeling in de
Eerste Kamer
Het debat wordt waarschijnlijk over twee weken hervat
Hieronder leest u de bijdrage van senator Remmelt de Boer in dit
debat.
31 953 Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Mijnheer de voorzitter,
Deze bijdrage is namens de fracties van ChristenUnie en S.G.P.
Onze fracties willen allereerst de vorige minister van VROM dankzeggen
voor de wijze waarop zij onze vragen in de Nadere Memorie van Antwoord
nog beantwoord heeft. Ook in die beantwoording laat mevrouw Cramer
zien, dat de zaak van de ruimtelijke ordening in ons land haar zeer
ter harte ging. Die betrokkenheid kenmerkte overigens haar hele
optreden en niet in het minst als het ging over het milieu. Daarvoor
willen onze fracties haar oprecht danken.
Dat neemt overigens niet weg, dat onze fracties toch nog op enkele
voor ons essentiële punten vragen willen stellen in dit slotdebat.
Vragen die ook de positie van het lokale en provinciale bestuur raken.
En we verwachten van minister Huizinga als kenner van dat lokale
bestuur, zeker affiniteit met dat lokale bestuur. En hoe lastig het
voor haar ook kan zijn om zo plotseling met een nieuwe portefeuille
geconfronteerd te worden, de discussie moet toch gevoerd worden.
Allereerst toch weer de regionale omgevingsdiensten. Ook onze fracties
hebben de motie van mevr. Huijbregts-Schiedon van 28 oktober 2008
ondertekend. Ook wij zijn van mening dat er geen verplichting moet
zijn tot het instellen van regionale omgevingsdiensten (RUD's). En de
brief van onze commissie VROM van 4 november 2009 geeft in het licht
van deze motie aan, dat op deze RUD's bij de behandeling van dit
wetsontwerp opnieuw terug zal worden gekomen.
Eerlijk gezegd is de reactie in de Nadere Memorie van Antwoord op onze
vragen inzake de omgevingsdiensten voor ons onhelder. In par. 4. ervan
staat een o.i. juichend verhaal over de vorming van RUD's tot nu toe,
inclusief het voor de regering leidend principe van congruentie met
veiligheidsregio's. Bovendien wordt enigszins dreigend gesteld, dat te
vormen RUD's wel van voldoende omvang moeten zijn. Aan de andere kant
wordt op vragen van onze kant gesteld dat de invoering van de WABO
niet afhankelijk is van de nu in gang zijnde vorming van de RUD's,
maar dat deze uiteraard wel bijdragen aan een goede uitvoering van de
WABO. En zo zijn we naar onze mening bij een kern van de zaak: de
invoering van de WABO is bedoeld om zowel front-office als back-office
bij gemeenten optimaal te laten functioneren. Dan kan het toch niet zo
zijn, dat de back-office nog een aantal jaren onduidelijkheden te zien
geeft? Zal het verwachte positieve effect van de WABO dan niet te niet
worden gedaan met alle negatieve gevolgen daarvan voor de burger? We
zijn dan ook benieuwd te horen wat het bestuurlijk overleg met IPO,
VNG en Unie dat gepland was op eind januari 2010 tot nu toe heeft
opgeleverd. En een aanvullende vraag: is dit blauwdrukdenken voor de
RUD's geen achterhaalde zaak? Wat als veiligheids- en politieregio's
veranderen of gaan samenwerken?
Een volgend punt dat we aan de orde willen stellen betreft de relatie
met de Monumentenwet. Zowel bij het Voorlopig verslag als bij het
Nader voorlopig verslag stelden onze fracties daar vragen over. De
teneur van de antwoorden van de regering is, dat niet getwijfeld hoeft
te worden aan de bescherming en de borging van van monumenten op
hetzelfde niveau als in de Monumentenwet is geregeld. Op een voor onze
fracties aangelegen punt willen we deze op zich positieve stellingname
van de regering nader toetsen. De Invoeringswet WABO geeft in artikel
7.1 onder K aan dat artikel 18 van de Monumentenwet 1988 komt te
vervallen. Daarvoor is in de plaats gekomen artikel 3.14 van de WABO.
Het betreft hier kerkelijke monumenten. Een wezenlijk onderdeel bij
genoemde artikelen is, dat er overeenstemming met de eigenaar dient te
zijn, voor zover het een beslissing betreft waarbij wezenlijke
belangen van het belijden van de godsdienst of de levensovertuiging in
dat monument in het geding zijn. De WABO verwijst daarbij terecht naar
artikel 1 onder e. van de Monumentenwet. Verwezen had ook kunnen
worden naar artikel 2 lid 1 van de Monumentenwet dat spreekt over het
rekening houden met gebruik van het monument. Nu is het thans zo, dat
wanneer de bedoelde overeenstemming niet bereikt wordt de vergunning
uiteindelijk ingevolge artikel 16 lid 5 van de Monumentenwet 1988 van
rechtswege wordt verleend. Omdat de Nadere Memorie van Antwoord stelt,
dat in de uitvoering van de WABO niet vooruit gelopen kan worden op
modernisering van de monumentenzorg gaan onze fracties ervan uit, en
we willen dat graag toegezegd en bevestid hebben door de minister, dat
de wijze van behandelingen van vergunningsaanvragen op grond van
destijds artikel 18 Monumentenwet, nu artikel 3.14 Invoeringswet WABO
(dus van wezenlijke belangen godsdienstoefening) onder de reguliere
voorbereidingsprocedure van de WABO worden gebracht. Deze vraag strekt
ertoe om de in de Monumentenwet 1988 en eerder in de wet van 1961
neergelegde verhouding kerk - staat met betrekking tot het wijzigen
van interieurs van monumentale kerkgebouwen om kerkinhoudelijke
(liturgische) redenen niet onbedoeld grondig te wijzigen. Thans geldt
nl, zoals gezegd, dat als er geen overeenstemming wordt bereikt over
een dergelijke wijziging, artikel 16 van de Monumentenwet van
toepassing is, waardoor de vergunning na 6 maanden van rechtswege is
verleend. We gaan ervan uit, dat in die situatie geen wijziging komt.
We willen daarbij ook nog opmerken, dat de WABO beoogt om vigerende
wetgeving neutraal om te zetten. Dat geldt dus ook voor dit door ons
aangesneden punt. Nogmaals, onze fracties zien graag een duidelijk
antwoord van de minister tegemoet.
Dan de ontwikkeling van het ICT-instrument. Daarover zijn vanuit deze
kamer en ook door onze fracties met de regelmaat van de klok vragen
gesteld. De vorige minister van VROM heeft zich genoodzaakt gezien de
invoering van de WABO uit te stellen omdat het op voldoende niveau
realiseren van het voor de invoering van de WABO zo essentiële
ICT-instrument, inclusief de oefen- en inregeltijd ervan goed voor
elkaar te krijgen. Maar ook nu zijn er diverse signalen, dat de
ICT-tool en de invoering ervan verdere vertraging hebben opgelopen. De
brief die de VNG op 2 maart jl. stuurde is een verwoording van de bij
gemeenten levende onzekerheden. Onze fracties waarderen het, dat de
minister al zo snel gereageerd heeft op de brief van de VNG en ook op
de brief van de commissie VROM/WWI via haar brief van 5 maart aan deze
Kamer. In haar antwoord lezen we, dat half april gesignaleerde
problemen inzake de ICT-tool zullen zijn opgelost. De minister vraagt
vervolgens vertrouwen van de Kamer, dat zij het moment van
inwerkingtreding zorgvuldig zal afwegen, maar dat ze voorlopig
vasthoudt aan de datum van 1 juli a.s. Onze fracties willen de
minister dat vertrouwen zeker geven. Wel vragen wij, of de minister
wil toezeggen in de tweede helft van april deze kamer te informeren of
de voor de WABO noodzakelijke ICT dan inderdaad voldoende
functioneert.
Een laatste punt dat we aan de orde stellen betreft het volgende. Het
is voor onze fracties langzamerhand onduidelijk, waar we lokale
overheden op het gebied van de R.O. zo langzamerhand mee confronteren.
Natuurlijk, de WABO is aangenomen, de Invoeringswet is nu aan de orde.
Maar vervolgens wordt reeds gesteld dat de WABO gewijzigd moet worden
o.a.
- i.v.m. wijziging monumentenwet, zie M.V.A. pag.22,
- i.v.m. het onderbrengen van de archeologische
monumentenvergunnning zie nadere M.V.A. pag. 9,
- moet het met de package deal te behalen resultaat wettelijk
worden vastgelegd, inclusief de uit deze deal voortvloeiende
verplichtingen van gemeenten en provincies, zie M.V.A. pag. 10.
- Er moet een wettelijke grondslag komen voor de
kwaliteitscriteria, zie M.V.A. pag. 10.
- De M.V.A. inzake de CHW geeft bovendien aan, op pag. 23,
dat weer uit de WABO geschrapt gaat worden. Terwijl deze M.V.A. op
pag. 27 o.a. aangeeft dat de CHW soms meerwaarde heeft boven de WABO,
en soms niet.
- Het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsontwerp 32 277
geeft wijzigingen in de WABO.
- En niet te vergeten het juridische mijnenveld, dat volgens
deskundigen die tijdens de hoorzitting op 16 februari inzake de CHW
aan het woord kwamen, ontstaat door de CHW en dat gevolgen heeft voor
de invoering van de WABO, zeker als het gaat om MER-procedures.
Mijnheer de voorzitter, voor welke burger en welke overheid is het
inmiddels nog duidelijk waar men zich als het over de WABO en dus ook
over de Invoeringswet gaat, aan moet houden? Graag zien we van de
minister een antwoord tegemoet over hoe de verdere voorgang van de
WABO, geplaatst in de tijd, inclusief de relatie met de CHW, nu
precies is.
Mijnheer de voorzitter, onze fracties zijn zeer benieuwd naar de
reactie van de minister.
R. de Boer.