Raad voor de Journalistiek

Uitspraken vastgesteld d.d. 26 februari 2010
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, mw. A.C. Diamand, T.R. Harkema, mw. drs. M.G.N. Mathot en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.

F. Houbraken / NRC Handelsblad
Uitspraak: ongegrond
Klager heeft de redactie van NRC Handelsblad een ingezonden stuk gestuurd met de kop "De toepassing en acceptatie van het geldsysteem als dé oorzaak van de crisis". In zijn begeleidende e-mail heeft klager onder meer geschreven dat het stuk inhoudelijk meer wetenschapsfilosofisch van aard is. Verder heeft klager laten weten dat hij zich bewust is van de inhoudelijke complexiteit ervan en van het feit dat het geen alledaags betoog is. Kern van de klacht is dat verweerder ten onrechte niet is overgegaan tot plaatsing van het door klager ingezonden stuk.
De Raad overweegt dat het verweerder vrij stond te bepalen of hij al dan niet tot publicatie van het door klager ingezonden stuk zou overgaan. De omstandigheid dat het artikel van klager wellicht - gezien de visie van klager op het economische stelsel in relatie tot de huidige maatschappelijke ontwikkelingen - een belangrijk maatschappelijk belang dient, maakt dit - hoe prijzenswaardig de intenties van klager ook zijn - niet anders. Verweerder behoefde bovendien zijn keuze om niet tot publicatie over te gaan niet te verantwoorden. Niettemin heeft hij klager gemotiveerd van zijn besluit in kennis gesteld. Van journalistiek onzorgvuldig handelen is dan ook geen sprake. (vgl. zie punten 1.2. en 5.2. van de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ 2006/13 en 2005/17)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: selectie van nieuws
· Aard van de publicatie: ingezonden brieven Publicatie op www.rvdj.nl/2010/10

R.H. Quartel / G. Mouthaan en Het Kontakt Edities bv Uitspraak: deels gegrond
De klacht is gericht tegen het artikel "Protest bij sloop krijgt politievervolg". Klager heeft allereerst gesteld dat sprake is van eenzijdige, tendentieuze en onjuiste berichtgeving, die ten onrechte niet is gerectificeerd.
Verweerders hebben aangevoerd dat het incident tijdens de sloopwerkzaamheden de insteek van het artikel was en niet de (on)rechtmatigheid van de sloopvergunning. Het stond verweerders vrij om die invalshoek te kiezen. Hoewel de Raad zich kan voorstellen dat klager het artikel als grievend heeft ervaren, is hij van oordeel dat verweerders voldoende evenwichtig over de kwestie hebben bericht. Beide kanten van de zaak zijn belicht, waarbij genoegzaam onderscheid is gemaakt tussen feiten en beweringen. (zie punten 1.1. tot en met
1.4. van de Leidraad van de Raad)
Verder is het journalistiek gebruikelijk dat een artikel in de kop scherp wordt aangezet. Daarmee worden alleen de grenzen van journalistieke zorgvuldigheid overschreden als de kop geen enkele grond vindt in het artikel. Daarvan is hier geen sprake. Dat verweerders klagers optreden in de kop hebben geparafraseerd als `protest' is niet onbegrijpelijk. Evenmin is ontoelaatbaar dat het doen van aangiften als `politievervolg' is aangeduid. (vgl. RvdJ 2009/52)
Ten aanzien van de vermeende aangifte wegens doodslag hebben verweerders erkend dat de berichtgeving op dat punt onjuist was. Terecht hebben zij klager aangeboden het artikel op dat punt te rectificeren. Klager is echter niet met het voorstel van verweerders akkoord gegaan en heeft daarop een eigen voorstel tot rectificatie voorgelegd. Verweerders behoefden dat voorstel niet te volgen, aangezien dat verder ging dan de geconstateerde onjuistheid. Klager heeft voorts verweerders expliciet verboden de door hen voorgestelde rectificatie te plaatsen, omdat hem dat nog verdere beschadiging toe zou brengen. Aldus hebben verweerders in redelijkheid kunnen besluiten om uiteindelijk geen rectificatie te plaatsten. (zie punt 6.1. van de Leidraad)
Nu overigens niet is gebleken dat de berichtgeving relevante onjuistheden bevat, bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerders - door te handelen en na te laten als hiervoor bedoeld - journalistiek onzorgvuldig jegens klager hebben gehandeld. Verder heeft klager bezwaar gemaakt tegen de vermelding van zijn volledige naam. Op dat punt is de klacht wél gegrond. Niet is gebleken dat met de vermelding van klagers naam een maatschappelijk belang is gediend, dat zwaarder weegt dan het individuele belang van klager. Klager had ook anoniem kunnen worden genoemd of worden aangeduid als bijvoorbeeld `één van de omwonenden', zonder dat afbreuk was gedaan aan de aard en inhoud van de berichtgeving. Het standpunt van verweerders dat de naam van klager direct na het incident in het dorp Goudriaan rond zong - hetgeen door klager is betwist - kan daaraan niet afdoen. Aangezien het verspreidingsgebied van Het Kontakt groter is, hadden verweerders ermee rekening moeten houden dat klager door de publicatie ook buiten de kring van dorpsinwoners bekend zou worden. Bovendien was in dit geval extra zorgvuldigheid geboden, nu klager in het artikel in verband wordt gebracht met het plegen van strafbare feiten. (zie punten 2.4.1. en 2.4.5. van de Leidraad) Trefwoorden:

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens, verdachten/veroordeelden

· Rectificatie/weerwoord: rectificatie Publicatie op www.rvdj.nl/2010/11

H. Boere / `EénVandaag' (AVRO/TROS)
Uitspraak: ongegrond
In een uitzending van `EénVandaag' is aandacht besteed aan het proces tegen klager in verband met door hem gepleegde misdaden in de Tweede Wereldoorlog. Er zijn beelden getoond van het plaatsje Eschweiler en van het bejaardentehuis waar klager woonachtig is. In de reportage komen een familielid van een van de slachtoffers en de Officier van Justitie aan het woord. Zij laten zich onder meer uit over de vraag of klager al dan niet berouw zou hebben van zijn daden. Verder zijn diverse beelden getoond die met een verborgen camera in de kamer van klager in het bejaardentehuis zijn gemaakt. Een aantal van de beelden is herhaald in een latere uitzending van `EénVandaag'. De kern van de klacht is dat verweerder ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een verborgen camera en de beelden ten onrechte tot tweemaal toe in een uitzending heeft gebruikt.
Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd kan worden aangenomen dat contact met klager via diens advocaat voor verweerder niet mogelijk was. Verder is aannemelijk dat de verslaggever niet tot het bejaardentehuis zou zijn toegelaten, indien hij daar met open camera was verschenen. Daarbij is van belang dat klagers raadsman ter zitting naar voren heeft gebracht dat daarover ook afspraken zijn gemaakt met de receptie van het bejaardentehuis. De vraag is vervolgens of in dit geval sprake is van een zodanig maatschappelijk belang, dat het gebruik van een verborgen camera en de uitzending van de beelden daardoor gerechtvaardigd was. (zie punten 2.1.5. en 2.1.7. van de Leidraad van de Raad)
Naar het oordeel van de Raad betreft het hier een grensgeval. Enerzijds was al bekend dat klager erkende schuldig te zijn aan de drie moorden, en was hij in een NPS-documentaire van ruim 10 jaar geleden ook zelf aan het woord geweest. In zoverre bevatten de gewraakte uitzendingen van `EénVandaag' geen nieuwswaarde. Daar staat tegenover dat de Tweede Wereldoorlog in het algemeen en de voormelde feiten met betrekking tot klager in het bijzonder van grote impact zijn geweest, niet alleen op de familie van de slachtoffers, maar op het gehele Nederlandse publiek. Verweerder heeft beoogd de persoonlijke visie van klager op door hem gepleegde feiten, de ontwikkelingen rond zijn veroordeling en het nieuwe proces vast te leggen. Aldus wordt enig inzicht gegeven in de beweegredenen en persoonlijkheid van klager, die bekend staat als de laatste nog levende Nederlandse oorlogsmisdadiger en daarmee ook model staat voor andere Nederlandse SS-ers. De beelden kunnen in zoverre worden aangemerkt als een historisch document. Daarbij komt dat de laatste beelden van klager waarin diens persoonlijke visie aan de orde kwam, ruim tien jaar geleden tot stand zijn gekomen en recente beelden niet voorhanden waren.
Verder is van belang dat de betrokken verslaggever zich direct bij binnenkomst heeft voorgesteld als journalist, werkzaam voor de televisie. Hoewel klager daarop antwoordde dat hij niets met journalisten te maken wilde hebben en dat ze moesten vertrekken, kan uit de beelden en het verhandelde ter zitting worden opgemaakt dat klager zich niet verder tegen de aanwezigheid van de journalisten heeft verzet, maar op rustige toon het gesprek met hen is aangegaan. Aan het eind van het onderhoud heeft hij zelfs gevraagd zijn verhaal goed op te schrijven.
Een en ander in onderlinge samenhang beziend, is de Raad van oordeel dat klagers privacy niet onevenredig is aangetast en verweerder niet journalistiek ontoelaatbaar heeft gehandeld. De omstandigheid dat tijdens het proces nieuwe beelden van klager zouden kunnen worden gemaakt, kan daaraan niet afdoen. Het maatschappelijk belang was immers gelegen in het belichten van de persoonlijke visie van klager over zijn daden. Verweerder mocht ervan uitgaan dat die persoonlijke en ongedwongen visie tijdens het proces, dat juridisch van aard is, niet (voldoende) naar voren zou komen.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: verborgen camera-techniek Publicatie op www.rvdj.nl/2010/12

---