ChristenUnie


Bijdrage Cynthia Ortega-Martijn plenair bevorderen arbeidsparticipatie jongeren

Bijdrage Cynthia Ortega-Martijn plenair bevorderen arbeidsparticipatie jongeren

woensdag 10 februari 2010 10:00

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen kan worden beschouwd als een crisismaatregel om jeugdwerkloosheid te voorkomen. De ChristenUnie ondersteunt het wetsvoorstel maar plaatst er wel een kanttekening bij. Het moet echt gaan om een tijdelijke maatregel. Flexwerk kent namelijk ook nadelen. Het kabinet onderkent dit. Het stelt dat de inkomenszekerheid van jongeren in dit wetsvoorstel beperkt blijft. Ook wordt in het actieplan Jeugdwerkloosheid, dat in 2009 is gepresenteerd, de zwakke rechtspositie van jongeren door de tijdelijke contracten als een hinderlijk punt gezien. Hoe ziet de minister dit wetsvoorstel in het licht van deze stelling? Voorkomen moet worden dat de indruk wordt gewekt dat de deur op een kier wordt gezet om het aantal flexcontracten dat mag worden aangeboden nog verder op te rekken. Ik hoorde afgelopen weken al geluiden van werkgeverszijde dat verlenging tot zes keer overwogen zou moeten worden. Ik wil hier benadrukken dat wat de ChristenUnie betreft de huidige verruiming echt de limiet is. De verlenging van het flexcontract loopt tot 2012, met een uiterste einddatum van 1 januari 2014. Of dit laatste gebeurt, hangt af van de evaluatie die volgt. Hierbij staat de vraag centraal hoe de maatregel door werkgevers wordt gebruikt. Dit zegt echter niet direct of de maatregel daadwerkelijk jongeren heeft geholpen. Misschien hadden zij anders wel een vast contract gekregen. Het effect voor de jongeren lijkt zo minder belangrijk geworden dan het gebruik van de regeling door bedrijven. Dat kan volgens de ChristenUnie niet de bedoeling zijn. Ik vraag de minister hier toe te zeggen dat het effect op de voorkoming van jeugdwerkloosheid als leidend criterium wordt genomen in de evaluatie. Ook moeten zaken als de economische ontwikkeling en mogelijke ongewenste neveneffecten van de maatregel worden meegenomen in de evaluatie. Als er geen aanleiding meer is, moet de maatregel ook echt niet worden verlengd. Graag hoor ik op dit punt een nadrukkelijke toezegging. Jongeren moeten perspectief hebben op een goede loopbaanontwikkeling. Na afloop van een tijdelijk arbeidscontract moet er werk van worden gemaakt om jongeren door te laten stromen naar een vast arbeidscontract. Het moet niet alleen bij deze maatregel blijven. Welke aanvullende waarborgen geeft de minister om jongeren uiteindelijk uitzicht te geven op een vast contract? Ik rond af. Het is goed om actief te zoeken naar mogelijkheden om de werkloosheid onder jongeren te bestrijden. De doelstelling van de tijdelijke wetswijziging kan op onze bijval rekenen, maar wel moet er zorgvuldig worden omgegaan met de verruiming van de wettelijke mogelijkheden voor het aanbieden van tijdelijke contracten aan jongeren. De positie en de vooruitzichten van de jongeren moeten centraal staan. Het moet voor de jongeren een verbetering zijn. Met andere woorden: flexwerk kan geen permanente oplossing zijn, zeker niet voor jongeren. Maar in tijden van crisis moet je ook pragmatisch zijn. Als de keuze dan werk of werkloosheid is, kiest mijn fractie uiteraard voor het eerste.

De heer Ulenbelt (SP): Hoe ziet mevrouw Ortega-Martijn deze maatregel uitgewerkt in de supermarktbranche? Die wordt niet door de crisis geraakt. Wat zal daar gebeuren door dit wetsvoorstel, als de supermarkten gebruik kunnen maken van de verruimde mogelijkheden? Krijgt die jongen daar na drie jaar een vierde tijdelijk contract? Dan kan er een andere jongere niet in. Mevrouw Ortega-Martijn maakt op die manier de onzekerheid voor die jongeren groter. Daarmee help je de jeugdwerkloosheid toch niet bestrijden?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Met het wetsvoorstel wordt beoogd dat de jongere in ieder geval weet dat hij nog één jaar kan doorgaan; anders staat hij op straat. Ik heb net in een interruptie gezegd dat dit niet echt is wat jongeren willen, maar toch zeggen zij liever hiervoor te kiezen dan op straat terecht te komen. Zij zeggen: zo kunnen wij tenminste nog genieten van één jaar volwaardig loon.

De heer Ulenbelt (SP): U geeft niet echt antwoord op mijn vraag wat het betekent voor de supermarktbranche. U bent nu meegegaan met de motie-Rutte. Die betekent alleen maar dat de jongeren in plaats van drie jaar, vier jaar aan het lijntje worden gehouden. Dat is toch de enige verbetering? Althans, u noemt het een verbetering, maar het is een verslechtering die daadwerkelijk plaatsvindt. U bent tegen flexcontracten, u wilt ze niet uitbreiden, maar bent er wel voor. Rara!

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ja, ik ben ervoor omdat wij te maken hebben met een crisis. Soms ben ik ook heel kritisch tegen werkgevers, maar ik heb ook heel oprechte brieven gehad van personeelsmanagers. Zij vertellen over jongeren die zij in dienst hebben, bijvoorbeeld een jongere waarin zij wat meer moeten investeren. Nu moet de personeelsmanager die jongere ontslaan omdat de drie jaar om zijn, terwijl hij nog niet echt de mogelijkheden in de jongere heeft gezien om hem een vast contract aan te bieden. Hetzelfde geldt ook voor de jongeren. Dat soort geluiden is de ChristenUnie ook tegengekomen. Ik ben het met u eens dat het gaat om kiezen tussen twee kwaden. Ik kies dan echter toch voor dit wetsvoorstel, omdat de jongere nog één jaar de mogelijkheid heeft van een volwaardig loon.

De heer Ulenbelt (SP): U zegt het precies goed. Als de werkgever de jongere had aangenomen en hij zou hem toch moeten ontslaan omdat er geen werk is, dan kost dat deze werkgever toch ook helemaal niets. Dat weet u toch? De ontslagvergoeding zou vrijwel niets zijn. Daarom bent u op de verkeerde weg. U helpt niet de jongeren, maar de werkgevers en dat is eigenlijk uw bedoeling niet.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik ben niet op de verkeerde weg. De heer Ulenbelt moet eens realistisch naar de wereld kijken. Wij kunnen niet alleen blijven inzetten op baanzekerheid. Wij moeten inzetten op inkomen- en werkzekerheid. Dat is ook voor deze jongeren belangrijk. Het is juist dat ik geen voorstander ben van verdere uitbreiding van flexcontracten. Ik ben voor het tijdelijk oprekken met een jaar omdat het crisis is en omdat onder andere de werkgevers in het mkb niet helemaal weten hoe het zal gaan. Ik doe nu ook een appel op al die werkgevers om, als zij in een jaar constateren dat het beter gaat met hun bedrijf, er ook voor te kiezen om de jongere een vast contract aan te bieden. Ik heb de minister gevraagd welke afspraken hij daarover met werkgevers gaat maken.