Eerste Kamer betreffende Informatievoorziening inzake Europese
dossiers
Kamerbrief aan de Eerste Kamer betreffende Informatievoorziening inzake
Europese dossiers
Kamerbrief | 26 februari 2010
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de werkzaamheden van uw
Kamer voor een geregelde behandeling van de initiatieven van de
Europese Commissie. Mede namens de Minister President en
collega-bewindslieden verwelkom ik de inspanningen van uw Kamer om de
werkwijze met de Europese voorstellen transparant en inzichtelijk te
maken en om vorm te geven aan de samenwerking op dit vlak met de
Tweede Kamer.
Ik heb uw notitie aan alle departementen gestuurd.
Graag ondersteun ik uw wens om tijdige wederzijdse
informatie-uitwisseling over Europese initiatieven, dat wil zeggen
vóórdat in Brussel de onderhandelingen over de voorstellen beginnen.
Ik ga derhalve graag in op uw verzoek om overleg over een goede
afstemming van de informatievoorziening mede ten behoeve van de
toepassing van het parlementaire voorbehoud, zoals vermeld in artikel
4 van de Rijkswet van 10 juli 2009 houdende goedkeuring van het
Verdrag van Lissabon.
In dit verband licht ik graag kort de kabinetsvisie op de artikelen 3
en 4 van de Goedkeuringswet toe. Het Verdrag van Lissabon voorziet in
uitbreiding van het medebeslissingsrecht van het Europees Parlement,
hetgeen altijd een belangrijke doelstelling van de Nederlandse
regering en het Nederlandse parlement is geweest. Als gevolg van de
uitbreiding van de democratische controle op Europees niveau, is het
bereik en blokkerend effect van het instemmingsrecht van het Parlement
beperkt tot een viertal artikelen van het EU-werkingsverdrag.
Voor de terreinen waarop artikel 3 niet van toepassing is geldt de
regeling uit artikel 4 van de Goedkeuringswet. Het daar beschreven
voorbehoud beoogt de nationale parlementaire controle te versterken.
In uw brief en de daarbij meegezonden bijlagen, met name bijlage II,
wordt onder meer ingegaan op de toepassing van artikel 4. Gelet op de
wetsgeschiedenis lijkt het mij beter dat wij niet spreken over een
parlementair behandelvoorbehoud, maar de term hanteren die ook in de
wet wordt gebruikt, te weten "parlementair voorbehoud". Zoals ik in uw
Kamer heb aangegeven is "het parlementair voorbehoud volstrekt in lijn
met wat nu in veel andere parlementen gebruikelijk is". Het biedt de
Nederlandse regering in Brussel de gelegenheid om in de
onderhandelingen te zeggen: "het parlement is het er nog niet mee
eens". Met andere woorden daardoor kan de regering in Brussel
uitdrukking geven aan de wens om nog geen definitief standpunt te
bepalen; het betekent niet dat de regering op juridische gronden zou
moeten weigeren om mee te werken aan de totstandkoming van het
voorliggende voorstel. Er is een duidelijk onderscheid met artikel 3
van de goedkeuringswet en het lijkt mij zaak om dit ook in het
taalgebruik tot uitdrukking te laten komen.
Op 4 november 2009 heb ik met de Tweede Kamer een goed overleg gehad
over de informatievoorziening over Europese onderwerpen in brede zin.
Ik kan mij voorstellen dat ik met uw Kamer een vergelijkbaar overleg
heb. Ik ga er daarbij vanuit dat ten gevolge van het opheffen van de
poortwachtersfunctie van de Vaste Commissie voor Europese
Samenwerkingsorganisaties de overige vaste commissies in uw Kamer
tevens soortgelijk overleg zullen beleggen met de betrokken
vakminister.
Met de Tweede Kamer zal wederom een Algemeen Overleg plaatsvinden
(wellicht in april a.s.) over het nieuwe Wetgevings- en Werkprogramma
van de Europese Commissie.
Het kabinet is zich bewust van het belang van een adequate en tijdige
informatievoorziening aan beide Kamers van het parlement voor een
doeltreffende behandeling van voorstellen van de Europese Commissie.
Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer van oktober 2009 bleek
dat sinds 2004 het beeld van de tijdigheid in 2008 een stuk verbeterd
was. Ondermeer bleek daaruit ook dat het parlement de meerderheid van
de fiches nog vóór de raadsbehandeling in Brussel ontvangt. Dit is van
belang om het parlement de gelegenheid te geven invloed uit te oefenen
op de besluitvorming in Brussel en meer in het bijzonder voor het,
wanneer nodig, inroepen van het parlementair voorbehoud.
Mede namens mijn collega-bewindslieden bevestig ik graag in deze brief
(referte mijn brief aan het parlement van 29 juni 2009 over de
evaluatie van de BNC fiches en -procedure, Kamerstuk 22 112 884), dat
de inhoudelijke kwaliteit alsmede de verdere verbetering van de
tijdigheid van de BNCfiches belangrijke aandachtspunten blijven. Zoals
ook in de brief van 29 juni 2009 aangegeven blijft het kabinet streven
naar een termijn van 6 weken voor fiches over voorstellen voor
wetgeving en van 3 weken voor fiches over voor Nederland belangrijke
voorstellen. Dit om te voorzien in de best mogelijke
informatie-uitwisseling tussen kabinet en parlement.
Ik heb uw opmerking over de toezending aan het parlement van
kabinetsreacties op groen - en witboeken van de Europese Commissie ter
harte genomen. Ik heb hiervoor aandacht gevraagd bij de departementen;
ik zal erop toezien dat kabinetsreacties steeds en tijdig aan beide
Kamers van het parlement worden aangeboden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Ministerie van Buitenlandse Zaken