Gerechtelijke organisatie

Uitspraak in de zaken tegen een ex-raadsheer van het gerechtshof Leeuwarden

Arnhem, 24 februari 2010 - Vandaag heeft de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Leeuwarden, nevenzittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een tweetal zaken tegen een ex-raadsheer van het gerechtshof Leeuwarden.

In de eerste zaak heeft het hof verdachte veroordeeld wegens oplichting en een poging tot afdreiging tot een werkstraf voor de duur van 200 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde dwang, als bedoeld in artikel 284 Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft het hof de zaak met betrekking tot het tenlastegelegde âzonder daartoe gerechtigd te zijn de titel van advocaat voerenâ op verzoek van verdachte teruggewezen naar de rechtbank Groningen.

De tweede zaak heeft betrekking op de omstandigheid dat verdachte een brief heeft verzonden aan mr. Doedens met betrekking tot een strafzaak waarin verdachte als raadsheer bij het hof Leeuwarden heeft opgetreden. Die brief is vervolgens door mr. Doedens in een herzieningsverzoek in die strafzaak gebruikt.

Het hof heeft verdachte in deze zaak veroordeeld wegens opzettelijke schending van een wettelijke geheimhoudingsplicht, te weten schending van het geheim van de raadkamer, tot een voorwaardelijke geldboete van ⬠2.500,- met een proeftijd van twee jaren.

Daarbij is door het hof overwogen dat de strekking van artikel 7, lid 3 Wet RO is dat rechters in raadkamer tijdens hun beraadslaging vrijelijk met elkaar moeten kunnen discussiëren en hun gedachten en gevoelens moeten kunnen uitwisselen zonder dat er gevaar bestaat dat dit later buiten de raadkamer openbaar wordt gemaakt en dit hen kan worden tegengeworpen. Rechters moeten in raadkamer ook vrijelijk kunnen terugkomen op een eerder ingenomen standpunt, fouten kunnen maken en emoties kunnen uiten. Het geheim van de raadkamer is algemeen en ruim geformuleerd en omvat de gehele gedachtevorming in raadkamer en al hetgeen bij de bespreking daarvan in raadkamer aan de orde is gekomen. Het gaat er om dat -anders dan datgene wat uiteindelijk in de rechterlijke beslissing terecht komt- de wijze waarop tot de uiteindelijke beslissing is gekomen en de inbreng van elke individuele rechter in de achterliggende beraadslaging geheim blijft. Dit betekent dat een rechter dus niet alleen de meningen van zijn collega-rechters, maar ook zijn eigen persoonlijke afwegingen met betrekking tot een zaak, zoals geuit of tot stand gekomen in raadkamer, niet naar buiten mag brengen.

Het hof is van oordeel dat verdachte -gelet op het feit dat deze geheimhoudingsverplichting in de wet is vastgelegd en verdachte de eed dan wel de belofte afgelegd moet hebben alvorens hij tot raadsheer werd benoemd- wist dat hij tot geheimhouding was verplicht van hetgeen in raadkamer over aanhangige zaken is geuit. Aangenomen mag worden dat verdachte als voormalig rechter bekend was met de hiervoor weergegeven strekking van het geheim van de raadkamer en hetgeen hieronder valt.

Voorts is het hof van oordeel dat verdachte dit geheim van raadkamer met de door hem in zijn brief gebezigde bewoordingen, zoals ten laste gelegd, opzettelijk heeft geschonden.

LJ Nummers

BL5429
BL5431

Bron: Gerechtshof Arnhem Datum actualiteit: 24 februari 2010