Fiscale nieuwsflits 19 februari 2010
Nieuwsbericht | 24-02-2010 | Inkomstenbelasting
De staatssecretaris geeft een toelichting dat hij afziet van cassatie
tegen de hofuitspraak dat een voorziening mocht worden gevormd voor de
in de hoedanigheid van advocaat toegebrachte schade.
IB: voorziening voor de als advocaat toegebrachte schade
De staatssecretaris ziet af van cassatie tegen de hofuitspraak dat een
voorziening mocht worden gevormd voor de in de hoedanigheid van
advocaat toegebrachte schade. In een toelichting merkt hij overigens
op twijfels te hebben met betrekking tot de gegeven motivering. Hij
acht de uitkomst echter niet onredelijk.
A is advocaat. Als zodanig is hij ondernemer voor de
inkomstenbelasting. A is betrokken geweest bij de oprichting van de
stichting Y, die zich ten doel stelt fondsen te werven om procedures
te kunnen voeren tegen B. In zijn hoedanigheid van advocaat heeft A
geprocedeerd tegen B. B heeft hem daarop in een civiele procedure
aansprakelijk gesteld voor schade, becijferd op EUR 75 000 000. A
heeft deze procedure verloren, zonder dat het bedrag aan
schadevergoeding is vastgesteld, maar tegen het vonnis is
geappelleerd. In een tuchtrechtelijke procedure is geen klachtwaardig
gedrag van A vastgesteld. A wenst een voorziening te vormen voor een
tiende deel van de geclaimde schadevergoeding; hetgeen door de
inspecteur is geweigerd.
Hof Den Haag heeft die voorziening (voor EUR 1 000 000) toegestaan.
Die beslissing houdt in cassatie echter geen stand. Het oordeel van
het hof dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat A als
privé-persoon schade jegens B heeft veroorzaakt, is volgens de Hoge
Raad onvoldoende gemotiveerd in het licht van hetgeen de inspecteur
voor het hof had aangevoerd. Hij had namelijk gesteld dat A is
aangesproken vanwege zijn persoonlijke betrokkenheid bij de acties
jegens B en dat geen redelijk denkend ondernemer zou zijn doorgegaan
met deze acties gelet op de mogelijke schadeclaims. De zaak wordt
daarom verwezen.
Het verwijzingshof oordeelt dat bij de beoordeling van de hoedanigheid
waarin A aansprakelijk is gesteld van belang is welke activiteiten
redelijkerwijs nog kunnen worden beschouwd als activiteiten die binnen
de draaicirkel van de uitoefening van het beroep va advocaat. Naar het
oordeel van het hof kan ervan worden uitgegaan dat A in zijn
hoedanigheid van advocaat betrokken is geraakt bij activiteiten die
erop waren gericht om het functioneren van B aan de orde te stellen.
En dat hij daarbij niet zozeer onverantwoord heeft gehandeld dat zijn
optreden om die reden al niet in de uitoefening van zijn beroep heeft
kunnen plaatsvinden. A heeft ter zitting toegelicht waarom hij geen
gevolg heeft gegeven aan het vonnis van de voorzieningenrechter.
Volgens het hof kan ter zake van de executie van de opgelegde dwangsom
niet worden geconcludeerd dat het hier een last betreft die niet in
het kader van diens bedrijfsuitoefening is opgekomen. A heeft met
toepassing van goed koopmansgebruik per 31 december 2003 een
voorziening mogen treffen ter grootte van de in het vonnis vermelde
dwangsom van maximaal EUR 50 000. Voor een hogere voorziening ziet het
hof geen aanleiding.
De staatssecretaris laat weten dat hij afziet van het instellen van
beroep in cassatie. In een toelichting merkt hij onder meer op dat hij
weliswaar twijfels heeft aan de door het hof gegeven motivering, maar
dat hij het resultaat waartoe het hof komt niet onredelijk acht.
Toelichting staatssecretrais van 8 februari 2010 nr. DGB 2010/223,
n.a.v. verwijzingsuitspraak Hof Amsterdam van 24 december 2009,
2008/01257, 2003 en 2004, Wet IB 2001 3.5 en 3.8
Meer informatie
* Toelichting staatssecretaris 8 februari 2010, nr. DGB2010-223
08-02-2010 | PDF bestand, 14 Kb
* Uitspraak Hof 's-Gravenhage van 24 december 2009, 2008/012571 is
tot op heden niet gepubliceerd.
Zie het origineel
Ministerie van Financiën