Nationale Ombudsman
Den Haag, 23 februari 2010
Provincies aan zet bij netwerkpleegzorg
Sommige kinderen kunnen niet meer door hun ouders verzorgd worden. De
overheid vindt het belangrijk dat zij bij familie of bekenden opgevangen
kunnen worden. Deze netwerkpleegouders moeten volgens de Nationale
ombudsman, Alex Brenninkmeijer, dan ook kunnen rekenen op steun van de
overheid. Het zijn vooral de provincies die ervoor moeten zorgen dat
netwerkpleegouders snel de begeleiding en financiële vergoeding krijgen die
zij nodig hebben. Provincies zijn verantwoordelijk voor het budget en voor
het organiseren van de samenwerking tussen de instanties die betrokken zijn
bij pleegzorg. De ombudsman wijst op deze verantwoordelijkheden na onderzoek
naar de problemen die netwerkpleegouders ervaren.
Opvang van kinderen die niet meer thuis kunnen blijven vraagt om
pleeggezinnen, waarbij de voorkeur uitgaat naar verzorging bij
familie, buren of andere bekenden. Deze netwerkpleegouders komen net
als andere pleegouders in aanmerking voor ondersteuning en een
vergoeding voor de pleegzorg. Netwerkpleegouders krijgen meestal
onverwacht te maken met de opvang van een kind. Hun opvang kan
ingewikkeld zijn en in financieel opzicht een probleem vormen. De
Nationale ombudsman heeft klachten gekregen van mensen die de
noodzakelijke begeleiding en vergoeding erg laat of zelfs helemaal
niet ontvangen. Daarom heeft hij een onderzoek gedaan naar de
oorzaken.
Betrokken instanties
Er zijn verschillende instanties betrokken bij de netwerkpleegzorg.
Bureau Jeugdzorg moet eerst beslissen of het voor het kind de beste
oplossing is om bij familie of bekenden te blijven en of het kind
begeleiding nodig heeft. Als dat zo is, dan meldt Bureau Jeugdzorg het
kind aan bij een zorgaanbieder, die onderzoekt of de pleegouders
geschikt zijn. Als de netwerkpleegouders zijn geaccepteerd, verstrekt
de zorgaanbieder de vergoeding en begeleiding aan de pleegouders. De
vergoeding moet worden toegekend vanaf de datum waarop Bureau
Jeugdzorg het indicatiebesluit heeft afgegeven. De provincies zijn
verantwoordelijk voor de financiering van dit alles.
Resultaten onderzoek
De ombudsman constateert dat de diverse instanties steeds weer anders
werken en dat het voor netwerkpleegouders ook kan uitmaken in welke
provincie zij wonen. Zo hebben de Bureaus Jeugdzorg verschillende
termijnen voor het afgeven van een indicatie: van twee weken tot drie
maanden. Sommige bureaus melden het pleegkind dezelfde dag aan bij een
zorgaanbieder, andere bureaus doen dat niet. Een aantal zorgaanbieders
begint meteen aan het onderzoek naar de geschiktheid van de
netwerkpleegouders. Andere niet, bijvoorbeeld omdat er geen budget is
of omdat er onvoldoende begeleiders zijn. De netwerkpleegouders komen
dan op een wachtlijst te staan. Sommige provincies hebben samen met
zorgaanbieders een voorrangregeling gemaakt voor netwerkpleegouders,
andere provincies niet. Voor netwerkpleegouders kan het onduidelijk
zijn bij welke instantie hun aanvraag in behandeling is, wat er gaat
gebeuren en hoe ze in aanmerking kunnen komen voor een voorschot op de
vergoeding. De Nationale ombudsman heeft geen begrip voor deze
verschillen en de ongelijke behandeling die daar het gevolg van is.
Daarom heeft hij met de betrokken partijen gezocht naar een oplossing.
Oplossingen
Brenninkmeijer stelt dat de provincies de verantwoordelijkheid hebben
om samen een oplossing te vinden voor de knelpunten. Hij beveelt de
provincies aan binnen een half jaar gezamenlijk beleid hiervoor op te
stellen. Dit beleid betekent volgens Brenninkmeijer dat
netwerkpleegouders in ieder geval binnen drie maanden de noodzakelijke
begeleiding en vergoeding moeten krijgen. De provincies kunnen dit
regelen door de samenwerking tussen de vele instanties die betrokken
zijn bij pleegzorg te verbeteren, te zorgen voor goede uitwisseling
van informatie en afstemming en door budget beschikbaar te stellen.
Netwerkpleegouders die nu al langer dan drie maanden wachten op
begeleiding of vergoeding, moeten voor 1 juni uitsluitsel krijgen
volgens de ombudsman. Op uitnodiging van de voorzitter van de
Adviescommissie Sociaal Beleid van het interprovinciaal overleg IPO
licht de ombudsman zijn bevindingen binnenkort toe aan de
gedeputeerden die zich met jeugdzorg bezighouden.
Noot voor de redactie,