Tehuisopvang nadelig voor ontwikkeling Hiv-besmette kinderen in Oekraïne
Kinderen met een Hiv-besmetting zijn beter af in een
achterstandsgezin dan in een materieel goed voorzien
kindertehuis. Dat blijkt uit onderzoek van Leidse pedagogen
onder Oekraïense Hiv-besmette kinderen. Hun bevindingen
verschijnen deze maand in Child Development.
Natasha Dobrova-Krol: `Hiv-besmette kinderen in tehuizen hebben
baat bij meer stabiliteit en persoonlijke zorg.'
Vertraagde ontwikkeling
Natasha Dobrova-Krol en haar collega's van de afdeling Algemene
en Gezinspedagogiek onderzochten 64 Oekraïense kinderen van
gemiddeld 4 jaar oud; deels Hiv-besmet, deels niet. Van beide
groepen woonde de helft bij hun ouders, terwijl de andere helft
al sinds het eerste levensjaar in een tehuis verbleef. De
materiële en medische omstandigheden in de onderzochte tehuizen
waren goed. Toch bleek opgroeien in een tehuis samen te hangen
met vertraging van de lichamelijke groei en de cognitieve
ontwikkeling. Hiv-besmetting hing ook samen met een minder
gunstig ontwikkelingsverloop, maar het nadelige effect van
institutionele zorg was veel groter.
Gebrek aan stabiliteit
De onderzoeksresultaten bevestigen wat Dobrova-Krol al
vermoedde op basis van eerdere studies: institutionele opvang
is nadelig voor een optimale ontwikkeling van het kind.
Hiv-besmette kinderen in een gezin stonden er qua ontwikkeling
beter voor dan de tehuiskinderen, besmet of niet. En dat
terwijl er in de gezinnen vaak grote problemen speelden:
armoede, verslaving en slechte huisvesting. In de tehuizen is
de medische zorg en de controle op medicatie beter.
Dobrova-Krol: `Blijkbaar is het vooral de stabiliteit en de
kwaliteit van de relatie met de opvoeder die er toe doet. Dat
is nu juist waar het vaak aan schort in kindertehuizen.
Kinderen groeien op in grote groepen met een voortdurend
wisselende leiding. Op 3-jarige leeftijd heeft een Oekraïens
tehuiskind minstens 30 verzorgsters gehad.'
Op eigen benen staan
Dobrova-Krol groeide zelf op in Oekraïne voordat zij in 2001
naar Nederland verhuisde. De situatie van de Oekraïense
tehuiskinderen gaat haar aan het hart sinds ze in haar
studententijd als vrijwilligster in een tehuis werkte. `Ik
merkte toen direct de behoefte van de oudere kinderen om hun
problemen met mij te delen,' vertelt ze. `Het is heel moeilijk
voor de kinderen om op eigen benen te leren staan. Andere
studies laten zien dat de ontwikkelingsachterstand van de
geïnstitutionaliseerde kinderen alleen maar toeneemt naarmate
zij ouder worden. Veel kinderen belanden op latere leeftijd in
armoede en criminaliteit.'
Oekraïne staat in de Europese top drie van snelst verspreidende
AIDS-epidemieën. Twintig procent van de kinderen van
Hiv-besmette moeders eindigt in een tehuis.
Epidemie
Bevolkingsstatistieken van UNICEF schetsen een somber beeld van
de toekomst van Oekraïne. Het land gaat gebukt onder armoede,
werkloosheid en een hoog drugsgebruik. Oekraïne staat momenteel
in de Europese top drie van snelst verspreidende
AIDS-epidemieën. Twintig procent van de kinderen van
Hiv-besmette moeders wordt verstoten en eindigt in een tehuis.
Dobrova-Krol: `Die kinderen worden gemeden door adoptie- en
pleegouders. Daardoor blijven ze vaak veroordeeld tot
geïnstitutionaliseerde opvang.'
Adoptie
Die situatie moet veranderen, vindt Dobrova-Krol. `Alle
inspanningen zouden erop gericht moeten zijn te voorkomen dat
kinderen worden verstoten. Gezinnen waar Hiv voorkomt moeten
sociale en financiële ondersteuning krijgen bij het vervullen
van hun opvoedingstaken.' Blijft het kind alleen achter, dan
zou de Oekraïense overheid pleegzorg en adoptie moeten
stimuleren. `Opvang in een adoptiegezin is niet alleen beter
voor het kind, het kost ook minder dan de helft van wat opvang
in een tehuis kost.'
Stabiele en sensitieve zorg
En wat als een kind onverhoopt toch wordt toevertrouwd aan de
zorg van een tehuis? `Dan staat het belang van stabiele en
sensitieve zorg voorop,' zegt Dobrova-Krol. `Dat betekent dat
de structuur van tehuizen moet veranderen: minder kinderen in
een groep, meer leidsters, minder wisselende diensten. Kinderen
hebben baat bij stabiliteit en persoonlijke zorg.'
Op 3-jarige leeftijd heeft een Oekraïens tehuiskind minstens 30
verzorgsters gehad.
Praktische follow-up
Dobrova-Krol, die in december promoveerde op een breder
onderzoek onder Hiv-besmette kinderen in Oekraïne, merkt dat er
ook vanuit de tehuizen behoefte is aan praktische follow-up van
het Leidse onderzoek. `De tehuizen zijn vooral benieuwd naar
interventies waarmee ze hun zorg kunnen verbeteren. We plannen
nu vervolgstudies om te onderzoeken hoe we de tehuisleidsters
kunnen helpen om beter in te spelen op de
ontwikkelingsbehoeften van de kinderen, ook in het één-op-één
contact.'
Trainingsprogramma
Dobrova-Krol verwacht veel van dergelijke interventies. De
onderzoeksgroep van prof.dr. Rien van IJzendoorn, waar
Dobrova-Krol deel van uitmaakt, ontwikkelde eerder een
trainingsprogramma voor ouders en verzorgers, waarin zij
opvoedingsadviezen krijgen aan de hand van video-feedback. Het
programma bevordert een sensitieve opvoeding en zou daarmee ook
de Oekraïense tehuisleidsters kunnen helpen. Uit het
promotieonderzoek van Dobrova-Krol blijkt dat sensitieve zorg
samenhangt met een betere lichamelijke groei en een betere
cognitieve ontwikkeling van tehuiskinderen met een
Hiv-besmetting. Sensitieve zorg hangt ook samen met een veilige
gehechtheid tussen kind en opvoeders.
ISED-prijs
De publicatie van Dobrova-Krol en haar collega's werd eind
vorig jaar bekroond met de ISED-artikelprijs voor
internationale publicaties. De jury was van mening dat het een
mooie en relevante studie betreft, met een vernieuwend doel en
belangrijke resultaten. De prijs, die bestaat uit een oorkonde
en een geldbedrag, werd op de landelijke ISED-dag op 12
november 2009 aan Dobrova-Krol uitgereikt.
Dobrova-Krol, N.A., Van IJzendoorn, M.H., Bakermans-Kranenburg,
M.J., & Juffer, F (2010). Effects of Perinatal HIV Infection
and Early Institutional Rearing on Physical and Cognitive
Development of Children in Ukraine. Child Development, 81(1),
237-251.
(23 februari 2010/Tristan Lavender)
Nieuwsredactie - 23/02/2010
Universiteit Leiden