Hoge Raad vernietigt uitspraak hoven over rookverbod in horeca
Den Haag, 23 februari 2009 - De kern van de uitspraak is dat de door
het hof âs-Hertogenbosch gegeven vrijspraak wordt vernietigd. Het hof
Arnhem zal de zaak opnieuw moeten berechten met inachtneming van de
uitspraak van de Hoge Raad.
Achtergrond
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij als beheerder van een café
niet heeft voldaan aan zijn verplichting op grond van art. 3 van het
âBesluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimtenâ. Dit
ziet o.a. op het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod
in de voor het publiek toegankelijke delen van een café, dat wordt
geëxploiteerd door een ondernemer zonder personeel.
De rechtbank Breda heeft de verdachte van dit feit vrijgesproken op 3
april 2009 (LJN BH9853).
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld bij het hof in
Den Bosch. Het hof heeft op 12 mei 2009 (LJN BI3572) de verdachte
eveneens vrijgesproken.
De procedure bij de Hoge Raad
Het Openbaar Ministerie heeft beroep in cassatie ingesteld.
De verdachte heeft zijnerzijds incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De advocaten van de verdachte in cassatie zijn mr. M.I. Bloch en mr.
J.A. Tempelman in Amsterdam.
Advocaat-generaal mr. P.C. Vegter heeft op 5 januari 2010 in zijn
conclusie in deze zaak de Hoge Raad geadviseerd de vrijspraak te
vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het hof om deze opnieuw te
berechten en af te doen (LJN BK8211).
In cassatie gaat het om de vraag of art. 3 van voormeld Besluit
voldoende grondslag in de Tabakswet heeft en daarmee âgeldigâ is.
De uitspraak
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof. De Hoge Raad is â
anders dan het hof â van oordeel dat de art. 10 en 11a van de
Tabakswet voldoende grondslag bieden voor de verplichting tot het
instellen van een rookverbod in de horeca-inrichtingen die genoemd
worden in art. 3 van het âBesluit uitvoering rookvrije werkplek,
horeca en andere ruimtenâ. Daartoe behoort ook een café zonder
personeel.
Het hof was tot een vrijspraak gekomen omdat art. 11a lid 4 Tabakswet
alleen verwijst naar het eerste lid van art. 10 Tabakswet en niet ook
naar het tweede lid, terwijl alleen dat tweede lid het eigenlijke
rookverbod inhoudt. Die redenering wordt door de Hoge Raad echter
verworpen.
De Hoge Raad wijst er op dat het tweede lid van art. 10 bepaalt dat
een rookverbod âin ieder gevalâ tot de in het eerste lid van dat
artikel genoemde maatregelen behoort. Dit laatste betreft de
maatregelen die moeten worden getroffen om zonder hinder of overlast
van roken gebruik te kunnen maken van horeca-inrichtingen. De Hoge
Raad is van oordeel dat het eerste lid daarom steeds in samenhang met
het tweede lid moet worden gelezen. Het ontbreken in art. 11a lid 4
Tabakswet van een verwijzing naar het tweede lid van art. 10 doet dus
niet ter zake. Daar komt bij dat de totstandkomingsgeschiedenis van de
wet geen aanknopingspunten biedt voor een ander oordeel.
Een en ander brengt mee dat art. 11a Tabakswet het wettelijk
voorgeschreven rookverbod omvat, zodat dat verbod ook geldt voor de
krachtens dat artikel in art. 3 van eerdergenoemd Besluit aangewezen
horeca-inrichtingen, zoals het café zonder personeel.
Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat art. 11a van de Tabakswet de
verplichting tot het instellen van een rookverbod niet alleen oplegt
aan degenen die het gebouw beheren waarin de horeca-inrichting is
gevestigd, maar ook aan degenen die de zeggenschap hebben over de
ruimte waarin die horeca-inrichting is ondergebracht.
Gevolgen van deze uitspraak
De uitspraak van het hof âs-Hertogenbosch wordt vernietigd. Het hof
Arnhem zal de zaak opnieuw moeten berechten met inachtneming van deze
uitspraak van de Hoge Raad.
Een vergelijkbare uitspraak van vandaag, waarin de Hoge Raad een
vrijspraak van het hof Leeuwarden van 3 juli 2009 (LJN BJ1286) heeft
vernietigd en verwezen naar het hof Arnhem, (rolnummer 09/02920E) is
te vinden op rechtspraak.nl onder LJN BK8210.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 23
februari 2010. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige
uitspraak is laatstgenoemde beslissend.
Persraadsheer Jhr. mr. B.C. de Savornin Lohman zal op dinsdag 23
februari van 12.30 â 14.00 uur (via onderstaand telefoonnummer)
bereikbaar zijn voor het geven van een toelichting.
Den Haag, 23 februari 2010
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
LJ Nummer
BK8211
Zie het origineel
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 23 februari 2010 Naar boven
Gerechtelijke organisatie