Universiteit Leiden

Geschiedenis olie-industrie maar half belicht

Revoluties, oorlogen en de ontdekking van olie bepaalden de koers van de wereldgeschiedenis. De geschiedenis van de olie-industrie is dan ook uitvoerig beschreven. Toch ontbreekt een belangrijk deel. Sociaal historicus Touraj Atabaki wil daar verandering in brengen.

Revoluties, oorlogen en de ontdekking van olie bepaalden de koers van de wereldgeschiedenis. De geschiedenis van de olie-industrie is dan ook uitvoerig beschreven. Toch ontbreekt een belangrijk deel. Sociaal historicus Touraj Atabaki wil daar verandering in brengen.

Touraj Atabaki: `De sociale geschiedenis van de olie-industrie is onderbelicht.'

Status aparte
Olie heeft als grondstof een status aparte. Het zwarte goud was een belangrijke drijfveer van de ontwikkeling die het Westen in de twintigste eeuw doormaakte. Olie-afhankelijkheid van zowel producerende als consumerende landen bepaalt in belangrijke mate het politieke evenwicht in de wereld. En de rol van olie lijkt nog lang niet uitgespeeld. `Om de toekomst van de energievoorziening veilig te stellen, is het belangrijk de geschiedenis van de producenten te begrijpen', zegt Atabaki, hoogleraar sociale geschiedenis van het Midden Oosten en Centraal Azië. Aan studies naar deze geschiedenis is er dan ook geen gebrek. Maar de invalshoek is onevenwichtig. Atabaki: `De sociale geschiedenis van de olie-industrie is onderbelicht.'

Rentierstaten
Veel historische studies beschrijven de geschiedenis van olie vanuit een economisch perspectief, of gaan in op belangrijke actoren zoals politici, activisten, of managers. Een recent voorbeeld hiervan is het proefschrift van Islam Qasem waarop hij 15 februari promoveerde. Qasem ontwikkelde aan de hand van de geschiedenis van de olie-industrie tussen 1950 en 2000 in Saudi-Arabië een theorie die hij de `neo-rentier theory' doopte. Hij beschrijft hoe fluctuaties in olie-afhankelijkheid de veiligheidsstrategieën van zogenoemde `rentierstaten' beïnvloeden. Rentierstaten verkrijgen het merendeel van hun inkomsten uit het buitenland en voorzien de maatschappij van een grote hoeveelheid gratis voorzieningen en subsidies. Niet belasting is de belangrijkste inkomstenbron, maar export van grondstoffen. Dit creëert een afhankelijkheidsrelatie met consumerende landen die uitwerking heeft op zowel de binnenlandse als de buitenlandse veiligheidsstrategieën.

Iran
Evenals Saudi-Arabië is Iran een rentierstaat. Maar de Iraanse geschiedenis van de olie-industrie gaat verder terug. Daar werd in 1908 olie ontdekt (in Saudi-Arabië was dat in 1938). De vondst luidde een transitie in waarbij het relatief onbeduidende, voornamelijk door nomaden en boeren bevolkte keizerrijk Perzië zich ontwikkelde tot een bloeiende economie. Iran heeft na Saudi-Arabië de grootste olievoorraad ter wereld en telt daardoor mee in de internationale arena.

Hiaat

De Iraanse olie-industrie is onderwerp van vele historische studies. Zo is bijvoorbeeld de ontwikkeling van de Anglo-Persian Oil Company (APOC) naar de Anglo-Iranian Oil Company (AIOC) en later British Petrol (BP) uitvoerig gedocumenteerd. Toch is dat maar een deel van het verhaal. Iran zou niet zijn wat het nu is en BP geen BP, zonder de werknemer die de pompen bediende. Maar over de werknemers in de olie-industrie als sociale klasse is nauwelijks iets bekend.

Wie waren de werkers in de Iraanse olie-industrie?

Sociale geschiedenis
`De sociale geschiedenis is een vakgebied dat nauwelijks is verkend', zegt Atabaki. `Wie werkten er in de olie-industrie en waar kwamen zij vandaan? Hoe zag hun dagelijks leven eruit en hoe pasten zij zich aan in de nieuwe oliesteden? We weten het niet.' Hoewel Atabaki van Iraanse komaf is, is dat niet zijn belangrijkste motivatie voor zijn interesse. Hij verduidelijkt: `Om een samenleving te begrijpen, is het begrijpen van sociale processen net zo belangrijk als het begrijpen van politieke processen.' Hij hoopt dat hij andere historici kan overtuigen van het belang van sociale geschiedenis. Daarin is hij al deels geslaagd: `Ik heb nu elf PhD-studenten en drie postdocs voor me werken', zegt hij met enige trots. `En vers bloed is onderweg', voegt hij er lachend aan toe.

NWO-subsidie
De komende vier jaar heeft Atabaki meer ruimte krijgen om zijn onderzoek uit te breiden. Eind vorig jaar kende de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) hem namelijk een bedrag van EUR 530.000 toe voor zijn onderzoek. Het omvat een empirische en kwalitatieve studie naar arbeid en arbeiders in de Iraanse olie-industrie. Samen met zijn team zal Atabaki ingaan op de formatie van de werkende klasse, de vorming van klassebewustzijn en arbeidsactivisme en -organisatie. Op dit moment staat het project nog in de steigers. `We zijn bezig met de selectie van nieuwe promovendi en het organiseren van het project. In juli zetten we de eerste stap.'

Links


+ Website Touraj Atabaki

+ Samenvatting proefschrift Islam Qasam

(22 februari 2010/Hermen Visser)

Nieuwsredactie - 23/02/2010