Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rapport schoolleiders
Eindrapport
In opdracht van het Ministerie van OCW
2 februari 2010
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
1
Meer informatie
Zit u verstrikt in het web van regels en procedures?
Of wilt u iets aan een 'kafkaiaanse' situatie doen?
Wij komen graag langs om te kijken of de
Kafkabrigade de boel kan ontwarren!
www.kafkabrigade.nl
info@kafkabrigade.nl
Zie ook
www.kennisland.nl
www.zenc.nl
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding
4
2. Achtergrond 5
3. Uitkomsten op hoofdlijnen 9
4. Relatie schooldirecteur met bovenschools bestuur 11
5. Relatie schooldirecteur met gemeente 14
6. Zorgleerlingen 17
7. Voorstellen voor vervolg Kafkabrigadetraject 23
Bijlage 1 Zes stappen van de Kafkabrigademethode 25
Bijlage 2 Actieplan relatie schooldirecteur schoolbestuur 28
Bijlage 3 Actieplan relatie schooldirecteur gemeente 39
Bijlage 4 Actieplan zorgleerlingen 49
Bijlage 5 Overige narratieven 61
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
3
1. Inleiding
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is, net als de
meeste overheden en publieke organisaties, een aantal jaar geleden begonnen
om administratieve lasten en regeldruk terug te dringen. Dit gebeurde onder
het motto `OCW ontregelt'. De aanpak was effectief, in de eerste jaren zijn er
veel regels geschrapt. Het bleek echter dat professionals, ouders, studenten en
leerlingen daar niet of nauwelijks iets van merkten. Daarom heeft het Ministerie
nu ingezet op het `merkbaar ontregelen', zodat de eindgebruikers minder tijd,
geld en energie kwijt zijn aan processen, procedures en regelingen.
Uit onderzoeken die het Ministerie heeft laten uitvoeren naar administratie
lasten en `irritante' regels in het onderwijs bleek dat in alle sectoren onnodige
bureaucratie voorkomt, maar dat basisschooldirecteuren wel erg vast zitten in
het web. Om die reden heeft de directie Primair Onderwijs (PO) besloten om in
de kwaliteitsagenda die in 2009 geschreven is ook de rol van de schooldirecteur
op te nemen. Eén van de maatregelen die de directie PO heeft genomen om de
onnodige bureaucratie voor basisschooldirecteuren onder de loep te nemen en
aan te pakken, is het inschakelen van de Kafkabrigade, die een methode
ontwikkeld heeft om overheden te helpen bij het opsporen en aanpakken van
onnodige bureaucratie.
Voorliggend stuk is het eindrapport van het onderzoek naar onnodige
bureaucratie voor basisschooldirecteuren dat de Kafkabrigade van april tot en
met oktober 2009 heeft uitgevoerd in opdracht van de directie PO van het
Ministerie van OCW. De opzet van het rapport is als volgt. In het volgende
hoofdstuk zetten we de achtergrond van het onderzoek uiteen: de Kafkabrigade
en haar onderzoeksmethode, de opzet van het onderzoek. Daarna volgt een
schets van de uitkomsten van het onderzoek op hoofdlijnen. In de
hoofdstukken die daarop volgen (4 t/m 6) gaan we de diepte in. Per thema
zetten we de belangrijkste bevindingen, oplossingen en aanbevelingen uiteen.
Tot slot doen we in hoofdstuk 7 een aantal voorstellen voor de follow-up van
het Kafkabrigadeproject. Want het echte werk begint pas na het
casusonderzoek van de Kafkabrigade. Dan is het zaak om de actiepunten die
betrokkenen geformuleerd hebben ook daadwerkelijk te implementeren.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
4
2. Achtergrond
2.1. Kafkabrigade
De Kafkabrigade een samenwerkingsproject van Stichting Nederland
Kennisland en onderzoeks- en adviesbureau Zenc - is opgericht om
bureaucratische toestanden te onderzoeken waar geen touw meer aan vast te
knopen is. Het gebeurt vaak dat mensen in situaties terecht komen waarin ze
te maken hebben met meerdere logica's, regels en procedures tegelijk. Als die
niet goed op elkaar afgestemd zijn, kan dat vervelende gevolgen hebben:
onduidelijkheid, frustratie, maar ook financieel verlies en verlies van tijd. In
zo'n omgeving wordt het lastig om je bezig te kunnen houden met de dingen
die er toe doen.
De Kafkabrigade neemt altijd een concrete praktijkcasus als uitgangspunt
waarin een persoon of team vastloopt in onnodige bureaucratie. Samen met de
desbetreffende personen wordt de casus geanalyseerd. Vervolgens wordt
samen met andere betrokkenen in een collectief `Functioneringsgesprek'
gekeken waar het beleid en/of de uitvoering vastlopen en hoe dit verbeterd kan
worden. De betrokkenheid van leidinggevenden is belangrijk voor situaties
waarin knopen moeten worden doorgehakt en vernieuwingen worden
ingevoerd.
De uitkomsten van een onderzoek van de Kafkabrigade worden weergegeven in
een concreet actieplan. De Kafkabrigade probeert, door een praktijkcasus met
betrokkenen gezamenlijk te onderzoeken, te komen tot structurele oplossingen
en een andere manier van werken. Met zo concreet mogelijke acties zetten we
dit proces in gang.
De belangrijkste uitgangspunten van de Kafkamethode zijn:
· Eindgebruiker centraal, maar alle betrokkenen betrokken;
· Regels zijn nodig, maar soms kan het slimmer;
· Creëren van een veilige, vertrouwelijke omgeving.
De Kafkabrigademethode kan beschreven worden aan de hand van zes
stappen:
1. Verkennend onderzoek
2. Casusonderzoek
3. Contra-expertise
4. Collectie `functioneringsgesprek'
5. Actieplan
6. `Beoordelingsgesprek'
In bijlage 1 staan alle zes stappen beschreven.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
5
2.2. Onderzoeksopzet
Acht interviews
Voor deze opdracht heeft het Ministerie een begeleidingscommissie
samengesteld, bestaande uit Anne-Marie van der Tuin en Sandra ten Holter
(beide van de directie PO) en Gert-Jan van Midden (van de PO-raad). In
overleg met de begeleidingscommissie hebben we besloten om acht casus te
selecteren. Dat wil zeggen op zoek te gaan naar acht schooldirecteuren die aan
het onderzoek mee wilden werken. De reden om niet één maar acht
schooldirecteuren te selecteren, is dat Nederland zo'n 7.000 basisscholen telt,
die qua opzet, omvang en leerfilosofie behoorlijk uiteenlopen. De PO-raad heeft
voor ons een shortlist gemaakt op basis van een aantal criteria: omvang van de
school, ligging (stad/platteland), aandeel allochtone leerlingen, etc. Streven
was om een zo gevarieerd mogelijk beeld te krijgen. Uiteindelijk zijn we
afgereisd naar Den Haag, Gouda, Heerhugowaard, Leusden, Maastricht,
Oosterhout (Gld), Rijsbergen en Zwolle voor interviews met schooldirecteuren.
In bijlage 5 zijn alle narratieven (verslagen van de interviews) in samengevatte
versie opgenomen.
Op pad met vier vragen
De Kafkabrigadeinterviews met eindgebruikers zijn in principe open
gesprekken. We vragen naar het verhaal zoals diegene het beleefd heeft. Ook
dit keer zijn we de gesprekken open ingegaan. Wel hebben we van onze
begeleidingscommissie vier vragen meegekregen om in de loop van het
gesprek in ieder geval te stellen:
1) Waar heeft een schoolleider mee te maken en wat moet hij doen wanneer er
een medewerker langdurig ziek is? (Arbo wet/Wet poortwachter)
2) Wat moet een schoolleider doen wanneer er een gemeentelijke subsidie
wordt aangevraagd of verantwoord wordt? Waar loopt hij in dat geval tegen
aan? (Aanvraag en verantwoording gemeentelijke subsidie)
3) Welke informatie eisen worden gesteld en vooral hoe gaat een schoolleider
hiermee om? (Horizontale en verticale verantwoording). Hieronder verstaan we
de formele eisen waar schoolleiders aan moeten voldoen opgelegd door zowel
overheidsinstanties als door ouders, gemeenten, bestuur etc.
4) Wat moet een schoolleider doen om een schoolveiligheidsplan op te stellen?
Wat heeft hij hiervoor nodig? (Veiligheidseisen)
De begeleidingscommissie heeft ons naar deze punten laten vragen, omdat uit
eerdere onderzoeken juist deze punten als onnodig bureaucratisch naar voren
zijn gekomen. Toch zijn het niet deze vier punten gebleken die de
schooldirecteuren vooral dwars zaten. Een samenvatting van hun reacties:
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
6
Ad 1 Langdurige ziekte
Als antwoord op deze vraag kregen we van de meerderheid van de
schooldirecteuren het antwoord dat langdurig zieke medewerkers nauwelijks
rompslomp opleveren. Het komt zo zelden voor, dat ze het voor die ene keer
geen probleem vinden om zich erin te verdiepen. Bovendien kunnen de
schooldirecteuren de afhandeling van de Wet Poortwachter in veel gevallen aan
hun administratiekantoor overlaten. Het computersysteem geeft soms zelfs
automatisch aan wanneer de schooldirecteur weer een actie moet ondernemen.
Enkele schooldirecteuren hadden nog geen langdurig ziektegeval meegemaakt.
Opvallend is dat juist korte periodes van ziekte en vervanging de
schooldirecteuren relatief veel administratieve last opleveren. In de eerste
plaats vanwege de procedure voor urenadministratie die in werking treedt als
vervanging niet geregeld kan worden binnen de school (wat bijna altijd het
geval is). Zowel de zieke, als de vervanger krijgt een `bijlage akte van
benoeming' waarin precies staat beschreven hoeveel uur de leerkracht minder
of extra heeft gewerkt. De directeur vult de bijlage in en vervolgens moeten
zowel de leerkracht, als de schooldirecteur, als het bestuur deze ondertekenen.
De ondertekende bijlagen worden opgestuurd naar het administratiekantoor.
De directeur houdt een kopie als bewijs voor het ABP. Op sommige scholen is
het invullen van de bijlage geautomatiseerd, maar kopieën worden nog steeds
teruggestuurd aan de schooldirectie. Die moeten dan in fysieke vorm bewaard
worden.
Een ander punt met betrekking tot de (administratieve) last van ziekte, is de
moeite die schooldirecteuren hebben om vervangers te vinden. Grote
schoolbesturen nemen soms deel aan een vervangingspool. De kosten daarvan
zijn echter zo hoog dat niet iedere school zich deelname kan veroorloven. De
meerderheid van de geïnterviewde schooldirecteuren geeft aan in zulke
situaties terug te moeten vallen op twee of drie `oude bekenden'. Het probleem
van korte vervangingsperiodes wordt door vrijwel alle directeuren als
bureaucratisch en frustrerend ervaren.
Ad 2 Gemeentelijk subsidies
Dit punt is teruggekomen in het `Functioneringsgesprek' over de relatie van
schooldirecteuren met de gemeente. Het is opvallend dat bij de overgrote
meerderheid van de directeuren onduidelijkheid bestaat over welke subsidies er
bestaan en hoe daar aanspraak op gemaakt kan worden. Dat komt mede
blijkt tijdens het `Functioneringsgesprek' doordat niet alleen de gemeente
subsidies verstrekt, maar ook bijvoorbeeld het Rijk en de EU. De betrokken
schooldirecteuren geven aan subsidies zoveel mogelijk te vermijden. De
aanvraag en de verantwoording kosten hen namelijk vaak meer geld dan het
toegekende bedrag.
Ad 3 Horizontale en verticale verantwoording
De schooldirecteuren gaven aan een groot deel van hun tijd bezig te zijn met
verantwoording naar bestuur of ouders, maar de meesten zien dit niet per se
als een enorme last. Natuurlijk frustreert het wel als je voor een subsidie net
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
7
zoveel tijd moet besteden aan de aanvraag en verantwoording, als het
uitvoeren. Maar over het algemeen vinden directeuren het niet meer dan
logisch dat ze verantwoording af moeten leggen. Ze besteden nu eenmaal
publiek geld, het hoort bij de routine. De schooldirecteuren die wij hebben
gesproken, besteden ook relatief weinig tijd aan de verantwoordingsstukken.
Velen van hen `knippen en plakken' uit de stukken van vorige jaren en zijn dan
relatief snel klaar.
Verticale verantwoording naar ouders toe, doen de meeste directeuren, naast
alle verplichte stukken als de schoolgids en het schoolplan, vooral met behulp
van papier: een twee wekelijkse nieuwsbrief, een boekje, etc. Voor enkele
schooldirecteuren is de verantwoordingsplicht wel een frustratie. Maar dat komt
vooral, doordat het bestuur nu meer en strengere eisen stelt (nadat zij zelf
onlangs op de vingers getikt zijn). Die verscherping en toename in
verantwoordingslast valt op.
Ad 4 Schoolveiligheidsplan
De noodzaak van veiligheid op school staat bij geen enkele directeur ter
discussie. Het zit in hun systeem om daarvoor te zorgen. Zonder uitzondering
zijn ze goed op de hoogte van wat de eisen zijn. Daar zijn ze het lang niet
allemaal mee eens, maar ze houden zich er zoveel mogelijk aan (zeker
schooldirecteuren met een oud schoolgebouw moeten nog wel eens creatief
zijn). Dit gezegd hebbende is het opvallend dat het merendeel van de
schooldirecteuren die we spraken geen schoolveiligheidsplan maakt. Dat vinden
ze zonde van de tijd. Alle informatie die erin moet staan is bekend. Ze kunnen
het er zo bij pakken als het nodig is. Waarom zou je het dan ook nog een keer
extra opschrijven in een apart plan? Een aantal directeuren dat wel een
veiligheidsplan maakt, doet dit dan ook door letterlijk uit bestaande stukken te
kopiëren.
Drie `Functioneringsgesprekken'
Deze vier vragen waren zoals gezegd niet de heetste hangijzers voor de
schooldirecteuren. In plaats daarvan waren er drie andere punten die in elk
interview op de een of andere manier ter sprake kwamen: de relatie met het
bovenschools bestuur, de relatie met de gemeente en alle procedures rond
zorgleerlingen. Met de begeleidingscommissie hebben we daarom besloten om
voor elk van deze drie onderwerpen een `Functioneringsgesprek' te
organiseren.
Om dit eindrapport overzichtelijk te houden, zullen we de bevindingen en
aanbevelingen beschrijven per onderwerp van `Functioneringsgesprek' (in
hoofdstuk 4 t/m 6). Elk hoofdstuk beginnen we met een korte omschrijving van
het onderwerp. De actieplannen met het volledige verslag van de gesprekken
zijn terug te vinden in bijlage 2 t/m 4.
Voordat we de diepte in gaan, geven we in het volgende hoofdstuk de
uitkomsten van het Kafkabrigadeonderzoek naar onnodige bureaucratie voor
basisschooldirecteuren op hoofdlijnen weer.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
8
3. Uitkomsten op hoofdlijnen
Als je alle problemen en oplossingen die in drie afzonderlijke actieplannen
naast elkaar legt, zie je dat de problemen grofweg ingedeeld kunnen worden in
drie categorieën. Problemen die ontstaan door:
1. Systeem dat niet werkt;
2. Onduidelijkheid als gevolg van gebrekkige informatievoorziening/-
uitwisseling;
3. Gebrek aan vertrouwen tussen organisaties onderling.
Deze drie categorieën hangen sterk met elkaar samen. Simpel gezegd: als het
systeem niet (optimaal) werkt, moet er overgeschakeld worden op
communicatie om er met elkaar toch goed uit te komen. Als communicatie
ontbreekt, kan dit een gebrek aan vertrouwen tot gevolg hebben. Toch zien wij
binnen deze categorieën verschillende typen problemen.
Systeem dat niet werkt
In de loop van dit onderzoek is gebleken, zoals dat ook bij andere
Kafkabrigadeprojecten het geval was, dat veel problemen niet veroorzaakt
worden door het `systeem' van wetten en regels. Vaak ontstaan ze door de
manier waarop met regels binnen een systeem omgegaan wordt, de manier
waarop regels door mensen geïnterpreteerd worden. Toch waren op twee
punten alle betrokkenen het eens, dat het systeem niet (meer) werkt:
· het onderwijshuisvestingsstelsel (zie hoofdstuk 5)
· het systeem van indicatiestelling en Leerlinggebonden Financiering voor
REC cluster 4 (zie hoofdstuk 6)
Over de oplossingen voor deze systeemproblemen liepen de meningen zeer
uiteen. Voor welke oplossing ook gekozen wordt: veranderingen in het systeem
kosten per definitie enige tijd. Wij zouden daarom het Ministerie van OCW
willen aanraden deze punten zeker wel op te pakken, maar om in de tussentijd
niet stil te zitten. Door op korte termijn een aantal symptomen van een niet
werkend systeem aan te pakken, kan voor aanzienlijke verlichting
schooldirecteuren en andere betrokkenen gezorgd worden. Wel is het zaak om
bij het zoeken naar verbetering oog te hebben voor de diversiteit en de
complexiteit aanwezig in het systeem. Juist bij complexe vraagstukken waar
veel partijen bij betrokken zijn is het zaak het evalueren en verbeteren van het
systeem in interactie met betrokkenen te laten plaatsvinden.
Onduidelijkheid door gebrekkige informatievoorziening/-uitwisseling
In vrijwel alle `kafkaiaanse' situaties die wij analyseren, speelt ook een
communicatieprobleem. Dat is in dit onderzoek niet anders. Veel problemen
voor schoolleiders ontstaan doordat verschillende partijen niet of niet goed met
elkaar communiceren. De onduidelijkheid die dan ontstaat, geeft betrokkenen
soms een gevoel van machteloosheid en kan leiden tot onnodige bureaucratie.
Een in het oog springend voorbeeld is dat scholen steeds dikkere dossiers voor
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
9
hun zorgleerlingen opbouwen om meer kans te maken op toewijzing bij de
aanvraag van Leerlinggebonden Financiering. Tijdens het
`Functioneringsgesprek' bleek echter dat de Commissie voor Indicatiestelling
deze extra informatie in dossiers niet gebruikt. De commissie die aan het
onderzoek meegewerkt heeft, werkt met een vaste set van criteria. Alleen daar
wordt op getoetst.
Gebrek aan vertrouwen
De derde categorie, het gebrek aan vertrouwen tussen partijen, is ook een
regelmatig terugkerend probleem in Kafkabrigadeonderzoeken. Wanneer je
elkaar niet vertrouwt, grijp je gemakkelijk naar regels en voorschriften. In alle
drie de `Functioneringsgesprekken' komt dit gebrek aan vertrouwen terug. In
het gesprek over schoolbesturen blijkt bijvoorbeeld dat enerzijds
schooldirecteuren er niet op vertrouwen dat de bestuurders hun verhaal goed
bij de inspectie overbrengen en anderzijds dat bestuurders hun schoolleiders
onvoldoende vertrouwen in het waarborgen van kwaliteit. In het gesprek met
gemeenten komt gebrek aan vertrouwen onder andere naar voren aan de hand
van de verantwoordingsbureaucratie rond subsidies. Het indekken tegen
oneigenlijk gebruik of onvoorziene consequenties krijgt meer aandacht dan de
motivatie en kwaliteit van de plannen. In het `Functioneringsgesprek' over
zorgleerlingen komt de vertrouwenskwestie het meest duidelijk naar voren. Bij
zorgleerlingen en speciaal onderwijs zijn veel partijen betrokken, onder andere
REC-scholen, Speciaal Basisonderwijs, Jeugdzorg, ouders, de basisschool zelf.
Alle partijen die vertegenwoordigd waren tijdens het gesprek hadden duidelijk
moeite om zaken over te laten aan expertise van andere instellingen en waren
van mening dat het systeem zonder de eigen inbreng slechter zou functioneren
In hoofdstuk 4, 5 en 6 bespreken we problemen, oplossingen en aanbevelingen
per onderwerp aan de hand van de drie besproken categorieën.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
10
4. Relatie schooldirecteur met bovenschools bestuur
In mei 2009 heeft het eerste van drie `Functioneringsgesprekken'
plaatsgevonden. In Heerhugowaard bij Stichting Flore hebben we met
schooldirecteuren, bestuurders, leerkrachten, de PO-raad en een
onderwijsinspecteur gesproken over de `lasten en lusten' die schooldirecteuren
ervaren van hun bovenschools bestuur. Dit was één van de meest besproken
onderwerpen tijdens de acht interviews. Opvallend is dat met name
schooldirecteuren die werken onder een groot bestuur (meer dan 10 scholen),
deze vaak als een extra bureaucratische laag ervaren. Kleinere schoolbesturen
worden soms juist als verlichting ervaren, doordat ze bijvoorbeeld alleen de
administratieve werkzaamheden van de schoolleider overnemen. Om deze
reden waren er bij het gesprek zowel schooldirecteuren van een groot
bovenschools bestuur, als van een klein bestuur aanwezig. Bijlage 2 bevat het
actieplan van dit `Functioneringsgesprek'. In dit hoofdstuk zetten we alleen de
belangrijkste bevindingen uiteen met aanbevelingen voor mogelijke
oplossingen.
Systeem dat niet werkt
Zoals uit bovenstaande inleiding opgemaakt kan worden, hebben wij geen falen
in het systeem van bovenschoolse besturen kunnen vaststellen. Over het
algemeen ervaren directeuren kleinere besturen als positief en leveren vooral
grotere besturen ook administratieve lasten op. Tijdens het gesprek was niet
de vraag naar het bestaansrecht van schoolbesturen aan de orde, maar de
vraag naar wat de relatie en samenwerking tussen schooldirecteur en bestuur
problematisch maakt en hoe dat verbeterd zou kunnen worden.
Onduidelijkheid
Tijdens het gesprek kwam het bestaan van onduidelijkheid wel geregeld naar
voren. Schooldirecteuren hebben geen zicht op wat een bestuur op eigen
initiatief van schooldirecteuren vraagt en wat zij op basis van de huidige wet-
en regelgeving zou moeten vragen. Deze onduidelijkheid levert frustratie op.
Sommige directeuren hebben de indruk dat ze onnodig veel informatie moeten
overleggen aan hun bestuur. Zeker als in korte tijd de administratieve last
aanzienlijk vergroot wordt, zoals bij één van de scholen het geval was.
Niet alleen is het voor directeuren vaak onduidelijk wat de plichten van
schoolbesturen zijn. Tijdens het `Functioneringsgesprek' bleek dat er ook weinig
transparantie bestaat over wat de inspectie wel of niet doet. Een reden hiervoor
kan zijn dat de werkwijze van de inspectie de afgelopen tijd veranderd is.
Inspecteurs hebben tegenwoordig veel minder vaak rechtstreeks contact met
directeuren. Directeuren leveren gegevens over hun school aan het bestuur en
die voert op haar beurt het gesprek met de inspectie. Alleen als de school
slecht presteert volgt er nog een gesprek met de directeur. Eens in de vier jaar
krijgen de schooldirecteuren sowieso nog bezoek van de inspecteur.
Sommige directeuren hebben door het grotendeels wegvallen van het directe
contact met de inspectie het gevoel dat hun school alleen op papier beoordeeld
wordt. De aanwezige inspecteur legt tijdens het `Functioneringsgesprek' uit dat
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
11
dit niet het geval is. Als een school het goed doet, dan worden er geen extra
inspecties uitgevoerd. Maar als een school het niet goed doet, wordt wel
degelijk een bezoek gebracht aan de school en gaat de inspectie zelfs zover dat
ze zelfs suggesties voor verbeteringen kan doen.
Aanbeveling 1: creëer meer openheid over de verantwoordingslast van
besturen
Om er voor te zorgen dat scholen weten wat hun bestuur moet en wat ze zelf
extra doen zou helderheid over de verantwoordingslast gegeven kunnen
worden. Zo wordt het duidelijk wat echt hoort tot de autonomie van een
bestuur en wat niet. Tijdens het `Functioneringsgesprek' wordt voorgesteld dit
te doen via de website van de PO-Raad onder het thema `good governance'.
Aanbeveling 2: vraag onderwijsinspectie werkwijze uit te leggen
Onduidelijkheid over de rol van de inspectie is de verantwoordelijkheid van de
inspectie zelf. Wel willen wij het Ministerie van harte aanbevelen om de
onderwijsinspectie aan te moedigen haar werkwijze en haar verschillende taken
en rollen beter te verduidelijken richting schooldirecteuren en schoolbesturen.
Gebrek aan vertrouwen
Het blijft echter niet bij onduidelijkheid. In het `Functioneringsgesprek' komt
ook gebrek aan vertrouwen naar voren tussen de schooldirecteur en het
bestuur. Schooldirecteuren vertrouwen er niet altijd op dat het bestuur hen op
de juiste manier kan vertegenwoordigen bij inspectiebezoek. Want wie weet nu
meer over de prestaties van leerlingen dan docenten en directeuren zelf? Deze
vorm van zogenaamde `lastenverlichting' is volgens aanwezige directeuren in
feite een bron van frustratie. Ook is er gesproken over het `cascade effect';
iedereen geeft de druk om zich te verantwoorden en de behoefte aan controle
door naar de laag onder zich, van overheid, inspectie naar besturen naar
schoolleiders.
Aanbeveling 3: laat weten dat een directeur bij gesprek van schoolbestuur met
inspectie mag zijn.
Het is niet aan het Ministerie om het vertrouwen tussen schooldirecteur en
schoolbestuur te herstellen. Wat wel zou kunnen helpen is dat directeuren en
besturen weten dat schooldirecteuren in principe wel bij de gesprekken met de
inspectie mogen zijn. Wellicht zou het Ministerie van OCW (via de PO-raad)
kunnen zorgen dat dit algemeen bekend wordt. Dit zou helpen bij het oplossen
van de onduidelijkheid tussen schooldirecteuren en besturen.
Niet
Er zijn in een `Functioneringsgesprek' altijd zaken die wel het vermelden waard
zijn, maar waar de opdrachtgever niet direct iets aan kan doen. Onze ervaring
is, dat het aanbeveling verdient om hier eerlijk over te communiceren. Laat
weten wat je wel oppakt en wat je (nu) niet doet.
Zo is het niet aan het Ministerie van OCW om het vertrouwen tussen de
schooldirecteuren en hun bestuur te herstellen. Het is de verantwoordelijkheid
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
12
van scholen en overkoepelende schoolbesturen om een onderlinge rolverdeling
te vinden, waarin wederzijds vertrouwen bestaat. Dit zou echter wel
ondersteund en gestimuleerd kunnen worden op rijksniveau, bijvoorbeeld door
besturen bij elkaar te laten kijken, best practices uit te wisselen en een
specifiek programma te ontwikkelen voor bestuurders en schoolleiders. Er zijn
meerdere manieren waarop er binnen een bestuur gewerkt kan worden aan het
verbeteren van de onderlinge werkwijzen en het onderling vertrouwen. Vanuit
het bestuur kan dit vertrouwen vooral gecreëerd worden door het volledig
respecteren van de unieke en relatief autonome positie van schooldirecteuren.
Andersom zullen schooldirecteuren meer inzicht moeten krijgen in de wettelijke
verantwoordelijkheid van een schoolbestuur. In praktische zin kan vertrouwen
ook verbeterd worden door de scholen optimaal te faciliteren in het managen
van administratieve processen. Vanuit het perspectief van besturen wordt veel
waarde gehecht aan transparantie in de prestaties en ontwikkelingen binnen de
school. Daarentegen hebben directeuren vaak een bredere focus; namelijk de
gehele ontwikkeling van het kind. Die laat zich niet makkelijk vangen in cijfers.
Een goede samenwerking tussen beide `werelden' vergt wederzijdse erkenning
van verantwoordelijkheden, goede onderlinge communicatie en heldere
werkafspraken.
Quick wins
- Verduidelijking werkwijze en rollen Onderwijsinspectie voor
schooldirecteuren.
- Verduidelijking aan scholen over verantwoordingslast van besturen.
- Stimuleer de oprichting van een netwerk van bestuurders om
ervaringen uit te wisselen en onderling leren te stimuleren. Hier zou
ook de inspectie af en toe bij kunnen worden uitgenodigd.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
13
5. Relatie schooldirecteur met gemeente
Vlak voor de zomervakanties in juni 2009 vond het tweede
`Functioneringsgesprek' voor dit onderzoek plaats. Op de St. Bavoschool in
Rijsbergen kwamen we met schooldirecteuren, de PO-raad, gemeenten en de
VNG bijeen om de problemen van schooldirecteuren in de relatie met de
gemeente te bespreken. In dit hoofdstuk beschrijven wij weer de belangrijkste
bevindingen met daarbij aanbevelingen voor oplossingen. In bijlage 3 is het
volledige actieplan van dit `Functioneringsgesprek' opgenomen.
Een belangrijke les uit dit `Functioneringsgesprek' is dat de afdelingen
onderwijs van gemeenten lang niet altijd uit een heel team bestaat. In kleinere
gemeente is dat vaak maar één iemand. Voor diegene is het dan heel lastig om
op de hoogte te blijven van alle snel op elkaar volgende
onderwijsontwikkelingen. Bij het gesprek was de onderwijsambtenaar van de
gemeente Zundert (waar Rijsbergen onder valt) aanwezig. Zij werkte parttime
werkt en was sinds anderhalf jaar ook nog eens verantwoordelijk voor de
jeugdzorg in de gemeente. De collega op de genoemde post was weggevallen.
Systeem dat niet werkt
In dit `Functioneringsgesprek' waren alle deelnemers het erover eens dat het
huisvestingsstelsel voor het Primair Onderwijs niet meer werkt. Het stelsel, dat
in 1997 is ingevoerd met de Wet op Primair Onderwijs, sluit niet meer aan bij
de moderne school, waar niet alleen lesgegeven wordt, maar ook bijvoorbeeld
kinderopvang verzorgd wordt. Als je als ambtenaar niet de marges van de wet
opzoekt en deze durft te overschrijden, is het in het huidige stelsel een lastig
karwei om een nieuwe moderne school te bouwen. De PO-raad onderzoekt op
dit moment al mogelijkheden om tot een nieuwe huisvestingsstelsel voor
basisscholen te komen.
Aanbeveling 4: vernieuw huisvestingsstelsel in samenwerking met PO-raad
De PO-raad is al bezig met onderzoek naar mogelijkheden voor een nieuw
stelsel. Maar dat blijkt nog niet mee te vallen. Er zijn zoveel belangen die
meespelen. Daarom adviseren wij het Ministerie van OCW om de PO-raad
hierbij te versterken. Om hierover in gesprek te gaan met de PO-raad en
samen de eerste stappen te zetten in de richting van een nieuw
huisvestingsstelsel voor het primair onderwijs.
Onduidelijkheid
In de relatie tussen schooldirecteur en gemeente is onduidelijkheid ook een
factor die de beleving van onnodige bureaucratie versterkt. Schooldirecteuren
zijn vaak niet op de hoogte van welke subsidies er beschikbaar zijn, hoe ze
aangevraagd kunnen worden of voor welk soort onderhoud aan het
schoolgebouw de gemeente precies verantwoordelijk is. Tijdens het gesprek
blijkt dat gemeenten, zeker de kleinere, zelf ook niet altijd van deze zaken op
de hoogte zijn. Dit zou een goed aandachtspunt zijn bij het ontwerpen van
nieuwe aanverwante regelingen op rijksniveau.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
14
Aanbeveling 5: vraag VNG uitleg aan gemeenten over onderwijshuisvesting en
huidige subsidies
Niet alle gemeenten kunnen zelf misschien even goed op de hoogte zijn van
alles wat speelt op onderwijsgebied. Maar de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) is zeker wel goed op de hoogte. Ons advies is dan ook dat
het Ministerie van OCW aan de VNG vraagt om duidelijke informatie over o.a.
onderwijshuisvesting en subsidies aan gemeenten, op zo'n manier dat
gemeenteambtenaren dit begrijpelijk uit kunnen leggen aan basisscholen.
Aanbeveling 6: vraag VNG de modelverordening onderwijshuisvesting van Ede
te promoten
Het blijkt dat de modelverordening onderwijshuisvesting die onlangs door de
VNG gepubliceerd is voor een aantal gemeenten nog niet werkbaar is.
Betrokkenen bij het `Functioneringsgesprek' geven aan dat het zelfs al moeilijk
is om de verordening simpelweg te lezen. Tijdens het gesprek wordt de
interpretatie van de modelverordening uit Ede als voorbeeld aangehaald. Ede
heeft de verordening door specialisten laten omzetten in `Jip en Janneke taal',
een initiatief dat landsbreed bekendheid heeft verworven. Op basis van dit
succes, raden wij het Ministerie aan om samen met de VNG een strategie te
ontwikkelen waarmee de `Edense versie' breder gepromoot kan worden.
Aanbeveling 7: vraag VNG uitleg aan gemeenten en schooldirecteuren over
`grijs gebied' tegemoetkoming onderhoud
Tijdens het gesprek blijkt ook dat er onduidelijkheid bestaat over de
tegemoetkoming in het onderhoud van schoolgebouwen. In bepaalde gevallen
is de school zelf daarvoor verantwoordelijk, in andere gevallen de gemeente.
De PO-raad heeft geprobeerd om duidelijkheid te scheppen met een
`vinkjeslijst' op haar website. Maar dit is geen oplossing voor het bestaande
`grijze gebied'. Wij willen daarom het Ministerie aanraden om de VNG ook
hierover uitgebreider te laten informeren aan gemeenten, zodat ze uitsluitsel
kunnen geven aan schooldirecteuren.
Aanbeveling 8: verbeteren communicatie over subsidies
De schooldirecteuren geven aan dat zij niet weten welke subsidies er allemaal
zijn en hoe ze die kunnen aanvragen. De huidige communicatie hierover via het
CFI en de PO-raad bijvoorbeeld schiet duidelijk tekort. Wij adviseren het
Ministerie de communicatie te verbeteren, bijvoorbeeld met een subsidiewijzer.
Gebrek aan vertrouwen
Gebrek aan vertrouwen bij dit `Functioneringsgesprek' uit zich vooral in de uit
de hand gelopen verantwoordingslast waarmee subsidies gepaard gaan.
Betrokken schooldirecteuren vragen nauwelijks subsidies aan, omdat het de
moeite niet loont. In aanvraag- en verantwoordingsprocedures gaat een
zodanige hoeveelheid tijd zitten, dat zij meer geld kosten dan het beoogde
subsidiebedrag opbrengt.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
15
Aanbeveling 9: neem systeem van subsidieverlening kritisch onder de loep
Hoewel het Ministerie op dit gebied niet zomaar een gebrek aan vertrouwen
kan herstellen, kan zij wel de verantwoordingslast van subsidies kritisch onder
de loep nemen. Nu lijkt het erop dat scholen budgetten niet altijd aanspreken,
terwijl overheden juist proberen geld vrij te maken voor vernieuwing in het
onderwijs. Is een dergelijke verantwoordingsbureaucratie wel in alle gevallen
nodig? Vragen innovaties juist niet om meer vrije experimentele ruimte? Kan
de verantwoording niet slimmer geregeld worden? Moeten in te dienen formats
werkelijk zo uitvoerig zijn, dat scholen afhankelijk worden van adviesbureaus
voor hulp bij de aanvraag? Wij denken dat er voor scholen en voor het
Ministerie zelf winst te behalen is door deze ontwikkelingen kritisch tegen het
licht te houden. Eén van de oplossingen die tijdens het `Functioneringsgesprek'
genoemd werd, is het op grotere schaal werken met meerjarensubsidies. Dan
wegen de lusten wellicht weer op tegen de lasten. Uiteraard gaat het hier niet
alleen om subsidies van het Ministerie zelf, maar ook om subsidies van andere
overheden. OCW zou het voortouw kunnen nemen in het aanpakken van het
systeem van subsidies in het onderwijs.
Niet
Ook in de samenwerking met de gemeente zijn een aantal bevindingen naar
voren gekomen, die volgens ons niet direct opgepakt kunnen worden door het
Ministerie. Eén daarvan is de gebrekkige communicatie tussen scholen binnen
één gemeente. Het blijkt dat scholen binnen één bestuur wel geregeld contact
hebben met elkaar, maar bij scholen uit dezelfde gemeente die onder
verschillende besturen vallen ontbreekt dat nog wel eens. Dat is een gemiste
kans, want scholen kunnen soms veel van elkaars kennis en kunde leren.
Tijdens het `Functioneringsgesprek kwam ook het probleem van het langs
elkaar heen werken van gemeentelijke diensten ter sprake. Ter illustratie was
één van de geïnterviewde gemeenteambtenaren juist betrokken geweest bij de
bouw van een nieuwe brede school. Zij had veel hinder ondervonden van het
langs elkaar heen werken van collega's van verschillende diensten. De andere
schooldirecteuren herkenden deze situatie.
Quick wins
- Uitleg aan gemeenten over o.a. onderwijshuisvesting en subsidies (via
de VNG);
- Breder verspreiden van de Edense versie van de verordening
onderwijshuisvesting (via de VNG);
- Transparant maken van `grijs gebied' onderhoudsgelden
schoolgebouwen;
- Verbeteren communicatie over subsidies.
- Inzetten op meer samenwerking tussen scholen en schoolbesturen.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
16
6. Zorgleerlingen
In september 2009 heeft het derde en laatste `Functioneringsgesprek'
plaatsgevonden. In samenwerking met de directie Jeugd, Onderwijs, Zorg
(JOZ) hebben we een gesprek georganiseerd over de administratieve lasten
rond zorgleerlingen. Dit was het punt dat alle schooldirecteuren als eerste ter
sprake brachten, wanneer we ze vroegen waar ze bij onnodige bureaucratie nu
vooral aan denken. Dit werd het grootste gesprek (qua aantal deelnemers) en
ook het meest ingewikkelde gesprek. Het ging met name om de
Leerlinggebonden financiering (LGF) voor kinderen met gedrags- en
leerproblemen (REC cluster 4). Dat kost de schooldirecteuren (en hun
zorgbegeleiders!) veel tijd en levert ze veel kopzorgen op. In bijlage 5 vind je
het gehele actieplan van dit gesprek, hieronder de belangrijkste bevindingen
inclusief aanbevelingen.
Systeem dat niet werkt
Het centrale punt is dat het systeem voor LGF voor kinderen met leer- en
gedragsproblemen (REC cluster 4) niet (meer) werkt. Het systeem bestaat pas
zes jaar, maar is, zoals bleek tijdens het gesprek, ten onder gegaan aan het
eigen succes. In eerste instantie was de LGF een `open einde' financiering. Er
konden dus onbeperkt `rugzakjes' worden aangevraagd. Het aantal `rugzakjes'
dat in de loop der jaren werd aangevraagd oversteeg de verwachtingen zo
drastisch, dat op een bepaald moment van Rijkswege de geldstroom beperkt
werd. De eisen werden aangescherpt en niet alle (her)aanvragen worden nu
zonder meer goedgekeurd. Wachttijden voor zowel de indicatiestelling als
zorgbegeleiding liepen daarom in sommige regio's hoog op. Dat het systeem zo
overvoerd is, lijkt te komen doordat er een snel groeiende groep kinderen is die
speciale zorg nodig hebben, maar niet van de categorie `rugzakje' of verwijzing
naar speciaal onderwijs. Er is nu dus sprake van een aanzienlijke groep
`oneigenlijke' aanvragers, waarvoor geen goed alternatief beschikbaar is.
Voordat we de aanbevelingen bespreken is het belangrijk te vermelden dat
staatssecretaris Dijksma op 2 november jl. in een brief naar de Tweede Kamer
haar zorgen heeft geuit over het bestaande stelsel. Ook heeft ze verregaande
voorstellen gedaan om het systeem voor cluster 3 en cluster 4 aan te willen
pakken. De datum van de brief viel vrijwel samen met de publicatie van dit
onderzoeksrapport. Om een opbouwende bijdrage te kunnen leveren aan het
huidige vraagstuk, hebben we de aanbevelingen uit de brief en de
aanbevelingen op basis van dit onderzoek naast elkaar gelegd.
Aanbeveling 10: neem systeem van indicatiestelling en zorgbegeleiding voor
REC cluster 4 op de schop, samen met alle betrokkenen
Onze aanbeveling was om aansluitend bij de ontwikkeling van deze zomer, de
invoering van het passend onderwijs, het systeem voor REC cluster 4 volledig
te vernieuwen. In de brief van 2 november kwam grofweg dezelfde conclusie
naar voren. In onderstaand overzicht volgt een overzicht van de aanbevelingen
van de Kafkabrigade en per punt de conclusies uit de brief van 2 november:
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
17
o Het zorgbudget zoveel mogelijk op scholen zelf inzetten
Toegewezen Leerlinggebonden financiering komt voor een deel op scholen zelf
terecht, maar voor het grootste deel instellingen die ambulante begeleiding
verzorgen. De verdeling van deze gelden leidt bij de betrokken directeuren tot
ontevredenheid en wordt door hen ervaren als gedwongen winkelnering. Zij
kunnen niet zelf over gerichte oplossingen nadenken, maar zijn gedwongen om
voor het grootste deel van het zorgbudget ambulante begeleiding in te huren.
Een ingrijpende maatregel die de staatssecretaris heeft aangekondigd is om
zorgbudget zoveel mogelijk op school en in de klas in te zetten. Scholen
zouden beter in staat moeten zijn zelf te bepalen hoe en waar het geld terecht
moet komen. Middelen zullen in de toekomst zoveel mogelijk worden
toegekend op basis van het zorgprofiel van de school. Daarnaast wordt dan ook
meegewogen hoeveel extra zorg/begeleiding de leerlingen nodig hebben. Wij
verwachten dat deze ingreep een sterk effect zal hebben op vermindering van
bureaucratie in het nieuwe stelsel. Mits professionalisering en samenwerking
binnen de lokale en regionale verbanden dan ook serieuzer ondersteund zullen
worden.
o Centrale focus op zorg en begeleiding voor het kind (niet op geld)
De aanvraag van LGF in het huidige landelijke indicatiestelsel werkt in de hand
dat aanvragen kunnen worden gedaan om geld toegewezen te krijgen, het leidt
daarmee de aandacht af van de noodzaak om voor kinderen in de juiste
zorgbehoefte te voorzien. De aangekondigde plannen om de landelijke indicatie
in het nieuwe stelsel af te schaffen en zorgbehoefte vast te gaan stellen op
basis van handelingsgerichte diagnostiek lijken ons veelbelovend. Het schept
de gelegenheid voor een kwalitatieve diagnose en vermindert de kans op
bureaucratische handelingen bij aanvraag. Complexiteit bij de uitvoering zal
een onontkoombaar gevolg zijn. Daarom moet juist de transparantie van
procedures en regels in het nieuwe stelsel zo groot mogelijk zijn.
o Vergroot de rol van ouders
Neem perspectief van ouders mee in het vinden van oplossingen rondom
verminderen van bureaucratie in het passend onderwijs. Zij vallen nu buiten de
discussie en de bestaande procedures. In de brief van 2 november wordt
gelukkig ook gemeld dat ouders meer betrokken gaan worden bij de zorg,
bijvoorbeeld bij het vaststellen van het zorgprofiel van een school. Dit sluit aan
bij onze aanbeveling op basis van het `Functioneringsgesprek' over
zorgleerlingen.
o Zorgplicht bij probleemeigenaar/regisseur
Het stelsel van belanghebbenden in het zorgproces is complex. Daarbij
ontbreekt het aan een probleemeigenaar of regisseur. In het nieuwe systeem
moet het kader voor de zorgplicht helder geregeld zijn. Voor alle betrokkenen
en vooral ouders, leraren en scholen moet duidelijk zijn wat er van hen
verwacht mag worden. Belangrijk daarin is bijvoorbeeld welke ondersteuning
scholen kunnen geven en wanneer een leerling doorverwezen kan worden. De
brief van 2 november geeft aan dat de zorgplicht in de toekomst bij
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
18
schoolbesturen neergelegd zal worden. Deze eindverantwoordelijkheid is
volgens ons een sleutelrol in effectieve samenwerking binnen een nieuw stelsel.
o Deskundigheidsbevordering leerkrachten
Om de school een professionelere rol in zorgverlening te laten spelen, de juiste
begeleiding bij zorgaanvragen te kunnen laten bieden en daarover beter te
kunnen communiceren richting ouders en andere betrokkenen, zouden
leerkrachten meer deskundigheid moeten bezitten. Volgens de brief van 2
november is een zorgmodule in de opleiding de meest voor de hand liggende
actierichting om dit te bewerkstelligen. Ook inzet van speciale assistenten of
leraren wordt beoogd. Volgens ons is de belangrijkste voorwaarde voor goede
zorg uiteindelijk dat binnen de school door leraren en bevoegde instanties het
gesprek gevoerd wordt over het mogelijke zorgprofiel en de invulling daarvan.
De brief van 2 november stelt ons hoopvol dat dit ook daadwerkelijk gaat
gebeuren.
o Betere ontwikkelde indicatiemethode (niet alleen gebaseerd op papier)
De wettelijk vastgestelde criteria voor het aanleveren van informatie bij een
indicatieaanvraag, blijken voor de beoordelaar van het CvI een onbevredigende
en bovendien onrealistische basis om een juiste indicatie te geven. Er is meer
behoefte aan contextgebonden informatie om een juiste inschatting te kunnen
maken. De staatssecretaris pakt dit probleem aan door een systeem van
handelingsgerichte diagnostiek te willen invoeren. Hoe deze aanpak precies
moet worden vormgegeven is nog niet duidelijk. Het zal in ieder geval moeten
plaatsvinden in nauwe samenwerking met Jeugdzorg en/of het Centrum
Indicatiestelling. De wijze waarop de nieuwe diagnostiek zal worden ingevoerd
is volgens ons van cruciaal belang, omdat dit de verbindende schakel is tussen
de leerling en flexibele zorgverlening binnen de samenwerkingsverbanden.
o Eén indicatiecommissie in plaats van vier CvI's en een PCL
Voor elk cluster een Commissie voor Indicatiestelling en bovendien nog een
Permanente Commissie Leerlingenzorg wordt door meerdere aanwezigen bij
het `Functioneringsgesprek' als niet effectief ervaren. Om indicatiestellingen
beter en sneller te kunnen laten verlopen, zouden activiteiten van deze vijf
commissies gebundeld kunnen worden. Deze uitkomst is achterhaald door het
voornemen van de staatsecretaris handelingsgerichte diagnostiek in te voeren.
o Samenvoegen versplinterde zorgbudgetten
Relevante budgetten voor zorg moeten worden samengevoegd om te
voorkomen dat voor ieder afzonderlijk potje een afzonderlijk aanvraagtraject
gestart moet worden. Volgens de brief van 2 november zal het grootste deel
van het zorggeld in de toekomst gaan naar de samenwerkingsverbanden, zodat
het door scholen ingezet kan worden op basis van het zorgprofiel. Het is zaak
dat de criteria en geldstromen hiervoor op een eenvoudige en transparante
wijze worden vormgegeven, om nieuwe administratieve processen op dit vlak à
priori zoveel mogelijk te beperken.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
19
o Meer aandacht voor preventie
Wet- en regelgeving is in de eerste plaats gericht op de situatie dat een leerling
al een rugzak (nodig) heeft. Er zou meer nadruk moeten komen te liggen op
het voorkomen dat er voor leerlingen naar dit redmiddel gegrepen hoeft te
worden. In het nieuwe stelsel zal de zorg flexibeler, dicht bij scholen en rondom
het kind ingericht worden. Hoewel hiermee niet direct preventief wordt
gehandeld, kan de maatregel wel een positief effect hebben op de omgeving
waarin kinderen zich bewegen en waarin zorgbehoefte bij kinderen sneller
gesignaleerd kan worden.
o Mogelijkheid van `tussenoplossingen' op maat
De meeste betrokkenen waren voorstanders van het ontwikkelen van
`tussenoplossing' bij zorgaanvragen. Dit zou betrekking hebben op kinderen die
wel gebaat zouden zijn bij begeleiding, maar geen cluster 4 indicatie nodig
hebben. Het huidige stelsel gaat uit van een ja/nee indicatie, waarbij zorg op
maat niet mogelijk is. Volgens de aankondigingen van de staatssecretaris moet
dat veranderen in een stelsel van handelingsgerichte diagnostiek in combinatie
met flexibele inzet van middelen en voorzieningen. Door de invoering van deze
kwalitatieve en flexibele vorm van diagnostiek en zorg zal samenwerking en
afstemming van middelen op lokaal en regionaal niveau een zeer belangrijke
rol gaan spelen. Professionalisering van samenwerking en ontwikkeling van
leiderschap van schoolbesturen binnen deze samenwerkingsverbanden zal
daarom serieuzer aandacht moeten verdienen.
o Expertise bundelen, samenwerken met (jeugd-)zorg
Om betere zorg te kunnen verlenen aan leerlingen die dat nodig hebben, moet
expertise van basisscholen, ambulante begeleiding en jeugdzorg gebundeld
worden. Dat geld niet alleen voor het indicatieproces, maar ook voor het
behandeltraject. Het uitgangspunt daarbij zou moeten zijn: `één gezin, één
plan'. In de brief van 2 november wordt de noodzaak tot ondersteuning in de
thuissituatie erkend. Jeugdzorg kan een rol spelen in de aanpak van sociaal-
emotionele of psychische problematiek die zich in de omgeving van het kind
manifesteert. Hierbij moet volgens ons wel scherp worden gewaakt voor het
vastleggen van allerlei procedurele en protocollaire convenanten, waardoor
samenwerking op een bureaucratische wijze wordt ingericht.
o Samen met betrokkenen
Er zijn zoveel partijen bij dit zorgstelsel betrokken, dat het geen realistisch
perspectief lijkt om het systeem vanuit centrale sturing te willen veranderen.
Het verdient aanbeveling dat dit gebeurt in samenwerking met zoveel mogelijk
betrokken. Vooral in een situatie waarin de nieuwe zorgstructuren zullen
worden ingevoerd, zal samenwerking op uitvoerende niveau's, tussen scholen,
besturen, zorginstellingen en ouders een doorslaggevende succesfactor blijken.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
20
Aanbeveling 11: verlengen geldigheid indicaties, voor sommige clusters
misschien zelfs koppelen aan schoolloopbaan
Niet alleen de duur van de aanvraagprocedure van indicaties levert directeuren
administratieve last op, maar ook de geldigheidsduur van de indicaties. Dat
geldt niet alleen voor Cluster 4, maar voor Cluster 3. Ouders van kinderen met
het Downsyndroom moeten bijvoorbeeld meerdere keren in de schoolloopbaan
van hun kind de indicatie voor Cluster 3 vernieuwen. Op dit punt bleek een
tegenstelling in informatie te bestaan. Terwijl bovenstaande observaties uit
interviews naar voren kwamen, bestond op het Ministerie de kennis dat
indicatie voor Downsyndroom momenteel geldig was gedurende de hele
schoolloopbaan. Voor de meeste andere aandoeningen was dit daarentegen
nog drie of vier jaar. Ook als dit probleem met de invoering van Passend
Onderwijs opgelost wordt, raden wij aan om vooruitlopend daarop alvast de
communicatie over de duur van de indicatie voor Downsyndroom te verbeteren
en de duur van indicaties eens kritisch onder de loep te nemen.
Onduidelijkheid
In procedures rondom begeleiding van zorgleerlingen heerst ook veel
onduidelijkheid. Tijdens de aanloop naar een beter zorgstelsel voor kinderen
met gedrags- of leerproblemen, lijkt het ons van belang voor het Ministerie om
een aantal oorzaken van onduidelijkheid weg te nemen. Hiermee kan het
Ministerie betrokkenheid stimuleren en verwachtingen in banen leiden onder
ouders, scholen en zorgverlenende instellingen. Transparantie over nieuw
beleid is ook belangrijk om betrokkenen ook inhoudelijk voor te bereiden op de
noodzaak van verandering en inhoud van het nieuwe zorgstelsel.
Aanbeveling 12: Zorg voor hulp voor ouders bij indicatieproces
Voor geïnterviewde schooldirecteuren bleek het lastig om het systeem voor
indicatiestelling voor Leerlinggebonden Financiering te doorgronden. Ouders
hebben hier naar verwachting nog slechter zicht op. De brief van 2 november
heeft voor ogen dat ouders betere voorlichting en ondersteuning zullen krijgen
op niveau van het samenwerkingsverband. Als voorlopige oplossing in de
aanloop naar een nieuw systeem voor indicatie - bevelen we aan een vorm van
casemanagement te organiseren voor ouders die een indicatieproces ingaan.
Ouders spelen een belangrijke rol bij de begeleiding van het kind die in het
huidige stelsel niet voldoende aan bod komt. Het REC biedt al een vorm van
casemanagement, wellicht kan deze functie uitgebreid worden.
Aanbeveling 13: verbeter voorlichting aan basisschooldirecteuren en ouders
Zoals al eerder gezegd, wordt het volledige systeem van Leerlinggebonden
Financiering door betrokkenen als complex en ondoorzichtig ervaren. Het is het
uitgesproken voornemen van de staatssecretaris dat de aanpak van het
passend onderwijs transparanter moet worden voor alle betrokkenen. Om
ervoor te zorgen dat procedures in het nieuwe systeem beter zullen verlopen
en verwachtingen van handelingsgerichte diagnostiek realistisch blijven,
verdient het aanbeveling om voorlichting aan ouders en scholen (en wellicht
ook jeugdzorg) à priori te verbeteren. Een aanpak die daarop gericht is kan op
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
21
korte termijn voor inzicht en begrip zorgen, waardoor uitvoeringsproblemen op
lokaal niveau voorkomen kunnen worden.
Aanbeveling 14: vraag CvI's verbetering voorlichting toetsingscriteria
Een grote frustratie van schooldirecteuren is dat er een omvangrijk dossier
opgebouwd moet worden om kans te maken op LGF. Het blijkt echter dat
vertegenwoordigers van het CvI een dik groot dossier niet nuttig vinden. Zij
hebben vijf criteria waarop ze toetsen. Verder nemen ze extra aangeleverde
informatie niet in overweging. Om verspilling van tijd en middelen aan dit
misverstand te voorkomen raden wij het Ministerie aan om in samenwerking
met CvI's de voorlichting hierover te verbeteren. Ook al wordt met Passend
Onderwijs de indicatiestelling vervangen door handelingsgerichte diagnostiek,
dan nog verdient het aanbeveling om nu alsnog de voorlichting over
toetsingscriteria te verbeteren. Er zullen namelijk nog heel wat LGF-aanvragen
komen, voordat Passend Onderwijs op volle kracht draait.
Gebrek aan vertrouwen
Bij het gesprek over zorgleerlingen komt de vertrouwenskwestie misschien wel
het meest prominent naar boven. Er is in het huidige stelsel een groot aantal
betrokkenen, zoals het REC, Speciale scholen, Jeugdzorg en ouders. In het
nieuwe stelsel zal het aantal betrokkenen niet zozeer afnemen. De zorg zal
echter meer geconcentreerd gaan worden op uitvoeringsniveau, dicht bij de
school. Tijdens het `Functioneringsgesprek' wordt snel duidelijk dat elke partij
van mening is dat het systeem zonder zijn/haar rol en expertise slechter zou
functioneren. De betrokken schooldirecteuren gaven bijvoorbeeld aan
ontevreden te zijn met de wijze waarop budget voor Leerlinggebonden
Financiering nu verdeeld wordt. Zodra er andere alternatieven besproken
werden, waren andere partijen zoals het REC of de REC school het daar bij
voorbaat al niet mee eens. Scholen mogen volgens hen niet een grotere rol
gaan spelen rond zorgleerlingen, omdat zij niet de benodigde specifieke kennis
in huis hebben. Een nieuw, beter werkend systeem zou kunnen helpen om het
vertrouwen te herstellen. Hierbij zal samenwerking echter ook niet
vanzelfsprekend zijn. Hoewel de bestuurlijke structuur naar verwachting
transparanter wordt. Zal succes in vergaande mate afhangen van de
samenwerking en het vertrouwen op lokaal en regionaal niveau, binnen de
samenwerkingsverbanden. Docenten, assistenten, zorgverleners, directeuren,
schoolbestuurders, specialisten en buurtwerkers zullen steeds meer integraal
gaan werken op basis van wederzijdse afhankelijkheid. Niet alleen op landelijk
niveau, maar dus ook op locaal niveau is het samen zoeken naar manieren om
dit systeem te verbeteren aan de orde. Zowel professionaliteit in samenwerking
als leiderschap in coördinatie van tijd en middelen, zullen van steeds groter
belang worden in de onderwijscultuur. Ambities voor vernieuwing van het
zorgsysteem zullen volgens de Kafkabrigade staan of vallen met erkenning van
deze omslag in denken en handelen.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
22
7. Voorstellen voor vervolg Kafkabrigadetraject
Tot slot doen wij een aantal voorstellen voor de follow-up van dit
Kafkabrigadetraject. Want of het nu leuk is of niet het echte werk begint pas ná
een casusonderzoek van de Kafkabrigade. Dan is het zaak de actiepunten te
implementeren. De bevindingen van dit onderzoek en daaruit voortvloeiende
voorstellen zullen wij presenteren aan de directiehoofden van Primair Onderwijs
en Jeugd, Onderwijs en Zorg van het Ministerie van OCW op 3 december a.s.
Ook zullen we bij de PO-raad onze bevindingen presenteren en bespreken.
Bovendien komen we over een half jaar weer met de Begeleidingscommissie
samen voor een `Beoordelingsgesprek' om te bekijken welke aanbevelingen
ondertussen zijn opgepakt en welke (nog) niet.
Ons belangrijkste advies aan het Ministerie is om de voorgestelde acties in
samenwerking met experts op te pakken. Bij alle problemen zijn zoveel
belangen gemoeid dat het niet zeer effectief is om in je eentje over oplossingen
na te gaan denken.
De voorstellen voor vervolg die wij doen verschillen van aard en daarmee van
bereik en effect. Het is daarom zaak om de follow-up activiteiten met zorg te
selecteren.
a. Slotbijeenkomst met alle deelnemers bij OCW
Aan dit onderzoek hebben tientallen onderwijsmensen uit welke hoek dan ook
meegewerkt. Het zou mooi zijn om als dank daarvoor een bijeenkomst te
organiseren waarin niet alleen maar de uitkomsten van het
Kafkabrigadeonderzoek gepresenteerd worden, maar ook verteld wordt wat
OCW oppakt. Uiteraard is dit ook een feestelijke afsluiting van het project met
borrel!
b. Nieuwsbrief voor alle betrokkenen en geïnteresseerden
Om meer mensen te bereiken dan alleen de betrokkenen en bovendien de
mensen langer op de hoogte te kunnen houden, zou het goed zijn om een
nieuwsbrief uit te brengen: de eerste editie(s) bevat(ten) de uitkomsten,
daarna is het een update over het vervolg.
c. Doorbraaktrajecten op maat
Aangezien de oplossing in veel gevallen niet zozeer ligt aan de aard en inhoud
van de regels, maar aan de manier waarop organisaties er zelf vorm aan geven
is het zeer kansrijk dat onderwijsprofessionals zelf binnen instellingen of van
verschillende instellingen binnen een bepaalde sector op zoek gaan naar
doorbraken voor verschillende problemen. Juist de betrokkenen in de praktijk
dienen gezamenlijk de knelpunten te onderzoeken en gezamenlijk aan de
oplossingen te werken. Door het onderzoek en de oplossingen aan de
betrokken zelf over te laten, wordt de professionaliteit van sector juist
benadrukt en zelfs bevorderd. Er zullen slimme, werkbare regels (die juist
professioneel handelen bevorderen) en slimme scholen (die zelf in staat zijn te
innoveren) ontstaan.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
23
Het Ministerie van OCW zou hiermee in feite een procesverbeterend proces aan
kunnen bieden, waarbij organisaties en de manier waarop ze functioneren, het
uitgangspunt vormen in plaats van louter in te gaan op de regels zelf.
d. Verspreiding van de resultaten in de PO-raad netwerken
De PO-raad beschikt over een aantal netwerken rond thema's, bijvoorbeeld het
zorgleerlingennetwerk of het huisvestingsnetwerk. Het zou goed zijn om de
resultaten van dit onderzoek daar bekend te maken en te laten weten wat OCW
oppakt en wat niet. Ook is het mogelijk via deze netwerken een uitwisseling
over deze thema's op te starten. Hier kunnen de knelpunten en de strategieën
om er mee om te gaan worden uitgewisseld.
e. Publiceren
Een optie is ook om een artikel te schrijven en dit in enkele vakbladen te
publiceren. Indien er vakbladen bestaan voor de verschillende onderwerpen
dan wellicht de artikelen daarop toespitsen. Mogelijkheid tot publicatie in
nieuwsbrief PO vanuit OCW bestaat ook, die bereikt 13.000 leerkrachten.
f. Online Platform met best practices (met een serie fysieke bijeenkomsten)
De diversiteit van basisscholen is groot. Waar de ene school minder goed slaagt
in het aanpakken van knelpunten, vindt een andere school misschien een
geweldige oplossing. Sprekend voorbeeld is de vertaalslag die de gemeente
Eden over de modelverordening onderwijshuisvesting heeft laten doen. Om
deze best practices te verspreiden zou een online platform in het leven
geroepen kunnen worden. Gekoppeld aan een serie fysieke bijeenkomsten
waarmee de start, de bekendheid en de draagkracht geborgd worden.
g. Aansluiting bij Nederlandse Schoolleiders Academie
Een idee is om met deze bevindingen aansluiting te zoeken bij de Nederlandse
Schoolleiders Academie of bij andere organisaties die opleidingen voor
schoolleiders verzorgen. De lessen van deze Kafkabrigade zouden kunnen
worden uitgewerkt in een lesmodule `schoolleiders, lasten en
verantwoordelijkheden' die voor schoolleiders een mogelijke waardevolle
aanvulling is in hun lesprogramma.
h. Aanbevelingen Kafka in `Code Goed Bestuur'
Sommige van de conclusies uit dit rapport kunnen mogelijk opgenomen worden
in de `Code Goed Bestuur' die momenteel wordt opgesteld door de PO-Raad.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
24
Bijlage 1: Zes stappen van de Kafkabrigademethode
Deze bijlage bevat de beschrijving van de Kafkabrigademethode zoals we die in
het voorstel voor de onderzoeksopdracht van de directie PO van het Ministerie
van OCW opgenomen hebben. Voor deze opdracht hebben we nog een
voorbereidende stap 0 toegevoegd.
Stap 0: Voorbereiding
De ervaring heeft geleerd, dat het van belang is om voor de start van een
casusonderzoek binnen de betrokken organisatie(s) bekendheid te geven aan
het onderzoek van de Kafkabrigade en het onderzoek goed te verankeren.
We zullen dit op de volgende wijze doen:
-het oprichten van een begeleidingscommissie
Deze zal bestaan uit medewerkers Annemarie van der Tuin en Sandra ter
Holten van OCW en Maurits Huigsloot van de PO raad. Tijdens het onderzoek
zal de Kafkabrigade op vaste momenten resultaten bespreken met de
begeleidingscommissie. Samen dragen zij zorg voor de voortgang en de
resultaten.
- het zoeken van een sponsor die zorg kan dragen voor voldoende politiek
draagvlak, legitimatie en bereidheid om na het onderzoek echte vervolgstappen
te nemen. De Kafkabrigade maakt namelijk een analyse van waar het misloopt
en hoe het slimmer kan, maar daarna begint het eigenlijke werk. Wij denken
bijvoorbeeld aan de voorzitter van de PO Raad of een vertegenwoordiger van
OCW.
Stap 1: Verkennend onderzoek: op zoek naar zeven schoolleiders
De Kafkabrigade inventariseert kort de stand van zaken: is de frustratie van de
schoolleider iets van de laatste tijd? Wie hebben veel er last van? Welke
verschillen bestaan er? Wie zijn reeds bezig om het op te lossen? Wie zijn de
direct en indirect verantwoordelijke partijen? Waar bestaat de complexiteit uit
en hoe kan dit het beste in kaart kan worden gebracht? Om deze vragen te
beantwoorden lezen we relevante documenten en zullen ook een korte
telefonische belronde doen met schooldirecteuren en andere relevante
organisaties.
Daarnaast gaan we in deze fase van het onderzoek op zoek naar exemplarische
casus: het verhaal van een individuele schoolleider dat voorbeeld is voor de
problemen van een grotere groep. Deze casus wordt het uitgangspunt van ons
onderzoek.
In dit traject stellen we voor op zoek te gaan naar zeven casus. Dit om een
redelijk beeld te krijgen van het functioneren van schoolleiders en met het oog
op de onderlinge verschillen en overeenkomsten. Het gaat hier om
schoolleiders, die werkzaam zijn op de scholen zelf, niet het bovenschoolse
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
25
management of andere leidinggevende posities. Verder is het van belang dat
de geselecteerde groep schoolleiders zo veel mogelijk recht doet aan de
bestaande verschillen op het gebied van resultaten, grootte van de school,
leerling-samenstelling, geografische ligging, etc. De selectie van de zeven
casus zal in samenwerking met de PO raad plaatsvinden en zullen worden
voorgelegd aan de begeleidingscommissie.
Stap 2: Casusonderzoek
De bureaucratische hindernissen en administratieve lasten waar de schoolleider
tegen aanloopt, zullen tot op de bodem worden uitgeplozen. Dit doen we aan
de hand van dossieranalyse en gesprekken met de probleemeigenaren: de
schoolleiders zelf dus.
De focus van het interview zal gaan om de vraag waar schoolleiders tegen aan
lopen in het succesvol uitvoeren van hun functie. Hoewel we open het interview
ingaan, zullen we de schooldirecteuren gaandeweg vier specifieke vragen
stellen:
1) Waar heeft een schoolleider mee te maken en wat moet hij/zij doen
wanneer er een medewerker langdurig ziek is? (Arbo wet/Wet poortwachter)
2) Wat moet een schoolleider doen wanneer er een gemeentelijke subsidie
wordt aangevraagd of verantwoord wordt? Waar loopt hij in dat geval tegen
aan? (Aanvraag en verantwoording gemeentelijke subsidie)
3) Welke informatie eisen worden gesteld en vooral hoe gaat een schoolleider
hiermee om? (Horizontale en verticale verantwoording). Hieronder verstaan we
de formele eisen waar schoolleiders aan moeten doen voldoen opgelegd door
zowel overheidsinstanties als door ouders, gemeenten, bestuur etc.
4) Wat moet een schoolleider doen om een schoolveiligheidsplan op te stellen?
Wat heeft hij hiervoor nodig? (Veiligheidseisen)
De interviews leggen we vast in zogenoemde `narratieven': verhalende
verslagen, waarin we de ervaringen van de schoolleiders vastleggen, zoals zij
het hebben beleefd.
Stap 3: Contra-expertise: betrokkenen betrokken
De Kafkabrigade toetst de bevindingen van de geïnterviewde schoolleiders
breder binnen en buiten de school. Wat denken andere betrokken actoren
ervan? Wat is hun zienswijze? De voornaamste knelpunten die uit de zeven
casusonderzoeken komen worden voorgelegd aan actoren die mede betrokken
zijn. Dit kunnen gesprekken zijn met bijvoorbeeld ouders, de gemeente, Arbo
instellingen, het bestuur, OCW, etc.
Stap 4: Drie `Functioneringsgesprekken'
We brengen de betrokkenen bijeen voor een gesprek op locatie: de
probleemeigenaar, (andere) professionals, beleidsmakers, bestuurders en
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
26
anderen die in de casus relevant gebleken zijn. Om er voor te zorgen dat er bij
deze gesprekken niet een te grote groep mensen zullen aanwezig is, zullen we
drie `functioneringgesprekken' organiseren. Bij ieder `functioneringsgesprek'
staat het verhaal van één schoolleider centraal. We kiezen de drie casus waar
de meeste aanknopingspunten in zitten om alle knelpunten te behandelen. Het
gesprek wordt intensief en zorgvuldig gemodereerd. Het doel van deze aanpak
is te komen tot een gedeelde probleemdefinitie, het inventariseren van
oplossingen en het formuleren van de kleinste, eerste stap waarmee het proces
van verbetering in gang kan worden gezet. De betrokkenen verbinden zich aan
deze eerste stap en maken daarmee het gesprek niet-vrijblijvend. Alle
deelnemers wordt de vraag gesteld: Wat kun jij doen als eerste stap in de
richting van de oplossing?
Stap 5: Actieplan en vervolg: platform voor schoolleiders
Aan het eind van het onderzoek stellen we een korte maar krachtige actielijst
op waarin staat wie wat kan ondernemen om de bureaucratische lasten van
schoolleiders te verlichten. Ook zal er een overzicht worden gemaakt van
`werkbare strategieën' om met regelgeving om te gaan, die tijdens het
onderzoek naar voren zijn gekomen. Deze `lessen' zullen als input dienen voor
een digitaal platform voor schoolleiders dat OCW wil opzetten. Het platform
dient ter ondersteuning en ter professionalisering van schoolleiders en
docenten. Ideeën voor onderdelen van het platform zijn een toolbox voor
omgaan met bestaande regelgeving (op basis van goede praktijkvoorbeelden),
best practices, een subsidiechecker (welke subsidies zijn beschikbaar voor
welke activiteiten?), templates en formats voor het maken van verplichte
plannen (zoals voor het maken van een veiligheidsplan),
uitwisselingsmogelijkheden om van en met elkaar te leren, een vraagbaak, etc.
Een aandachtspunt hierbij is wel zorg te dragen dat zo'n website ook
daadwerkelijk gebruikt wordt. Ons advies is dan ook het digitale platform uit te
breiden met een aantal fysieke bijeenkomsten. Zeker de start van zo'n platform
zou gepaard moeten gaan met bijvoorbeeld een conferentie. De lessen en
bevindingen van de Kafkabrigade zouden hiervoor als input kunnen dienen.
Stap 6: 'Beoordelingsgesprek'
Na een aantal maanden komt de Kafkabrigade weer langs om te inventariseren
in hoeverre de actiepunten zijn uitgevoerd. Loopt men aan tegen barrières? Zo
ja, wat is de reden hiervoor? Zo nee, zijn de problemen dan opgelost? Deze
stap is essentieel, omdat uiteindelijk geldt: the proof of the pudding is in the
eating.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
27
Bijlage 2: Actieplan Schoolbesturen
Casus | Stef van Wickeren
Stef van Wickeren is de directeur van basisschool Columbus in Heerhugowaard,
een nog vrij nieuwe school: op 1 oktober 2005 is zij geopend. "In 2001 werd ik
schoolleider van een basisschool die op een meer traditionele, klassikale manier
les gaf. Na vier jaar kreeg ik van het bestuursbureau Valete, de voorloper van
Stichting Flore, de kans om zelf een school te beginnen." Bij het opzetten van
deze nieuwe school heeft Stef van Wickeren goed nagedacht over wat hij wilde,
maar vooral ook wat hij niet wilde. "Bij het nadenken over deze twee aspecten
stond steeds hetzelfde doel centraal: het vooruithelpen van de ontwikkeling
van de kinderen."
Columbus is een open1 TOM-school: Team Onderwijs op Maat. Het feit dat wij
het onderwijs anders aan willen pakken dan de meer traditionele scholen
binnen Stichting Flore heeft als consequentie dat wij meer last hebben van
bureaucratische processen. Wij ergeren ons daar meer aan dan de andere
basisscholen en pikken dan ook niet altijd alles of proberen creatief met de
regels om te gaan.
Bestuursbureau Stichting Flore en de afdeling Onderwijs
Stef vertelt dat er, zoals bij bijna elk bovenschools bestuur, tussen het College
van Bestuur en de basisscholen een organisatielaag is ontstaan (in het geval
van Stichting Flore de afdeling Onderwijs). Deze organisatielaag had
oorspronkelijk tot doel om wat taken van directeuren over te nemen, maar zij
is ondertussen niet veel meer dan een toetsingskader geworden. Van de
faciliterende rol die het zou moeten hebben, is deze laag bovendien in de meer
producerende rol terechtgekomen: "Eigenlijk zou het zo moeten zijn dat
wanneer ik wat advies nodig heb of even wil sparren, ik naar hen zou moeten
komen. In plaats daarvan vallen ze me, wanneer ze maar even geen werk
hebben, lastig met allerlei vragen en verzoeken." De relatie die Stef met het
College heeft is goed: zij waarderen zijn ondernemerschap bijvoorbeeld zeer.
Van een andere dimensie is zijn relatie met de afdeling Onderwijs en afdeling
Personeel binnen Stichting Flore: "Hier zitten de mensen aan wie ik
verantwoordingsdocumenten moet leveren. Deze afdeling is kritischer naar mij
als basisschooldirecteur. Ik doe niet precies wat ze willen en daardoor vinden
ze me eigenwijs." Overigens ligt dat volgens Stef niet per se aan hem als
persoon: "Het ligt ook aan de school en de visie die wij als school hebben. We
passen gewoonweg niet binnen de kadertjes zoals zij die hebben uitgedacht."
Binnen Stichting Flore bevinden zich naast de afdelingen Onderwijs en
Personeel ook nog een financiële afdeling en een afdeling Onderhoud. Over de
twee laatstgenoemde afdelingen is Stef erg te spreken. "Het meest dubieus
vind ik dus de afdeling Onderwijs. Zij komen te dicht bij mijn schoolleiderschap
1 Dit betekent dat Columbus periodiek wordt opengesteld voor andere professionals.
!
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
28
en stellen langzamerhand stichtingsprocedures en stichtingsnormen boven
individuele verschillen. Ruimte voor mijzelf om met de onderwijsinspectie te
praten lijkt er ook steeds minder te zijn." De taken die de afdeling Onderwijs
uitvoert zijn niet altijd ondersteunend, maar haast met een verborgen agenda."
Angst en controle
Volgens Stef heeft veel van de bureaucratische werklast die hij ervaart te
maken met een overheersend gevoel van angst en een continue neiging naar
controle. Van de beleidsmakers op het hoogste niveau, via de
Onderwijsinspectie en het bestuursbureau tot de schooldirectie en de
leerkrachten is iedereen zowel dader als slachtoffer. De enige partij die van dit
patroon afwijkt is het kind. Het kind bevindt zich op het laagste niveau van de
ladder en is alleen het slachtoffer van regels. "Wat ik heb gezegd is dat ik
weiger mijn leerkrachtenteam en daarmee ook het kind slachtoffer te maken
van regels en procedures. Bij mijzelf trek ik dus de streep. Ik zal nooit zeggen:
`voer dit uit, want dat moet van het ...'. Maar soms kan ik niet anders. Om te
`overleven', mensen hun salaris te laten krijgen of anderszins. Maar benoemen
van mijn onvrede doe ik dan wel. Ik wil niet dat mensen denken dat ik erachter
sta."
Uniformiteit versus pluriformiteit
Volgens Stef van Wickeren is er een trend waar te nemen waarin
bovenschoolse besturen Stichting Flore is er wat hem betreft een goed
voorbeeld van steeds meer focus leggen op uniformiteit in plaats van op
pluriformiteit. "Als je niet oppast zegt het bestuur straks nog dat we allemaal
dezelfde toets moeten gaan hanteren. Het bestuur moet eens wat meer lef
tonen en uitgaan van vertrouwen. Het zou bijvoorbeeld goed zijn als het
bestuur eens tegen de accountant zou zeggen dat ze zich niet aan alle vaste
regels en procedures wil houden, om op die manier de pluriformiteit van de
verschillende scholen in stand te houden." Overigens gaat Stef er niet van uit
dat deze wens snel uitkomt: "niet vertrouwen, maar denken in blauwdrukken
en termen als publieke verantwoording, evidence based, benchmarken,
loketfunctie enzovoort staan centraal." Stef zou liever een betere balans willen
zien: "Natuurlijk heeft iedereen het recht om gecontroleerd te worden, dat vind
ik ook wel prettig in die zin dat ik niet het gevoel heb alleen te staan in mijn
verantwoordelijkheden, maar de controle zoals die nu is vormgegeven is
gewoonweg te ver doorgeschoten."
Bevindingen
In het eerste deel van het `Functioneringsgesprek' hebben we met alle
betrokkenen2 gesproken over de problemen die zij ervaren rond de relatie
tussen schooldirecteuren en het bestuur.
Het voornaamste thema van het gesprek was de spanning tussen enerzijds de
autonomie die een schooldirecteur wil hebben om zijn of haar school op eigen
2 Zie bijlage 1: Deelnemerslijst Functioneringsgesprek 2 juni 2009
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
29
wijze vorm te geven en anderzijds de verantwoordelijkheid die het bestuur
heeft als eindverantwoordelijke voor het aangeboden onderwijs. Binnen de
school is men hoofdzakelijk gericht op de behoeften van het kind, terwijl vanuit
`de lijn' er ook op aangedrongen wordt te denken vanuit wat er van bovenaf
verplicht wordt gesteld. Dit wordt nog extra bemoeilijkt doordat de lijn uit
zoveel verschillende partijen bestaat beginnend bij de schoolleider tot aan het
Ministerie van OCW die allemaal hun eigen belangen en bepalingen hebben.
Tijdens het `functioneringsgesprek' is deze spanning aan de orde geweest rond
onderwerpen, als: verticale verantwoordingsplicht, het meedoen aan subsidies,
de inspectie en het leerlingvolgsysteem. Vervolgens hebben wij stil gestaan bij
de wijze waarop in het onderwijs kwaliteit wordt bewaakt. Dit bleek namelijk de
bron van alle spanning. Het bestuursmodel de wijze waarop toezicht wordt
gehouden op scholen speelt hierbij een belangrijke rol.
In het onderstaande geven wij alle knelpunten weer die aan de orde zijn
gekomen tijdens het `functioneringsgesprek'. We hanteren hiervoor een
driedeling. Knelpunten op het gebied van:
1. Informatie/Communicatie: het niet (voldoende) uitwisselen van informatie,
of gebrekkige communicatie met elkaar (bijvoorbeeld alleen via formulieren of
mededelingen) kan veel onnodige bureaucratie opleveren. Het zijn vaak wel
knelpunten die op korte termijn met geringe inspanning opgelost kunnen
worden.
2. Uitvoering: op dit niveau doen zich twee typen knelpunten voor, namelijk
zowel in de werkwijze, als in de `menselijke maat' (cultuur en houding). Deze
knelpunten zijn minder makkelijk op te lossen dan wanneer het om
informatie/communicatie gaat. Zeker als het verandering van cultuur of gedrag
betekent. Er hoeft echter geen wet veranderd te worden, dus met eerste
stappen richting de oplossing kan direct begonnen worden.
3. Beleid/regelgeving: dit zijn de knelpunten die het meeste tijd kosten om op
te lossen, omdat er beleid aangepast moet worden of een nieuwe wet gemaakt
moet worden.
Informatie/communicatie
Contact tussen schooldirecteuren en inspecteur
Volgens de aanwezige directeuren is het betreurenswaardig dat ze de
onderwijsinspectie zo weinig spreken. Eén van de directeuren merkt op dat het
nu vier jaar geleden is, dat ze de inspectie voor het laatste gesproken heeft.
Voorheen sprak ze de inspectie ieder jaar of iedere twee jaar. De directeuren
vinden het vooral jammer omdat ze nu de cijfers niet meer kunnen toelichten.
Ze leveren de benodigde cijfers aan het bestuur, die deze vervolgens met de
inspectie bespreekt. De directeuren zijn van mening dat de cijfers niet het
volledige beeld van de school geven. Het karakter van de school, de brede
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
30
ontwikkelingen van de leerlingen, etc. telt allemaal mee. Dat willen ze graag
zelf aan de inspectie kunnen toelichten.
Bovendien zorgt de `tussenstap' van het bestuur ook voor een extra
interpretatielaag. Het bestuur gaat weer op eigen manier om met de cijfers. En
dat strookt niet altijd met de opvatting van de schooldirecteur. De
schooldirecteur is niet altijd op de hoogte van de interpretatie van het bestuur.
De directeuren vragen zich af of het echt nodig is dat dit via het bestuur gaat.
Wie weet nu beter hoe het met een school gaat dan de directeur zelf?
Naar aanleiding van de opmerking van de schooldirecteuren dat zij juist graag
zelf in contact treden met de inspectie als feedback mechanisme, merkt de
deelnemende inspecteur op, dat hij zich nadrukkelijk niet kan bemoeien met
vraagstukken die zich op het onderwijsinhoudelijke vlak bevinden. De overheid
heeft er in 2007 voor gekozen dat de inspectie meer een toezichthouder op
afstand zou worden, vanuit het governance-principe. De Tweede Kamer heeft
bedongen dat de inspectie in ieder geval eens per vier jaar nog contact heeft
met de scholen, maar niet vaker. In plaats daarvan ziet het bestuur zichzelf
juist bij uitstek als een inhoudelijk ondersteunende partij. Stichting Flore
bijvoorbeeld besteedt naar eigen zeggen meer aandacht aan scholen die dat
nodig hebben en minder aan scholen die het goed doen en die veel autonomie
vragen. Als de scholen meer verantwoordelijkheid krijgen, wordt ook de
samenwerking met scholen intensiever. De kwestie van autonomie blijft
volgens Flore wel een zekere schijnvorm, heel veel zaken zijn op rijksniveau en
gemeentelijk niveau wettelijk verplicht.
Onduidelijkheid werkwijze inspectie
Aansluitend bij het vorige knelpunt blijkt tijdens het gesprek dat veel
onduidelijkheid bestaat over de taken en de werkwijze van de
onderwijsinspectie. De deelnemende inspecteur licht daarom tijdens het
gesprek de werkwijze kort toe:
De inspectie is de afgelopen tijd vooral gericht geweest op het verminderen van
de vragingslast voor scholen. De inspectie heeft dat vertaald in drie
beleidslijnen:
1) Proportioneel toezicht, waarbij scherper gelet wordt op scholen die
structurele problemen hebben en minder op scholen die goed draaien.
2) Probleemstelling is leidend, zodat er zo min overbodige onderwerpen ter
tafel komen.
Vervolgens gaat de inspecteur in op de factoren waar naar gekeken wordt om
vast te stellen of er sprake is van risico of niet. Uiteraard zijn de
eindopbrengsten (de cijfers) een belangrijke basis hiervoor. Maar daarnaast
spelen wel degelijk ook andere signalen een rol, zoals de geluiden binnen het
schoolbestuur of van de schooldirecteur. Tot slot wordt ook gekeken naar de
schoolgids, het schoolplan, het zorgplan en het onderwijsplan. De inspecteur
benadrukt dat de cijfers alleen dus nog geen volledig oordeel kunnen
opleveren. Als de cijfers daar aanleiding toe geven, volgt op z'n minst een
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
31
schoolbezoek, voordat de bevindingen officieel worden. Als een school
bijvoorbeeld een heel bijzonder onderwijsconcept heeft, waar het
leerlingvolgsysteem niet goed bij aansluit, kan een herdefiniëring van
opbrengsten overwogen worden. Cijfers en indicatoren zijn slechts een deel van
de toetsing. De manier waarop scholen eraan moeten voldoen verschilt en
maakt voor een positief of negatief oordeel van de inspectie niet veel uit. Tot
slot merkt de inspecteur op dat hij aan schoolbesturen altijd vraagt of ze
voldoende zicht op en input vanuit de scholen hebben om de
verantwoordelijkheid voor het functioneren ervan te durven dragen. Zo niet,
dan wordt de schooldirecteur er bij gehaald.
Uitvoering
Toename van de verticale verantwoordingsplicht
Schooldirecteur Stef merkt op dat de accountmanager van zijn bestuur steeds
vaker om gestandaardiseerde informatie vraagt. Dat is volgens hem ook wel
begrijpelijk als je accountmanager van dertien scholen tegelijk bent. Hij geeft
het voorbeeld van een gesprek, waarin hij een lijst met punten kreeg waaraan
de informatiestroom van alle scholen moest voldoen. Om de accountmanager
of het bestuur niet in verlegenheid te brengen, kwam hij hier wel aan
tegemoet. Liever zou hij zien dat de manier van opleveren van informatie
gebaseerd kan worden op de ontwikkeling van het individuele kind of de
individuele leerkracht. Volgens de deelnemers van stichting Flore is de functie
van accountmanager in het leven geroepen om het contact tussen het bestuur
en de scholen beter te laten verlopen. Echter, de accountmanagers hebben
naast het ondersteunen ook steeds meer een controlerende taak gekregen
waardoor de rolverdeling tussen de afdeling Onderwijs en het bestuur niet altijd
helder is. In het verleden is het een aantal keer voorgekomen dat
accountmanagers scholen om bepaalde informatie hebben gevraagd, terwijl
scholen in feite alleen verantwoording zouden hoeven afleggen aan het
bestuur. Ondanks dat dit nu is teruggedraaid en informatie alleen nog door het
bestuur zal worden gevraagd, heeft dit toch bijgedragen aan het gevoel van de
schoolleiders dat er een nieuwe bestuurslaag is bijgekomen.
Omgang met de subsidie Taal-Lezen
Stef ervaart een gebrek aan autonomie voor zichzelf en zijn school. Hij
illustreert dit aan de hand van een voorbeeld: zijn school, een TOM-school3 was
door het schoolbestuur uitgenodigd om mee te doen met de Taal-Lezen
subsidie. Daarvoor moesten alle scholen binnen het bestuur die mee zouden
doen, aangeven hoe ze als school de komende jaren met taal en lezen bezig
wilden zijn. Stef kreeg het idee dat de eigenheid van alle negentien scholen
werd gerespecteerd. Het viel hem daarom koud op zijn dak dat er vervolgens
een soort gemiddelde ontworpen bleek te zijn voor een overkoepelend Taal-
Lezen plan voor alle deelnemende scholen. Dat plan werd teruggekoppeld als
een standaard lesprogramma vanuit het onderwijsadviesbureau. Stef heeft
aangegeven dat hij niet wist of hij de lesstof wel zou gaan gebruiken,
3 Team Onderwijs op Maat
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
32
aangezien het niet bij de onderwijsformule van zijn school past. Gevolg was dat
hij uiteindelijk de subsidie niet heeft gekregen. Volgens een collega-directeur is
dit een lastig voorbeeld, omdat de plannen moesten worden getoetst door een
extern adviesbureau. Zij beaamt wel dat ze met regelmaat nadrukkelijk
botsingen ervaart tussen haar eigen visie op onderwijs en wat het bestuur van
haar wil.
Volgens Flore is de mogelijkheid om al of niet gebruik te maken van het project
juist een voorbeeld van de vrijheid die scholen hebben om eigen keuzes te
maken. Een school die deze vrijheid gebruikt zal wel moeten verantwoorden
hoe hij de vastgestelde normen op taal- en leesniveau gaat halen. Een positief
voorbeeld van een project dat voor enkele scholen op maat gemaakt is, is het
nu lopende Excellentieprogramma. Hiervoor is door vier afzonderlijke scholen
met teams van ouders een projectaanvraag ingediend waarbij eigen plannen
vrij kunnen worden vormgeven.
Leerlingvolgsysteem toetst onvolledig
Tijdens het gesprek rijst dan de vraag wat nu eigenlijk goed onderwijs is. Het
ontwikkelen van meetbare indicatoren en scholen daar op afrekenen lijkt voor
de hand te liggen. Door de enorme diversiteit aan scholen is het echter niet
eenvoudig om algemene indicatoren vast te stellen. Een aantal directeuren en
leerkrachten noemen als voorbeeld dat zij het CITO leerlingvolgsysteem niet
altijd de beste manier vinden om de ontwikkeling van leerlingen te meten. In
het CITO leerlingvolgsysteem wordt bijvoorbeeld de sociale ontwikkeling van
een kind niet meegenomen, terwijl dat wel erg belangrijk is. De aanwezige
leerkrachten geven aan dat de toetsingsmethode naar hun mening geen
volledig beeld geeft van de ontwikkeling van het kind. Alleen cijfers geven voor
vakken is niet genoeg. In de portfolio's die op hun school van leerlingen
bijgehouden worden, wordt een veel breder beeld van de ontwikkeling
gegeven. Er wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar hoe kinderen met anderen
omgaan en er worden letterlijk foto's van hun voortgang gemaakt. Op een foto
is namelijk een kind in zijn gehele ontwikkeling te zien; cijfers daarentegen
geven maar een beperkt beeld. Deze portfolio's worden in het CITO
leerlingvolgsysteem niet meegenomen. Niet alle aanwezigen vinden deze
discussie nuttig, omdat in hun visie een ultieme integrale toetsfunctie niet
bestaat en ook niet gevonden zal worden.
Kortom: uniformiteit vs. pluriformiteit
Bovenstaande punten vloeien voort uit de spanning tussen uniformiteit en
pluriformiteit. Aan de ene kant is het van belang de onderwijskwaliteit te
monitoren. Aan de andere kant moet er ook ruimte voor verschillen
gegenereerd kunnen worden. Hoe kan een bestuur goed toezicht houden
zonder alle scholen onder hun verantwoordelijkheid, bewust of onbewust, in
dezelfde beleidsrichting te willen duwen?
Tijdens de discussie blijkt dat de gepercipieerde bemoeizucht van
schoolbesturen volgens stichting Flore geen opzettelijk beleid is. Wettelijk
vastgestelde richtlijnen zijn uniform, hoe de school daar invulling aan geeft,
wordt zoveel mogelijk vrij gelaten. Het blijkt dat de stichting juist graag zoveel
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
33
mogelijk ruimte geeft aan scholen. Ambitie van Flore is om tot een model te
komen waarin wijken en dorpen zoveel mogelijk zelfstandige
onderwijsgemeenschappen gaan vormen.
Een van de schooldirecteuren, een `éénpitter' , geeft aan dat zijn bestuur hem
bij zijn aantreden een tijd lang op de vingers heeft gekeken, maar dat dat
inmiddels veranderd is. Het bestuur houdt meer toezicht op afstand. Het
veranderende takenpakket van besturen, die naast ondersteuning nu ook
toezicht moeten houden, maakt het niet makkelijker om uit de sfeer van
bemoeizucht terug te treden. De kunst is om `adaptief' te besturen. Alleen op
die manier kun je goed onderwijs verzorgen, scholen optimaal ondersteunen en
ze autonomie geven tegelijkertijd.
Een bestuurder van één van de andere aanwezige schoolbesturen - stichting
Penta geeft aan dat hij ervan uit gaat dat de school zelf de onderwijskwaliteit
schept in de klas, door de leerkracht eigenaar te maken van het leerproces. Het
bestuur wil niet `betuttelen'. Hij geeft echter wel aan dat dit een risico voor
hem (en het bestuur) is, omdat het bestuur uiteindelijk verantwoordelijk is
voor de prestaties van scholen. Besluiten te vertrouwen op de scholen is dus
niet zonder risico, maar volgens Stichting Penta wel noodzakelijk.
De vertegenwoordiger van de PO-Raad geeft aan dat de discussie over de
relatie tussen scholen en hun besturen hetzelfde is als tien jaar geleden.
Ondanks dat, blijven nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs doorgaan en
verandert de bestuurlijke inrichting mee. Vanuit zijn perspectief is de constante
dat vanuit allerlei bestuurlijk niveaus de blijvende behoefte bestaat om een
vinger aan de pols te houden. De autonomie die met de ene hand wordt
gegeven, wordt weer met de andere hand teruggenomen.
Beleid/regelgeving
In de discussie tijdens het `Functioneringsgesprek' zijn behalve discussies
over het beleid dat schoolbesturen voeren geen knelpunten op het niveau
van beleid/regelgeving ter sprake gekomen.
Oplossingen
In het tweede deel van het `Functioneringsgesprek' hebben we gezamenlijk
oplossingsrichtingen verkend voor de problemen die in het eerste deel van het
gesprek aan de orde zijn gekomen. Het gaat hierbij niet om dé oplossing, die
alle problemen in één keer op zou lossen. Maar om concrete, kleine stappen
met het grootst mogelijke effect op de uiteindelijke oplossing. De spanning
tussen enerzijds uniformiteit en pluriformiteit is al decennia oud en zal
waarschijnlijk nog lang blijven bestaan. Echter, er zijn wel stappen mogelijk
waardoor de spanning afneemt en de weg wordt vrijgemaakt naar een nieuw
type bestuursmodel. Aan het einde van het gesprek hebben we een actielijst
samengesteld met punten waaraan de deelnemers zichzelf hebben
gecommitteerd.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
34
De oplossingen geven we net als de bevindingen weer op de volgende drie
niveaus:
1. Informatie/Communicatie: het niet (voldoende) uitwisselen van informatie,
of gebrekkige communicatie met elkaar (bijvoorbeeld alleen via formulieren of
mededelingen) kan veel onnodige bureaucratie opleveren. Het zijn vaak wel
knelpunten die op korte termijn met geringe inspanning opgelost kunnen
worden.
2. Uitvoering: op dit niveau doen zich twee typen knelpunten voor, namelijk
zowel in de werkwijze, als in de `menselijke maat' (cultuur en houding). Deze
knelpunten zijn minder makkelijk op te lossen dan wanneer het om
informatie/communicatie gaat. Zeker als het verandering van cultuur of gedrag
betekent. Er hoeft echter geen wet veranderd te worden, dus met eerste
stappen richting de oplossing kan direct begonnen worden.
3. Beleid/regelgeving: dit zijn de knelpunten die het meeste tijd kosten om op
te lossen, omdat er beleid aangepast moet worden of een nieuwe wet gemaakt
moet worden.
Informatie/communicatie
Inzicht in aanlevering eindopbrengsten
De schooldirecteuren merken op dat het hen zou helpen om de werkwijze van
de inspectie te kennen. Het zou hen helpen als we weten welke informatie de
inspectie nodig heeft en wat de mogelijkheden zijn om resultaten van bepaalde
leerlingen uit te sluiten voor de `normale' telling en hen mag toetsen op grond
van bijzondere criteria.
Open staan voor elkaar en informatie uitwisselen
Open communicatie tussen scholen, besturen en inspectie is belangrijk. De
inspectie geeft als voorbeeld aan dat die openheid ook het strenge
centralistische imago van de organisatie moet gaan doorbreken. De inspectie
heeft volgens hem minder macht dan de onderwijswereld hen toekent en heeft
ten onrechte een negatief imago. Het advies naar scholen is ook om zo
transparant mogelijk te zijn en de kwaliteitseisen van de inspectie vooral als
een absolute morele ondergrens te zien. De ambities moeten hoger zijn. De
`éénpitter' geeft ter illustratie aan dat hij veel steun heeft aan het netwerk van
éénpitters uit de regio.
Uitvoering
Vertrouwen van boven tot aan beneden (en omgekeerd)
De deelnemers zijn het erover eens dat meer vertrouwen in de hele keten van
politiek tot leerkracht en omgekeerd een hoop problemen (en onnodige
bureaucratie) zou kunnen voorkomen. Dit houdt ook in: meer vertrouwen in
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
35
verantwoordingsvraagstukken tussen bestuurslagen, meer vertrouwen tussen
besturen en scholen en meer vertrouwen tussen directeuren en leerkrachten.
Andere manieren van toetsen
Erkenning voor andere manieren van toetsen, dan het CITO
leerlingvolgsysteem kan niet alleen een beter beeld van de leerlingen zelf
opleveren, maar ook van de scholen. Hoe ontwikkelen hun kinderen zich op alle
terreinen?
Ruimte om kinderen te bieden wat nodig is
Een punt dat hiermee samenhangt is dat schooldirecteuren hun leerkrachten
graag de ruimte willen geven om leerlingen specifiek te kunnen geven wat
nodig is voor hun ontwikkeling. Daarbij is het volgens de docenten ook van
groot belang dat nieuwe docenten zich bij een school aansluiten omdat ze de
specifieke onderwijsvorm een warm hart toedragen. De docent eigenaar maken
van het leerproces zou resultaten in de klas nog beter kunnen maken.
`Ongehoorzamer' gedrag van schoolbesturen en schooldirecteuren
Schoolbesturen moeten hun best doen om minder `accountantterreur' toe te
laten. Ook zijn er voor besturen mogelijkheden om `onschuldige fraude' te
plegen. De ervaring van veel besturen en schooldirecteuren is, dat er genoeg
`onzinnige regelgeving' bestaat. Om de schooldirecteuren minder onnodige
bureaucratie te laten ervaren zou het helpen als niet allen zij, maar ook hun
besturen minder gehoorzaam zijn en niet overal gehoor aan geven. De regels
die aan scholen worden opgelegd zijn zo veelvoudig dat de mazen van de wet
soms moeten worden gezocht om te kunnen blijven functioneren. Het is
belangrijk dat de ontwikkeling van leerlingen en leerkrachten tot hun recht
kunnen komen en de rest doet er minder toe. De directeur van de Bavoschool
heeft de indicatoren van de inspectie in zijn achterhoofd, maar hij blijft
genuanceerd omgaan met toetsingsresultaten.
Beleid/regelgeving
Structurele financiering voor scholen
Het zou de schoolbesturen helpen, als het beleid vanuit de overheid meer
faciliterend zou zijn, in plaats van strikt controlerend. Hier hoort bijvoorbeeld
ook een ruimere toekenning van middelen bij (niet meer geld, maar wel minder
geoormerkt geld). De schoolbesturen noemen de huidige lumpsum regeling
met de incidentele potjes bij elkaar een mistgordijn. De schoolbesturen zien
voor zich dat er een nulmeting van een startende leerling wordt gemaakt en
dat vervolgens bepaald wordt wat voor middelen/instrumenten nodig zijn om
de leerling zich optimaal te laten ontwikkelen. Het budget voor zo'n traject kan
dan in zijn geheel toegekend worden en door de scholen op hun eigen manier
worden ingezet. Dan kan de school echt zijn eigen beleid onderwijsbeleid
vormgeven.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
36
Actiepunten
Om er zorg voor te dragen dat het niet blijft bij mooie woorden hebben we de
bijeenkomst beëindigd door de vraag te stellen; waar ga jij je nu voor inzetten?
Regina Ybema: Zoekt uit wat de normen voor de inspectie zijn en welke
voorwaarden er zijn om leerlingen uit te sluiten bij de telling.
Adrie Groot: Gaat vaker direct met het Ministerie van OCW praten om het
perspectief vanuit de praktijk van schoolbesturen te laten zien.
Alex Peltekian: Gaat nog meer op de trom slaan, bij OCW en elders waar men
het horen wil. En gewoon doen! Dat vertrouwen bij leerkrachten neerleggen.
Adrie Groot en Alex Peltekian: Zullen elkaar in nieuwe schooljaar ontmoeten en
bespreken wat de mogelijkheden zijn om van elkaars bestuurservaringen te
leren.
Stef van Wickeren: Gaat bestuursleden input geven over waar knelpunten
zitten en zal ze ook stimuleren bij het vertonen van burgerlijke
ongehoorzaamheid.
Piet Windhoud: Zal scholen blijven uitnodigen om zichzelf te presenteren
tijdens inspectiebezoek. Bovendien zal Piet de taken en verantwoordelijkheden
van de inspectie verhelderen, ook in de voorlichting naar leerkrachten.
Willem Melis: Zal de mazen van de wet blijven zoeken en `burgerlijk
ongehoorzaam' blijven. Ook zal hij genuanceerd blijven omgaan met
toetsingscriteria van de inspectie.
Gert Jan van Midden: Blijft de overheid een spiegel voorhouden bij het maken
van nieuwe (niet zo goede) onderwijsplannen. Zal ook blijven duwen tegen de
ontoereikende bekostiging.
Mariëtte Konijn: Gaat aan iedereen laten horen dat ze graag met mensen wil
werken die ook bewust voor een bijzondere school kiezen en niet zomaar een
baan zoeken.
Siebrand Konst: Gaat de discussie binnen het bestuur aan over de vraag of zijn
eigen afdeling Onderwijs en de functie van accountmanager wel effectief is in
het bereiken van hun doelstellingen. De vraag is bij hem gerezen of zij wel het
juiste instrument is om schooldirecteuren te ondersteunen.
Vertegenwoordiger van het Ministerie van OCW: Nodigt iedereen uit die op
OCW het gesprek wil voeren over onnodige regelgeving. Zij zal zelf ook alert
zijn op die signalen.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
37
Vertegenwoordiger van het Ministerie van OCW: Wil zorgen dat de actiepunten
uit dit onderzoek niet in een laatje blijven liggen. Ook blijft zij zich bij OCW
inzetten voor het belang van goed schoolleiderschap.
Eind 2009 neemt de Kafkabrigade opnieuw contact op met de deelnemers voor
een `Beoordelingsgesprek'. Hierin bespreken we welke acties geslaagd zijn,
welke niet en waarom niet.
Deelnemers Functioneringsgesprek 2 juni 2009
Stef van Wickeren - Directeur Columbusschool Heerhugowaard
Willem Melis - Directeur Bavoschool Rijsbergen
Regina Ybema - Directeur de Boomladder en voorzitter directeurenberaad
Stichting Flore
Adrie Groot - Voorzitter College van Bestuur Stichting Flore
Alex Peltekian - Algemeen directeur Stichting Penta Hoorn
Siebrand Konst - Hoofd afdeling Onderwijs, accountmanager Columbusschool -
Stichting Flore
Gert Jan van Midden - Adviseur PO-Raad
Piet Windhoud - Inspecteur van het onderwijs, regiokantoor Haarlem
Anne-Marie van der Tuin - Directie PO, Ministerie van OCW
Sandra ten Holter - Beleidsmedewerker Ministerie van OCW
Mariëtte Konijn - Docent Columbusschool
Niels Poland - Docent Columbusschool
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
38
Bijlage 3: Actieplan Gemeenten
Casus | Willem Melis
"Voor éénpitters is het hard werken om op te boksen tegen grotere scholen,
maar ons voordeel is dat wij behoorlijk veel autonomie hebben en dus
grotendeels ons eigen beleid mogen maken." Willem Melis is directeur van de
St. Bavoschool in Rijsbergen. De St. Bavoschool is de enige basisschool in
Rijsbergen: ongeveer 600 leerlingen vinden hier elke dag hun weg naar de
schoolbanken. De school valt, als enige, onder de Stichting Katholiek Onderwijs
Rijsbergen en is daarmee een zogenaamde `éénpitter'. Willem Melis heeft 43
medewerkers onder zijn hoede, waaronder zes ondersteunende
personeelsleden.
Voor Willem Melis betekent een éénpitter zijn hard werken, maar aan de
andere kant heeft het in zijn ogen ook veel voordelen. De lijntjes zijn kort, hij
kan zijn eigen beleid samenstellen en hij voelt de vrijheid om zich niet heel
strikt aan alle wet- en regelgeving te houden. Een voorbeeld hiervan is het
Veiligheidsplan dat Willem Melis eigenlijk moet opsturen. "Ik weiger een apart
Veiligheidsplan op te stellen als ik alle informatie die daar in hoort te staan in
aparte documenten tot mijn beschikking heb. Het zou wat mij betreft onzinnig
zijn om heel veel tijd te stoppen in het samenbrengen van al die documenten
tot één goedlezend plan, dus dat doe ik dan ook niet. Daar wordt niet altijd
genoegen mee genomen, maar als ik het verhaal erachter kan vertellen, gaan
ze in het algemeen toch akkoord."
Gemeente Zundert
Willem Melis is niet altijd even gelukkig met de gemeente Zundert. Hoewel hij
niet meer met de gemeente te maken heeft dan elke andere school (subsidie
voor huisvesting, gelden voor het Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid
(GOA) en gelden voor de Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE)), zijn de
ervaringen die hij heeft met de gemeente, niet erg goed te noemen. "Niet lang
geleden kwam de gemeente met de mededeling dat de noodlokalen waarover
wij beschikken geen vergunning meer hadden en dus opnieuw aangevraagd
dienden te worden. Dat had ik best willen doen, ware het niet dat de
gemeente in het verleden geen permanente bouwvergunning af heeft willen
geven en ik inmiddels al aan het maximaal 2 keer verlengen van een tijdelijke
vergunning was gekomen. Nu kan ik eigenlijk geen kant meer op, door de
fouten die de gemeente zelf heeft gemaakt."
Maar behalve dat Willem Melis ervan overtuigd is dat de gemeente niet altijd de
juiste beslissingen neemt, frustreert het hem vooral dat hij vanuit zoveel
verschillende afdelingen en schijven brieven en verzoeken krijgt, die elkaar in
sommige gevallen ook zelfs weer tegenspreken. "Soms moet ik drie keer
dezelfde lijst opsturen met namen van leerlingen, maar dan dus naar
verschillende afdelingen of verschillende mensen." Ook een frustratie van
Willem Melis is de gemeenteraad van Zundert. "Onze gemeenteraad wil zich
veel te strikt aan de regels houden, wat vaak nadelig voor ons uitpakt. Wij
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
39
worden dan zelf wel creatief en komen met oplossingen die de nadelen kunnen
compenseren, maar vervolgens snapt de raad onze oplossingen niet en keurt
ze de oplossingsmaatregel af. Dan hebben we dus al die moeite voor niets
gedaan, gewoonweg omdat de raadsleden nauwelijks iets van het onderwijs
snappen."
Financiën
Hoewel de St. Bavoschool een redelijk welvarende school is, maakt Willem
Melis zich wel af en toe druk om de hoge kosten waar de school mee te maken
krijgt, ook in vergelijking met het lage budget dat zij vanuit het ministerie van
OCW krijgt. "Iedereen weet dat een gemiddelde basisschool zo'n 24.000 euro
tekort komt, maar dan komt de Arbodienst langs en vertelt je doodleuk dat je
eigenlijk overal andere verwarmingsknoppen op moet zetten, de vensterbanken
moet vervangen en overal veiligheidsglas in moet zetten. Alsof wij dat kunnen
betalen!" Als Willem Melis daadwerkelijk aan alle eisen zou willen voldoen, zou
de school inmiddels al lang ingeklapt zijn.
Volgens Willem Melis lopen scholen altijd achter de economische
ontwikkelingen aan. "Wij teren nu nog op de goede tijd van voor de
kredietcrisis, maar als bijvoorbeeld in 2011 het passend onderwijs verplicht
wordt, zal het met de financiën erg lastig worden." Willem kan zich niet alleen
zorgen maken over de financiële moeilijkheden waar ook scholen door de
kredietcrisis mee te maken zullen krijgen, hij kan zich ook boos maken om
verdelingssystematieken die het ministerie van OCW hanteert. "OCW had
vastgesteld dat er een minimaal aantal LB en LC-functie4 moesten komen.
Blijkt ineens dat ik het budget dat ik daarvoor nodig heb al eerder heb
gekregen en het toen eigenlijk had moeten bewaren voor deze nieuwe
verplichting!"
Bevindingen
Tijdens het eerste deel van het `Functioneringsgesprek' hebben we met de
gemeente Zundert, twee andere schooldirecteuren uit het onderzoek, de
gemeente Haarlem, de gemeente Leusden, de PO-raad, het Ministerie van OCW
en schooldirecteur Willem Melis bekeken wat nu precies de knelpunten zijn in
de relatie tussen schooldirecteuren en de gemeente. We hanteren hiervoor een
driedeling. Knelpunten op het gebied van:
1. Informatie/Communicatie: het niet (voldoende) uitwisselen van informatie,
of gebrekkige communicatie met elkaar (bijvoorbeeld alleen via formulieren of
mededelingen) kan veel onnodige bureaucratie opleveren. Het zijn vaak wel
knelpunten die op korte termijn met geringe inspanning opgelost kunnen
worden.
2. Uitvoering: op dit niveau doen zich twee typen knelpunten voor, namelijk
zowel in de werkwijze, als in de `menselijke maat' (cultuur en houding). Deze
"!Deze termen verwijzen naar verschillende functieschalen van leraren.!
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
40
knelpunten zijn minder makkelijk op te lossen dan wanneer het om
informatie/communicatie gaat. Zeker als het verandering van cultuur of gedrag
betekent. Er hoeft echter geen wet veranderd te worden, dus met eerste
stappen richting de oplossing kan direct begonnen worden.
3. Beleid/regelgeving: dit zijn de knelpunten die het meeste tijd kosten om op
te lossen, omdat er beleid aangepast moet worden of een nieuwe wet gemaakt
moet worden.
Informatie/communicatie
Inhoudelijke kennis ontbreekt bij gemeente
Een van de belangrijkste problemen is het gebrek aan inhoudelijke kennis over
onderwijs binnen gemeenten. Zowel de verantwoordelijke wethouder, als de
gemeenteraad, als de verantwoordelijke ambtenaar zijn niet altijd even goed
thuis in het onderwerp onderwijs en alle aspecten die daaronder vallen. Zo stelt
de gemeenteraad soms vragen over beleidsnota's die laten zien dat ze ofwel de
stukken niet goed hebben gelezen ofwel niet veel van de materie begrijpen.
Maar uiteindelijk is het wel diezelfde raad die belangrijke beslissingen moet
nemen over het onderwijs. Ook ambtenaren in met name kleine gemeenten
daar hebben de verantwoordelijke ambtenaren vaak en uitgebreide portefeuille
hebben niet altijd de benodigde kennis in huis. De PO-raad geeft een
voorbeeld van een gemeente die zich inhoudelijk bemoeide met een
praktijkschool: van de gemeente mocht deze school geen praktijklokalen
bouwen, terwijl dat juist de kern van de school moest worden. Wat is een
praktijkschool zonder een praktijklokaal? Een oorzaak voor het gebrek aan
inhoudelijke kennis kan liggen in de verzelfstandiging van het openbaar
onderwijs, waardoor veel kennis en contacten zijn verdwenen. Het ontbreekt
vaak aan begrip voor elkaars werk: de verschillende spelers op het
onderwijsveld spreken elkaars taal niet goed. Ook wisselingen van de wacht
maken het moeilijk om goede afspraken met elkaar te maken en de verbinding
tussen elkaars werk en taal te leggen.
Gebrekkige communicatie tussen scholen
Tijdens het gesprek blijkt dat schooldirecteuren vaak niet goed op de hoogte
zijn van elkaars doen en laten (zo lang ze niet onder hetzelfde bestuur vallen).
Dit heeft vaak tot gevolg dat elke basisschooldirecteur het wiel opnieuw
probeert uit te vinden. Ook voor gemeenten heeft dat nadelen: zij worden door
elke school afzonderlijk benaderd met steeds andere wensen, behoeften en
belangen. Het bij elkaar brengen van die belangen is voor een gemeente geen
eenvoudige klus.
Gebrek aan afstemming tussen gemeentelijke diensten
Binnen de gemeente is de afstemming tussen de verschillende diensten niet
altijd even goed te noemen. Daardoor hebben schooldirecteuren nog wel eens
het idee lang op antwoorden te moeten wachten, van het kastje naar de muur
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
41
gestuurd te worden of informatie te moeten geven die al eerder aan een
collega-ambtenaar is overhandigd. Zo wordt een van de basisschooldirecteuren
soms zowel vanuit de beleidsmedewerker Onderwijs als de leerplichtambtenaar
bevraagd over bepaalde leerlingen. Ook vertelt een van de
basisschooldirecteuren over een situatie waarin een ambtenaar vroeg waar het
noodgebouw stond, terwijl de gemeente dat jaar daarvoor zelf had besloten het
noodgebouw af te breken.
Ook is het voor schooldirecteuren vaak ondoorzichtig waar ze bij wie moeten
zijn met hun vragen. Een van de basisschooldirecteuren geeft aan dat de
medewerkers van de gemeente vaak naar elkaar wijzen wanneer hij een vraag
heeft. Niemand weet eigenlijk goed waar de directeur terecht kan met zijn
vragen, omdat zijn vraag bijvoorbeeld meerdere beleidsthema's omvat
(bijvoorbeeld: verkeer, vastgoed, groen, welstand).
Grijs gebied tegemoetkoming onderhoud van schoolgebouwen
Tijdens het gesprek wordt duidelijk dat schooldirecteuren zelf in principe
verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van hun schoolgebouw. Zij kunnen
echter voor verschillende werkzaamheden/voorzieningen financiering
aanvragen bij de overheid. Afhankelijk van het soort onderhoud kunnen zij bij
de gemeente of bij het Rijk terecht. Het is voor schooldirecteuren vaak niet
duidelijk waarvoor ze bij wie terecht kunnen. De PO-raad merkt op dat zij
hiervoor een `kruisjeslijst' heeft ontwikkeld: een digitale beslisboom waar je
precies kunt zien bij wie je waarvoor aan kunt kloppen. In de discussie blijkt dit
nog niet de volledige oplossing te zijn voor het probleem. Er is een aanzienlijk
grijs gebied. Want wie bel je als er een boom op gemeentegrond staat, maar
onder jouw schoolplein is gaan groeien en daar bijvoorbeeld zorgt voor een
kapotte waterleiding?
Subsidies zijn onbekend
De schooldirecteuren geven tijdens het `Functioneringsgesprek' aan dat er zo
veel verschillende subsidies bestaan, dat ze door de bomen het bos niet meer
zien. Door de overheid worden in ieder geval al vanuit vier verschillende
niveaus subsidies aangeboden: gemeente, provincie, Rijk en Europa, en er zijn
nog meer aanbieders. De schooldirecteuren geven allemaal aan alleen subsidie
aan te vragen als hun oog toevallig valt op een subsidie die aansluit bij hun
bestaande onderwijsplan (dit heeft ook te maken met de korte termijn
waarbinnen een subsidie aangevraagd kan worden en de administratieve
rompslomp: zie `uitvoering'). Wat er concreet allemaal mogelijk is aan
subsidies weten de schooldirecteuren echter niet.
Aangeven dat ik géén subsidie wil
Eén van de schooldirecteuren merkt op dat hij van collega's gehoord heeft dat
het Ministerie van OCW onlangs een brief heeft gestuurd over de subsidie voor
Voor- en Vroegschoolse Educatie. In de brief staat dat als een schoolleider de
subsidie niet wil krijgen, hij/zij een reactie moet sturen naar het Ministerie.
Verschillende schooldirecteuren hebben deze brief niet (goed) gelezen en
hebben geen reactie gestuurd naar het Ministerie: zij krijgen nu dus
hoogstwaarschijnlijk een subsidie die zij in principe niet nodig hebben. Wellicht
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
42
hebben scholen straks niet goed door dat er extra geld op hun rekening staat.
Zij zullen daar pas achter komen wanneer de scholen verantwoording af
moeten gaan leggen over de besteding van het geld. De schooldirecteuren zijn
niet blij met de manier waarop het Ministerie deze subsidie (heeft) verstrekt: in
het verleden moesten de schooldirecteuren alleen een reactie sturen wanneer
ze juist wel in aanmerking wilden komen voor de subsidie. Deze nieuwe,
omgekeerde werkwijze had beter gecommuniceerd moeten worden.
Uitvoering
Geen oog voor maatwerk
Tijdens het Functioneringsgesprek kwam naar voren dat ambtenaren soms de
neiging hebben om zich te strikt aan de regels te houden, terwijl er in feite
ruimte is voor interpretatie. Op die manier hopen zij fouten te voorkomen,
maar het sluit maatwerk uit. Voor schooldirecteuren kan hierdoor een barrière
ontstaan voor de ontwikkeling van hun school.
Een tekenend voorbeeld van hoe het mis kan lopen als ambtenaren zich te
strak aan regels houden, is de Wet op (primair) onderwijs die dateert uit 1997.
Hoewel de wet duidelijk verouderd is, blijkt tijdens de discussie dat een plan
voor een moderne school wel past binnen deze wet. Hiervoor moeten echter
wel de randen van de wet opgezocht worden. Ditzelfde geldt voor de
modelverordening onderwijshuisvesting die door de VNG is opgesteld. Deze
modelverordening is dusdanig algemeen en formeel opgesteld dat zij voor veel
gemeenten niet van meerwaarde is: zij speelt niet in op de lokale situatie. Als
een beleidsmedewerker bereid is om de randen van de verordening op te
zoeken, de ruimte neemt om de verordening aan te passen naar de behoeftes
binnen zijn/ haar eigen gemeente, kan die meerwaarde wel bereikt worden.
Investering en opbrengt subsidieaanvraag wegen niet tegen elkaar op
Het kost schooldirecteuren vaak veel tijd en moeite om een subsidie aan te
vragen. In sommige gevallen zelfs zo veel tijd en moeite dat de
schooldirecteuren besluiten de subsidie niet aan te vragen. Dit terwijl ze het
geld best goed zouden kunnen gebruiken. Ook het afleggen van
verantwoording over de besteding van de subsidie brengt voor de
basisschooldirecteuren veel administratieve rompslomp met zich mee. In het
Functioneringsgesprek wordt duidelijk dat het aanvragen van een subsidie
bovendien niet altijd loont. Een van de schooldirecteuren vertelt over een
subsidie voor de Brede Schoolontwikkeling die de gemeente aan kon vragen.
Bij toekenning bleek dat dit subsidiebedrag niet bovenop het
huisvestingsbudget aan de scholen werd gegeven, maar van het
huisvestingsbudget werd afgetrokken
(zodat het totaal te besteden bedrag voor de scholen niet werd verhoogd, maar
gelijk bleef). Vervolgens kon de gemeente het vrijgekomen huisvestingsbudget
voor andere doeleinden gebruiken. Dit blijkt een veelvoorkomende werkwijze
van gemeenten.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
43
Termijn om subsidie aan te vragen is te kort
Tijdens het Functioneringsgesprek komt ook naar voren dat wanneer een
schooldirecteur een subsidie aan wil vragen, de tijd tussen de aankondiging van
de subsidieregeling en de datum waarop de aanvraag binnen moet zijn vaak te
kort is. Dit heeft tot gevolg dat er in de praktijk alleen subsidie aangevraagd
kan worden voor thema's of onderwerpen waar al een plan of voorstel voor
klaarligt.
Beleid/regelgeving
Huisvestingsstelsel loopt vast
Ondanks dat de Wet op het (primair) onderwijs meer ruimte geeft dan veel
ambtenaren denken, loopt het huisvestingsstelsel op steeds meer fronten
procedureel, beleidsmatig, financieel vast. Sinds 1997 is er in de praktijk veel
veranderd, maar de bestaande wet- en regelgeving speelt daar niet goed
genoeg op in. Zo wordt bijvoorbeeld nog uitgegaan van een eenjarige cyclus,
terwijl gemeenten tegenwoordig op basis van een meerjarenplanning werken.
Oplossingen
In het tweede deel van het `Functioneringsgesprek' is gezamenlijk gesproken
over mogelijke oplossingsrichtingen voor de genoemde problemen. Zij komen
hieronder, in volgorde gelijk aan de driedeling zoals die bij het onderdeel
`problemen' is gehanteerd, aan bod:
1. Informatie/Communicatie: het niet (voldoende) uitwisselen van informatie,
of gebrekkige communicatie met elkaar (bijvoorbeeld alleen via formulieren of
mededelingen) kan veel onnodige bureaucratie opleveren. Het zijn vaak wel
knelpunten die op korte termijn met geringe inspanning opgelost kunnen
worden.
2. Uitvoering: op dit niveau doen zich twee typen knelpunten voor, namelijk
zowel in de werkwijze, als in de `menselijke maat' (cultuur en houding). Deze
knelpunten zijn minder makkelijk op te lossen dan wanneer het om
informatie/communicatie gaat. Zeker als het verandering van cultuur of gedrag
betekent. Er hoeft echter geen wet veranderd te worden, dus met eerste
stappen richting de oplossing kan direct begonnen worden.
3. Beleid/regelgeving: dit zijn de knelpunten die het meeste tijd kosten om op
te lossen, omdat er beleid aangepast moet worden of een nieuwe wet gemaakt
moet worden.
Informatie/communicatie
Investeren in kennis
Om er voor te zorgen dat de lokale politiek (college van B&W, gemeenteraad),
verantwoordelijke ambtenaren en schooldirecteuren elkaars taal leren spreken
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
44
is het belangrijk te investeren in kennis. Dit kan bijvoorbeeld door het geven
van minicolleges of het bij elkaar op werkbezoek gaan. Op die manier ontstaat
er meer begrip voor elkaars werk en kunnen vragen, onduidelijkheden of
frustraties weggenomen worden.
Organiseren project- of casusgroep
Voor schooldirecteuren is het niet altijd even duidelijk bij welke ambtenaar zij
voor welke vraag terecht kunnen. Ook komt het voor dat de contactambtenaar
(meestal een beleidsmedewerker Onderwijs) niet altijd alle antwoorden op de
vragen van een schoolleider klaar heeft, waardoor hij met deze vraag de
organisatie in moet. Uitsluitsel op de vraag laat daardoor vaak langer op zich
wachten dan gewenst. Om dit te voorkomen is het goed om rondom bepaalde
thema's of problemen een project- of casusgroep te organiseren, waar naast de
schoolleider ook alle voor dat thema relevante ambtenaren bij elkaar aan tafel
zitten. Op die manier kunnen vragen direct beantwoord worden en is
afstemming beter mogelijk.
Uitvoering
Opzoeken randen wet- en regelgeving
Wet- en regelgeving is er niet voor niets, maar om voor de school een optimale
situatie te creëren is het soms noodzakelijk de randen van de wet op te
zoeken. Dit geldt zowel voor de schooldirecteuren zelf, als voor ambtenaren en
politici. Alleen dan kan goed worden ingespeeld op de wensen en behoeften
van de specifieke situatie van de scholen.
Tijdens het `Functioneringsgesprek' komt in dit kader naar voren dat het met
name voor beleidsmedewerkers onderwijs ook goed is om bij het opzoeken van
de randen van wet- en regelgeving of het oplossen van problemen binnen het
onderwijs rugdekking vanuit een directe leidinggevende of bestuurlijk
verantwoordelijke te organiseren.
Breed bekend maken verordening onderwijshuisvesting Ede
De modelverordening onderwijshuisvesting van de VNG is voor veel gemeenten
niet goed toepasbaar: deze modelverordening speelt niet goed in op de
plaatselijke situatie en bovendien is de modelverordening moeilijk leesbaar
door het zeer juridische taalgebruik. De gemeente Ede heeft hiervoor een
oplossing bedacht: zij stelde haar verordening onderwijshuisvesting in
eenvoudige `Jip en Janneke'-taal op. De verordening is daardoor een stuk
leesbaarder geworden. Tegelijkertijd klopt de tekst juridisch. De aanwezigen
gaven aan dat het goed zou zijn deze verordening breed bekend te maken,
zodat meer gemeenten hun verordening in deze stijl op kunnen stellen.
Slechts een accountantsverklaring vragen
In plaats van het vragen van alle rekeningen bij een kredietverstrekking,
kunnen gemeenten er ook voor kiezen alleen een accountantsverklaring van de
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
45
schooldirecteuren te vragen. Dit bespaart schooldirecteuren een grote
administratieve last.
Meerjarensubsidies
In het eerste deel van het `Functioneringsgesprek' kwam naar voren dat het de
schooldirecteuren vaak veel tijd en moeite kost om een subsidie aan te vragen.
Om het aanvraagproces te vereenvoudigen zou het goed zijn subsidies voor
meerdere jaren te verstrekken. Op die manier worden de schooldirecteuren
minder vaak geconfronteerd met dit tijdrovende aanvraagproces.
Verantwoording over subsidie afleggen in jaarverslag
Behalve dat het de schooldirecteuren vaak veel tijd en moeite kost om een
subsidie aan te vragen, zijn de schooldirecteuren ook relatief veel tijd kwijt met
het verantwoording afleggen over de besteding van de subsidiegelden. Om dit
verantwoordingsproces te kunnen vereenvoudigen zou het goed zijn om de
schooldirecteuren in een extra paragraaf in hun jaarverslag iets te laten
vertellen over de besteding van de subsidie. Een uitgebreid
verantwoordingsdocument kan dan komen te vervallen.
Vereenvoudiging onderhoudsgelden
In principe zijn de schooldirecteuren zelf verantwoordelijk voor het onderhoud
van hun schoolgebouw, maar zij kunnen hierbij een financiële ondersteuning
krijgen. Afhankelijk van het soort onderhoud kunnen zij bij de gemeente of bij
het Rijk terecht. Tijdens het eerste deel van het Functioneringsgesprek kwam
naar voren dat het voor de schooldirecteuren vaak niet duidelijk wanneer ze
waar moeten zijn voor deze tegemoetkoming. Om deze onduidelijkheid weg te
nemen zou het goed zijn om ofwel de tegemoetkoming van de gemeente en
het Rijk samen te voegen, ofwel de gemeente en/of het Rijk deze
tegemoetkoming bijvoorbeeld op basis van een meerjarenonderhoudsplan
proactief te laten leveren.
Beleid/regelgeving
Aanpassen onderwijshuisvestingsstelsel
Hoewel hier vanuit het Ministerie van OCW wel al een start mee is gemaakt, is
het zaak om het onderwijshuisvestingsstelsel te moderniseren. De belangrijkste
eis hierbij is dat het gemoderniseerde stelsel toegerust is op alle situaties zoals
die zich over 20 jaar voor kunnen doen en alle soorten scholen zoals die over
20 jaar kunnen bestaan.
Actiepunten
Naast het nadenken over mogelijke oplossingen voor de problemen zoals die in
het eerste deel van het `Functioneringsgesprek' aan de orde zijn gekomen,
hebben we de aanwezigen ook gevraagd waar zij zich zelf hard voor willen
maken: Hieronder zullen zij per organisatie worden beschreven.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
46
Alice Bos, Gemeente Zundert
1. Alice Bos heeft aangegeven de verordening onderwijshuisvesting van de
gemeente Ede op te zoeken en te bekijken of en zo ja, hoe de gemeente
Zundert hier mee aan de slag zou kunnen gaan.
2. Daarnaast heeft Alice voorgesteld om met Willem Melis en de andere
schooldirecteuren binnen de gemeente Zundert in gesprek te gaan over
subsidies: welke subsidiemogelijkheden zijn er, hoe kunnen we de subsidies
aanvragen, hoe kunnen we elkaar ondersteunen bij het aanvragen, hoe dient
de verantwoording er uit te zien?
3. Tot slot gaat Alice persoonlijk contact zoeken met beleidsmedewerkers
onderwijs van collega-gemeenten, om op die manier ideeën en initiatieven uit
te wisselen en elkaar eventueel daar waar nodig te ondersteunen.
Gert-Jan van Midden heeft toegezegd verdere kennisoverdracht over manieren
om administratieve lasten binnen het primair onderwijs weg te nemen te
borgen. Ook het aanbieden van hulpinstrumenten is daarbij een belangrijk
thema.
Annefieke Prins, CBS De Vallei
Annefieke Prins verruilt per 1 september 2009 haar baan als schooldirecteur
voor die van bovenschools manager bij een schoolbestuur. Zij heeft
aangegeven alle problemen en mogelijke oplossingen zoals die in het
`Functioneringsgesprek' aan de orde zijn gekomen mee te nemen in haar
nieuwe functie. Met name het handelbaar maken van het aanvragen van- en
verantwoording afleggen over subsidies is in haar ogen een belangrijk thema.
Dymph Godefrooij, Gemeente Leusden
Voor Dymph Godefrooij is naar aanleiding van het `Functioneringsgesprek' nog
eens duidelijk geworden dat goede communicatie een van de belangrijkste
voorwaarden is voor een goede samenwerking met en meer begrip vanuit
schooldirecteuren. Dymph gaat zich daarom meer inzetten voor goede
communicatie op alle fronten.
Albert Kamphuis, CBS De Ark
1. Albert Kamphuis gaat uitzoeken of hij nu voor zijn noodlokalen wel of geen
huur moet betalen. Hij doet dat op dit moment wel, maar tijdens het
`Functioneringsgesprek' blijkt dat hij dat waarschijnlijk helemaal niet hoeft te
doen.
2. Daarnaast wil hij het initiatief nemen om de verbinding met de gemeente op
te zoeken en gezamenlijke belangen te benadrukken. Dit bijvoorbeeld in de
vorm van een open gesprek met enkele van de voor het onderwijs
belangrijkste ambtenaren. Op die manier hoopt hij meer wederzijds begrip voor
elkaars werk en positie te creëren.
Een vertegenwoordiger van het Ministerie van OCW gaat naar aanleiding van
het `Functioneringsgesprek' diverse dingen uitzoeken bij collega's. Een
voorbeeld hiervan is de vraag op welk type schoolbesturen het Ministerie van
OCW zich richt als het gaat om huisvestingsbudgetten. Dit naar aanleiding van
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
47
de opmerking van Willem Melis dat hij het gevoel heeft dat deze budgetten met
name op de grotere schoolbesturen zijn gericht. Ook gaat ze uitzoeken hoe het
precies zit met de brief die namens het Ministerie is verstuurd over de subsidie
voor Voor- en Vroegschoolse Educatie: door welke afdeling is de brief
verstuurd, klopt het dat scholen een reactie moesten geven wanneer ze de
subsidie juist niet wilden hebben, waarom is gekozen voor deze aanpak?
Seakle Satter, gemeente Haarlem en Gert-Jan van Midden, PO-Raad
Seakle Satter en Gert Jan van Midden zullen samen deelnemen aan de
tweedaagse van éénpitters die Willem Melis organiseert. Zij zullen daar de
aspecten die tijdens het Functioneringsgesprek naar voren zijn gekomen
onderwijshuisvesting en subsidies toelichten en eventueel vragen
beantwoorden.
Willem Melis, St. Bavoschool
1. Willem Melis gaat een college of werkbezoek organiseren, waarin de
gemeente en Willem Melis elkaars taal kunnen leren spreken.
2. Tot slot zoekt Willem Melis voor het Ministerie van OCW de brief op over de
subsidiemogelijkheid voor Voor- en Vroegschoolse Educatie.
Deelnemers Functioneringsgesprek 19 juni 2009
Willem Melis - Directeur St. Bavoschool, Rijsbergen
Alice Bos - Beleidsmedewerker Onderwijs Zundert
Albert Kamphuis - Directeur CBS De Ark, Zwolle
Seakle Satter - Beleidsmedewerker gemeente Haarlem, specialist
onderwijshuisvesting
Annefieke Prins - Directeur CBS De Vallei, Leusden
Dymph Godefrooij - Beleidsmedewerker Onderwijs, Leusden
Anne-Marie van der Tuin - Ministerie van OCW
Gert Jan van Midden - Adviseur PO-Raad
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
48
Bijlage 4: Actieplan Zorgleerlingen
Casus | Albert Kamphuis
Inleiding
Albert Kamphuis is directeur van Christelijke Basisschool De Ark in Zwolle, een
school met 400 leerlingen. Hij heeft er nu twee jaar de touwtjes in handen. Hij
geeft mensen graag verantwoordelijkheid en zorgt ervoor dat docenten zich
bezig kunnen houden met hun onderwijstaken. Onlangs heeft hij veel contact
gehad met de gemeente in verband met een verbouwing.
Problemen
Albert benoemt een aantal administratieve problemen waar hij in zijn werk
tegenaan loopt:
# De benoeming van invallers veroorzaakt mentale lastendruk, omdat je niet
zomaar iemand kunt vervangen die verlof opneemt. Je mag daar niet altijd
een vervanger voor inzetten uit de invalpool. Vaak betekent dat dat je
mensen niet kunt honoreren in bijvoorbeeld hun wens zich verder te
ontwikkelen.
# Verder is de algemene regeling rondom benoeming van personeel iets waar
hij zich aan irriteert. Een fulltimer mag 930 uur voor de klas staan, terwijl
leerlingen recht hebben op 1000 tot 1010 uur onderwijs. Hij heeft dus altijd
een tekort waarmee er gepuzzeld moet worden. Hiervoor heeft hij zijn eigen
speciale rekensheet in Excel ontworpen waar hij jaarlijks de nodige uurtjes
mee bezig is.
# Ook het rugzakje levert aanzienlijke rompslomp op. Hij denkt dat de
strenge eisen van het Ministerie ervoor zorgen dat scholen steeds dikkere
dossiers gaan aanleggen voor leerlingen.
# Met betrekking tot de gemeente is bij verbouwingsaanvragen gebleken dat
verantwoordelijkheden voor school en gemeente niet goed van elkaar te
onderscheiden zijn. Over bijvoorbeeld onderhoudskosten weet niemand
goed hoe ze berekend moeten worden.
Frustraties
Albert heeft met betrekking tot gemeentelijke zaken graag zelf de
verantwoordelijkheid voor alles in en om zijn school. Daarvoor moet dan wel
geld beschikbaar zijn. Nu voelt hij zich soms overgeleverd aan de grillen van de
gemeente. Ook begrijpt hij niet dat administratieve regelingen rondom
bijvoorbeeld benoeming zo onlogisch zijn. In zijn ogen dat op landelijk niveau
veel praktischer geregeld zijn als er bij het besluit ook onderwijsprofessionals
waren betrokken. In het algemeen zou het onderwijs volgens hem ook gebaat
zijn bij meer vertrouwen vanuit allerlei instanties. Dat er bij afwezigheid
kopieën gemaakt moeten worden van uitnodigingskaarten vindt hij bijvoorbeeld
heel vreemd.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
49
Bevindingen
Tijdens het eerste deel van het `Functioneringsgesprek' hebben we met alle
betrokkenen (zie voor een overzicht bijlage 1) bekeken wat nu precies de
knelpunten zijn die rondom zorgleerlingen worden ervaren. We hanteren
hiervoor een driedeling.
Knelpunten op het gebied van:
1. Informatie/ communicatie: het niet (voldoende) uitwisselen van informatie,
of gebrekkige communicatie met elkaar (bijvoorbeeld alleen via formulieren of
mededelingen) kan veel onnodige bureaucratie opleveren. Dit zijn vaak
knelpunten die op korte termijn met geringe inspanning opgelost kunnen
worden.
2. Uitvoering: op dit niveau doen zich twee typen knelpunten voor, namelijk
zowel in de werkwijze, als in de `menselijke maat' (cultuur en houding). Deze
knelpunten zijn minder makkelijk op te lossen dan wanneer het om
informatie/communicatie gaat. Zeker als het verandering van cultuur of gedrag
betekent. Er hoeft echter geen wet veranderd te worden, dus met eerste
stappen richting de oplossing kan direct begonnen worden.
3. Beleid/ regelgeving: dit zijn de knelpunten die het meeste tijd kosten om op
te lossen, omdat er beleid aangepast moet worden of een nieuwe wet gemaakt
moet worden.
Informatie/communicatie
Onduidelijkheid over definities en termen rond zorgleerlingen
In het Functioneringsgesprek komt naar voren dat de verschillende definities en
termen rond zorgleerlingen voor basisschooldirecteuren al nauwelijks te
begrijpen zijn, laat staan voor ouders. Zo bestaat er onder ouders vaak
onduidelijkheid over het verschil tussen speciaal onderwijs (SO) en speciaal
basisonderwijs (SBO) of over de vraag wanneer er voor welke zaken een
persoonsgebonden budget (PGB) aangevraagd kan worden (en wanneer er juist
een `rugzakje' nodig is). Ook bestaat onder ouders de misvatting dat speciaal
onderwijs alleen op SO-scholen wordt gegeven, zo geven de betrokkenen
tijdens het Functioneringsgesprek aan.
Uitvoering
Druk op het systeem: lange wachttijden
De aanwezige basisschooldirecteuren geven tijdens het Functioneringsgesprek
aan dat de wachttijden voor LGF behoorlijk zijn opgelopen. Oorzaak hiervan is
de enorme toename van het aantal aanvragen in de afgelopen jaren. Als gevolg
hiervan zijn lange wachttijden ontstaan bij verwerking van dossiers. Deze
wachttijden liepen in het geval van CBS De Ark tot wel vier en in het geval van
de St. Bavoschool tot wel zes maanden op (overigens zijn inmiddels de
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
50
wachttijden teruggedrongen door aanscherping van de behandeltermijnen en
extra medewerkers). Ook de wachttijden voor inzet van ambulante begeleiding
namen toe. Er kwamen zoveel aanvragen dat niet iedereen tegelijk kon worden
geholpen. Om de druk op het indicatiesysteem te beperken en om het aantal
aanvragen te verminderen, heeft het ministerie toen de criteria voor
indicatiestelling aangescherpt.
Aangescherpte criteria aanvragen leerling gebonden financiering: veel
(administratieve) handelingen
Inge Vegter, intern zorgbegeleider op CBS De Ark, vertelt in het
Functioneringsgesprek dat door de strenge criteria de diverse stappen naar het
aanvragen van leerling gebonden financiering voor zowel basisscholen als
ouders erg tijdrovend zijn. Zo moet de school eerst een dossier van circa 1,5
jaar opbouwen waarin duidelijk wordt op welke punten het niet goed gaat met
het kind, moet er een diagnosestelling door een bevoegd arts of psychiater
worden bijgevoegd (wat al snel drie tot vier maanden in beslag neemt) en
moet de school op basis van een uiteenzetting over wat zij al heeft
ondernomen met het kind, aantonen dat zij handelingsverlegen is. Dit laatste
wordt ook nog eens gecontroleerd door een gedragsdeskundige. Daarbij moet
je als school al op voorhand een idee hebben van welke indicatie (Cluster-3,
Cluster-4 etc.) de leerling zou moeten krijgen: elke instantie vraagt namelijk
weer om andere soorten handelingsplannen en een ander soort informatie. Ook
de ouders, die het rugzakje officieel aanvragen, moeten veel geduld hebben en
veel informatie aanleveren. Zo moeten zij bijvoorbeeld kunnen bewijzen dat er
thuis alles aan is gedaan om voor het kind te zorgen.
De Commissie voor Indicatiestelling (CvI) herkent dat de dossiers steeds dikker
worden. Tijdens de discussie blijkt dat zij dit net zo vervelend vinden als de
ouders en de scholen. Het grootste deel van de meegestuurde informatie speelt
namelijk geen enkele rol bij het indiceren. De CvI toetst de aanvraag op een
bepaalde set criteria. Naar alle aanvullende informatie wordt niet of nauwelijks
gekeken.
Aangescherpte criteria aanvragen leerling gebonden financiering: doorgeslagen
bureaucratie
In het Functioneringsgesprek komt naar voren dat schooldirecteuren echt een
doorgeslagen bureaucratie ervaren sinds de criteria voor LGF aangescherpt
zijn. Willem Melis vertelt dat hij heeft meegemaakt dat een aanvraag door de
CvI is afgekeurd op het ontbreken van parafen of het niet in kleur aanleveren
van de aanvraag of het handelingplan (omdat het dan een kopie zou kunnen
zijn).
Verdeling budget leerling gebonden financiering
Nadat de leerling de benodigde indicatie voor de LGF heeft gekregen, komt er
periodiek (bij CBS De Ark bijvoorbeeld een keer per week) een ambulante
begeleider langs. Van het totale rugzakbudget gaat 45% naar de ambulante
begeleidingsdienst. Voor de school blijft er dus slechts 55% van het budget
over. CBS De Ark en de St. Bavoschool zouden graag zien dat de school het
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
51
gehele budget krijgt, zodat de school daarmee niet alleen voor de `officiële'
zorgleerlingen kan zorgen, maar ook voor de leerlingen die wel extra zorg
nodig hebben maar geen indicatie hebben gekregen en daardoor wellicht
tussen wal en schip vallen.
Voor sommige scholen is de frustratie over de besteding van het LGF budget
extra groot, omdat zij voorbeelden kennen van hoe het ook anders kan. Binnen
samenwerkingsverband De Brug bijvoorbeeld, waar onder andere CBS De Ark
en SBO school de Brug deel van uitmaken, kunnen de scholen voor leerlingen
met leerproblemen zogenaamde `brugzakjes' aanvragen, gefinancierd met
SBO-gelden. De verdeling van het `brugzakbudget' verloopt anders dan bij de
reguliere rugzak: de school krijgt het volledige budget namelijk zelf. Eens per
half jaar vraagt het samenwerkingsverband wel op welke manier het budget is
besteed, maar in principe is dat de enige vorm van controle. CBS De Ark vindt
dit een heel prettige constructie.
Gedwongen winkelnering
Aan de hand van CBS De Ark als voorbeeld, bespreken we het verloop van de
procedure van indicatiestelling tot zorgverlening. Dat gaat ongeveer als volgt:
zodra de ambulante begeleidingsdienst van De Ambelt uit Zwolle een melding
krijgt dat een school een rugzakindicatie voor een van hun leerlingen heeft
gekregen, bekijkt De Ambelt of er op deze school al een ambulante begeleider
is. Als dit het geval is bepaalt De Ambelt vervolgens of deze begeleider een
extra zorgleerling onder zijn of haar hoede kan nemen. Voorheen kwam een
ambulant begeleider eens per zes weken langs bij de school, met als doel het
deskundiger maken van de school en de ouders. Dat hoeft inmiddels in veel
mindere mate: het gaat nu vooral om het begeleiden van de school en de
ouders. De ambulant begeleider komt daarom nu eens per week bij de school
langs. Inge Vegter bevestigt nogmaals dat CBS De Ark dit een dure oplossing
vindt; zij ziet liever dat de school het geld zelf krijgt. Dan kan zij er zelf voor
zorgen dat de benodigde deskundigheid in huis wordt gehaald, bijvoorbeeld
door het volgen van opleidingen. De basisscholen zien de verplichte inmenging
van een REC-4 begeleider als gedwongen winkelnering. Ze zijn niet vrij om zelf
zorg/begeleiding te leveren. Dit blijkt tijdens de discussie een probleem dat
niet zomaar opgelost kan worden.
Volgens De Ambelt is het echter niet per se een goed idee om alle
zorg/begeleiding door scholen zelf te laten organiseren: dan kan de ambulante
begeleidingdienst niet voldoen aan de opdracht om deskundigheidsbevordering
te realiseren. Het gaat om gevoelige zaken, daar is begeleiding van experts bij
nodig. De scholen daarentegen zijn van mening dat zij zelf heel goed kunnen
inschatten of ze de expertise van de ambulante begeleidingsdienst nu wel of
niet nodig hebben. Als de school daadwerkelijk gebruik wil maken van de
expertise van de ambulante begeleidingsdienst, dan zal de school daar zelf wel
om vragen. Nu is de school verplicht de diensten van het REC af te nemen.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
52
Discussie over zorgleerlingen: te veel focus op budget
Van enkele aanwezigen komt er tijdens het Functioneringsgesprek kritiek op de
discussie over budgetverdeling en gedwongen winkelnering. De critici geven
aan dat zodra er over zorgleerlingen wordt gesproken, het bijna altijd alleen
over budget en nauwelijks over zorgbehoefte en zorgkwaliteit gaat. De vraag
zou moeten zijn: wat hebben de leerlingen, de leerkrachten en de ouders
nodig? Dat is belangrijker dan hoe het budget wordt verdeeld.
Ontwikkelingen op het gebied van zorgleerlingen: ouders komen niet aan bod
Op het gebied van zorgleerlingen en leerling gebonden financiering spelen op
het moment van schrijven diverse ontwikkelingen. Een van de belangrijkste
daarvan is het passend onderwijs. In de praktijk blijken ouders nauwelijks te
worden meegenomen in de discussies over passend onderwijs. De Ambelt geeft
aan dat bij de 6-wekelijkse evaluatie van rugzakbegeleiding wel ouders
betrokken worden. In de discussie- en beleidsfase blijven perspectieven en
wensen van ouders echter veelal buiten beschouwing, terwijl ze juist in deze
fase een belangrijke rol (zouden moeten) spelen.
Zorgleerlingen: geen probleemeigenaar
Als het om zorgleerlingen gaat zijn er veel verschillende invalshoeken,
belangen en afhankelijkheden (ouders, basisscholen, REC's, ministerie OCW).
Bovendien is er geen concrete probleemeigenaar als het gaat om
zorgleerlingen: de betrokken organisaties wijzen naar elkaar, maar nemen zelf
niet de verantwoordelijkheid voor het realiseren van oplossingen.
Beleid/ regelgeving
Huidig systeem voor Cluster-4 werkt niet meer
De gezamenlijke conclusie van de deelnemers tijdens het
Functioneringsgesprek is dat het systeem van indicatiestelling, zorg en
begeleiding in ieder geval voor Cluster-4 niet meer werkt. Voor de CvI's is het
haast onmogelijk om een juiste indicatie te stellen en budgettair gezien loopt
het systeem niet meer in de pas. Door de exponentiële toename van de druk
op het indicatieproces, is de huidige systematiek achterhaald. Zowel CvI's,
ambulante begeleidingsdiensten als schooldirecteuren zitten gevangen in de
procedures die niemand als positief ervaart. Alle andere knelpunten zowel in
het bovenstaande, als in het onderstaande zijn symptomen van het feit dat
het systeem dat niet meer werkt.
Aangescherpte criteria aanvragen leerling gebonden financiering: steeds
minder `officiële' zorgleerlingen
Het beleid voor de LGF is zes jaar geleden ingezet door OCW. Eén van de
doelstellingen was de uitstroom naar het Speciaal Onderwijs te verkleinen.
Deze doelstelling lijkt niet gehaald. Doordat de LFG een open einde regeling
betrof zijn er talloze aanvragen ingediend voor kinderen die überhaupt niet op
het SO thuis zouden horen. Er is nooit gekeken of met deze regeling de
oorspronkelijke doelstelling wel gehaald werd. De aanwezige
basisschooldirecteuren geven aan dat door aanscherping van de criteria voor
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
53
LGF, het aantal `officiële' rugzakleerlingen inmiddels is teruggelopen. Met
`officieel' bedoelen de betrokkenen dan die leerlingen die gezien hun
zorgbehoefte daadwerkelijk recht hebben op een rugzakje, en het rugzakje
gebruiken waar het oorspronkelijk voor bedoeld was. Er zijn nu bijvoorbeeld
veel leerlingen die een rugzakje hebben omdat hun ouders liever niet zien dat
hun kind naar het SO gaat. Door die ontwikkeling (niet alle rugzakleerlingen
hebben geheel terecht een rugzakje gekregen) is er inmiddels een grote groep
leerlingen ontstaan die extra zorg nodig hebben, maar door de recente
aanscherping van de criteria geen indicatie krijgen en daardoor wellicht tussen
wal en schip vallen. Een CvI kan een aanvraag voor indicatie alleen toekennen
of weigeren; er bestaat dus geen tussenvariant voor deze groep leerlingen.
Toekennen indicatieaanvraag: alleen het papier telt
Voor een CvI is het, zo blijkt tijdens het Functioneringsgesprek, nauwelijks
mogelijk om een weloverwogen besluit te nemen over een indicatieaanvraag.
De enige manier om een keuze voor toekenning dan wel afwijzing te kunnen
maken, is het op basis van wettelijk vastgestelde criteria beoordelen van de
aangeleverde teksten (handelingsplannen) en medische omschrijvingen. Op
basis van papier dus. De context van de aanvraag blijft voor een CvI geheel
onduidelijk en kan dus niet meegenomen worden in de beoordeling. Dat maakt
dat het vrijwel onmogelijk is om een echt goede indicatie af te geven.
Kinderen worden geïndiceerd voor geld en niet voor zorg en begeleiding
Tijdens het Functioneringsgesprek komt naar voren dat het bij de indicering
alleen om geld gaat, en niet om de benodigde zorg en begeleiding. Terwijl op
het laatste juist de aandacht zou moeten liggen. Een voorbeeld dat tijdens het
gesprek wordt gegeven is dat leerlingen met het Downsyndroom die in het
reguliere onderwijs zitten, wel een dubbele rugzak krijgen, maar dat de
kwaliteit van opvang voor deze cluster-3 kinderen op een reguliere basisschool
niet zo goed is als op een cluster-3 school zelf.
Volgens een aantal deelnemers speelt geld een grote rol, omdat de LGF die
toegekend wordt door reguliere scholen ook op andere manieren wordt ingezet.
In een accountantsonderzoek van het ministerie van OCW wordt erop gewezen
dat waar het gaat over zorgleerlingen de verdeling van middelen in het
reguliere onderwijs niet transparant is. De beeldvorming vanuit ambulante
begeleidingsdiensten is dat slechts 40% van het LGF-budget binnen de
reguliere scholen ten goede komt aan de leerling zelf. Dit is ook een reden om
vragen te stellen over de efficiëntie van zorgtoebedeling in het huidige
indicatieproces. Onbedoeld is er met indicatie voor LGF dus een nieuwe groep
zorgleerlingen gecreëerd op reguliere scholen, die geen intensieve begeleiding
nodig hebben, maar waarvoor wel extra geld aangetrokken kan worden.
Oplossingen
In het tweede deel van het `Functioneringsgesprek' is gezamenlijk gesproken
over mogelijke oplossingsrichtingen voor de genoemde problemen. Zij komen
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
54
hieronder, in volgorde gelijk aan de driedeling zoals die bij het onderdeel
`problemen' is gehanteerd, aan bod:
1. Informatie/ communicatie: het niet (voldoende) uitwisselen van informatie,
of gebrekkige communicatie met elkaar (bijvoorbeeld alleen via formulieren of
mededelingen) kan veel onnodige bureaucratie opleveren. Dit zijn vaak
knelpunten die op de korte termijn met geringe inspanning opgelost kunnen
worden.
2. Uitvoering: op dit niveau doen zich twee typen knelpunten voor, namelijk
zowel in de werkwijze, als in de `menselijke maat' (cultuur en houding). Deze
knelpunten zijn minder makkelijk op te lossen dan wanneer het om
informatie/communicatie gaat. Zeker als het verandering van cultuur of gedrag
betekent. Er hoeft echter geen wet veranderd te worden, dus met eerste
stappen richting de oplossing kan direct begonnen worden.
3. Beleid/ regelgeving: dit zijn de knelpunten die het meeste tijd kosten om op
te lossen, omdat er beleid aangepast moet worden of een nieuwe wet gemaakt
moet worden.
Aangezien de generale conclusie van het eerste deel van het
`Functioneringsgesprek' is dat het systeem van indicatiestelling en
zorg/begeleiding voor Cluster-4 (kinderen met gedragsproblemen) niet meer
werkt, is het aan te raden om vooral in te zetten op de oplossingen die
genoemd worden onder beleid/regelgeving (paragraaf 5.3.). Alleen op dat
niveau kan het systeem aangepakt worden. De andere oplossingen (in
paragraaf 5.1 en 5.2.) kunnen uiteraard wel toegepast worden om op korte
termijn voor verlichting van de bureaucratie te zorgen, als eerste stap in de
richting van de oplossing. Om die reden hebben wij deze oplossingen wel in dit
actieplan opgenomen.
Informatie/ communicatie
Uitleggen terminologie definities en termen rond zorgleerlingen
Omdat er, met name bij ouders, veel onduidelijkheid bestaat over de diverse
termen en definities rond zorgleerlingen, moet hier meer uitleg over worden
gegeven. Met name het verschil tussen speciaal onderwijs en speciaal
basisonderwijs, maar ook tussen een speciale school en speciaal onderwijs
moet beter uitgelegd worden.
Hulp bij het indicatieproces
Ouders zouden meer hulp moeten krijgen bij het aanvragen van indicatie voor
hun kind. De diverse stappen om een indicatie aan te kunnen vragen, de
verschillende beoordelingscommissies (zoals de permanente commissie
leerlingenzorg (PCL), commissie voor indicatiestelling (CvI)) en betrokken
instanties (zoals het Regionaal Expertise Centrum (RCE)): niet veel ouders
weten de weg door de verschillende instanties en stappen snel te vinden.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
55
Daarom zou meer en betere begeleiding aan ouders bij het indicatieproces,
bijvoorbeeld door een uitgebreid intakegesprek, gewenst zijn.
Communicatie over belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van zorg en
onderwijs
Recentelijk heeft het ministerie van OCW naar diverse partijen een brief
verstuurd waarin de laatste ontwikkelingen op het gebied van zorg en
onderwijs worden beschreven. Tijdens het Functioneringsgesprek komt naar
voren dat deze brief zeer positief is ontvangen. Herhaling van een soortgelijke
informatiebrief wordt daarom op prijs gesteld.
Uitvoering
Creativiteit inzetten om varianten tussen afwijzing en toekenning te creëren
Een commissie voor indicatiestelling (CvI) beslist nu positief of negatief op een
aanvraag voor een indicatie. Tijdens het Functioneringsgesprek komt naar
voren dat het goed zou zijn ieders creativiteit in te zetten om hier een aantal
tussenvarianten voor te ontwikkelen. Op die manier vallen leerlingen die wel
een zorgbehoefte hebben maar geen indicatie krijgen, niet langer tussen wal en
schip. Zo kan er voor worden gekozen om een speciaal traject in te richten
voor leerlingen die extra begeleiding nodig hebben, maar geen SO- of SBO-
indicatie hebben. Zie dit als preventieve ambulante begeleiding. Ook kan er
voor worden gekozen om voor kinderen die een zorgbehoefte hebben, maar
naar inschatting van de leerkrachten wel prima binnen het reguliere onderwijs
kunnen functioneren, geen uitgebreid indicatieproces op te starten.
Indicatie afgeven is meer dan papier alleen
Op dit moment is het voor CvI's lastig om een besluit te nemen over een
indicatieaanvraag. De enige manier om een keuze voor toekenning dan wel
afwijzing te kunnen maken, is het op basis van wettelijk vastgestelde criteria
beoordelen van de aangeleverde teksten (handelingsplannen) en medische
omschrijvingen. Hoe beter een school handelingsplannen kan schrijven, hoe
groter de kans dat de indicatie wordt toegekend. Tijdens het
Functioneringsgesprek wordt voorgesteld dat de basis voor het wel of niet
toekennen van een indicatie, bij de inschatting van leerkrachten zelf moet
komen te liggen. Het zijn de leerkrachten die dagelijks met de leerlingen te
maken hebben: zij zouden de kans moeten krijgen zelf te bepalen welke
informatie noodzakelijk is voor het verkrijgen van de juiste indicatie.
Deskundigheidsbevordering leerkrachten
Om leerkrachten de juiste inschatting te kunnen laten maken welk soort zorg
leerlingen nodig hebben, maar ook om de die benodigde zorg zelf te kunnen
bieden, is het belangrijk om de professionaliteit, kwaliteit en deskundigheid van
de leerkrachten te vergroten. Overigens moet dan wel eerst de vraag
beantwoord worden op welke schaalniveau deze deskundigheidsbevordering
plaats dient te vinden, en hoe deze functioneel en effectief ingericht kan
worden.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
56
Scholen zelf laten bepalen of en op welke manier ze expertise in willen zetten
Scholen zouden zelf moeten bepalen of en op welke manier zij zorgexpertise en
begeleiding in willen zetten. Scholen moeten dan wel het vertrouwen krijgen
dat zij zelf goed kunnen bepalen welke zorgexpertise en welke wijze van
begeleiding het beste past bij de verschillende situaties van hun zorgleerlingen.
Van gedwongen winkelnering, verplichte afname van diensten bij één bepaalde
ambulante begeleidingsdienst, mag in ieder geval geen sprake zijn. Overigens
is het, mocht de verplichte afname verdwijnen, wel belangrijk om normen te
introduceren die er de kwaliteit van de expertise en begeleiding kunnen
waarborgen.
CBS De Ark en De Ambelt organiseren binnenkort een gesprek over hun
samenwerking: hoe zou optimale samenwerking er uit zien, hoe kan (de juiste)
expertise ingezet worden? Belangrijk uitgangspunt moet zijn dat kwaliteit en
maatwerk sturend is, niet de gedwongenheid om een bepaalde ambulante
begeleidingsdienst in de school te hebben.
Expertise bundelen en creatief samenwerken onderwijs en jeugdzorg
Om betere zorg aan leerlingen met een zorgbehoefte te kunnen bieden, en om
fragmentatie te voorkomen, zou de expertise van basisscholen, de ambulante
begeleiding en de jeugdzorg gebundeld moeten worden. Dat geldt niet alleen
voor het indicatieproces, maar ook voor het behandeltraject van de leerlingen.
Het uitgangspunt zou moeten zijn: `één gezin, één plan'. Belangrijk
aandachtspunt hierbij is het voorkomen dat deze samenwerking en bundeling
uiting krijgt in allerlei formele documenten en convenanten: daarmee is de
kans groot dat samenwerking alsnog erg bureaucratisch wordt en de gewenste
doelen niet weet te bereiken.
Verbeteren positie van ouders
De wensen en ideeën van ouders worden nauwelijks meegenomen in de diverse
ontwikkelingen op het gebied van zorgleerlingen. Ouders zouden beter
betrokken moeten worden bij deze ontwikkelingen en, mochten ouders daar
behoefte aan hebben, daar actief bij ondersteund worden. Ook op andere
gebieden zou de positie van ouders belangrijker moeten worden, bijvoorbeeld
tijdens het indicatieproces. Het zijn officieel de ouders die de indicatie
aanvragen en zij zijn als de daadwerkelijke gedragsdeskundigen te zien, maar
zij spelen hierin op dit moment nog nauwelijks een rol.
Casusoverleg op scholen
In het Functioneringsgesprek wordt voorgesteld om als school twee maal per
jaar met alle zorgpartijen en de commissie voor indicatiestelling om de tafel te
zitten. In dit overleg kunnen `maatwerk' afspraken gemaakt worden over de
benodigde zorg voor de diverse leerlingen op de school (zowel voor de `officiële'
zorgleerlingen als voor leerlingen die geen indicatie hebben, maar wel een
duidelijke zorgbehoefte).
Probleemeigenaar en regie
Binnen het REC systeem is het eigenlijk onduidelijk wie nu precies de
`probleemeigenaar' is. Wie is er verantwoordelijk voor de zorg en begeleiding
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
57
van een kind? De ouders, de school, ...? De regie zou beter vorm moeten
krijgen. Er zou als het ware een regisseur of casemanager moeten komen die
de diverse ontwikkelingen op het gebied van zorgleerlinge bewaakt en
monitort.
Leren van elkaar: andere samenwerkingsverbanden opzoeken
Er bestaan veel creatieve en innovatieve samenwerkingsverbanden rondom
speciaal (basis)onderwijs. Door elkaar te bezoeken en meer met elkaar te
spreken kan er daadwerkelijk van elkaar geleerd worden, wat uiteindelijk ten
goed komt aan scholen, leerkrachten en leerlingen.
Leggen scholen zichzelf bureaucratie op?
Elke school zou zich moeten afvragen of zij zichzelf geen onnodige lasten of
bureaucratie heeft opgelegd. Sommige scholen zijn geneigd bovenop de
landelijke wetgeving en beleidsregels, ook eigen regels te hanteren. Zijn die
regels wel echt nodig en belasten ze de school niet te veel?
Sneller indiceren
Om het geduld van ouders en leerkrachten minder op de proef te stellen en
ervoor te zorgen dat kinderen anders problemen krijgen die voorkomen hadden
kunnen worden, zou de aanvraag voor een indicatie sneller afgehandeld
moeten worden.
Beleid/ regelgeving
Systeem (Cluster-4) op de schop
Tijdens het Functioneringsgesprek komt naar voren dat het erg goed zou zijn
het systeem voor in ieder geval Cluster-4 niet meer op deze manier te
continueren, maar op zoek te gaan naar een nieuwe formule. Belangrijk
uitgangspunt in deze nieuwe formule zou dan zijn om dichter bij de school te
laten bepalen welke zorg het kind nodig heeft. Bovendien zouden de budgetten
herverdeeld en op een slimme manier toebedeeld moeten worden. Voor een
tweede zorgleerling op school is bijvoorbeeld minder budget nodig; de
expertise en kennis om de leerling de juiste zorg te bieden is dan immers
grotendeels al in huis (gehaald). In ieder geval moet de kwaliteit van
ondersteuning en begeleiding aan scholen hierbij het sturende principe zijn.
Enkele deelnemers pleiten voor een vernieuwing van het beleid op basis van
evidence based practice. Overigens spelen in cluster 2 en 3 vergelijkbare
problemen. Het verdient daarom aanbeveling om ook de andere clusters door
te lichten. Tijdens de discussie dragen de deelnemers de volgende suggesties
voor een nieuwe formule aan:
Langere geldigheidstermijn indicatie, geen herindicatie of koppeling indicatie
aan schoolloopbaan
In de praktijk komt het regelmatig voor dat kinderen die naar inschatting van
de leerkrachten of de intern zorgbegeleider een chronisch gedragsprobleem
hebben, toch periodiek een herindicatie aan moeten vragen. Dit zou zoveel als
mogelijk voorkomen moeten worden, bijvoorbeeld door de indicatie voor
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
58
langere tijd af te geven, bij die kinderen waarvan overduidelijk is dat hun
gedragsprobleem chronisch is, niet langer om een herindicatie te vragen of de
indicatie te koppelen aan de schoolloopbaan van de leerling. Ook zou het voor
scholen duidelijker moeten worden waar relevante budgetten te vinden zijn.
Eén indicatiecommissie, in plaats van vier CvI's en de PCL
Om de indicatiestelling beter en sneller te kunnen laten verlopen, zou het goed
zijn om de taken van de CvI's en de PCL te bundelen. Dit komt zowel de
leerlingen, de ouders, de scholen als de beide commissies zelf ten goede. In de
meest ideale vorm zou er naar één indicatiecommissie toegewerkt worden. Ook
het afschaffen van de vier clusters en toewerken naar één SO-cluster, heeft de
voorkeur van enkele aanwezigen.
Samenvoegen relevante zorgbudgetten voor kinderen
Alle relevante budgetten voor zorg voor kinderen zouden samengevoegd
moeten worden, zodat er niet voor elk potje met geld een apart
aanvraagtraject opgestart hoeft te worden. Eén van de deelnemers merkt op
dat het gevaar is dat niet alleen alle budgetten gebundeld worden, maar dat
daarmee ook alle zorg op één hoop gegooid wordt. Dit terwijl het juist zeer van
belang is om maatwerk te leveren voor de specifieke onderwijsbehoefte van
kinderen met psychiatrische en gedragsproblemen.
Zorgplicht aan scholen toekennen
Scholen zouden (duidelijker) een zorgplicht moeten krijgen, zodat zij de
verantwoordelijkheid voor kinderen met een zorgbehoefte concreet op zich
kunnen nemen.
Loskoppeling indicatie en budget
Het uitgangspunt bij het aanvragen van een indicatie moet de leerling en zijn of
haar zorgbehoefte zijn. Op dit moment is er teveel focus op budgetten en
budgetverdeling. Indicatie en budget moeten worden losgekoppeld.
Meer focus op preventie
Wet- en regelgeving rond zorgleerlingen is nu in de eerste plaats gericht op de
situatie dat een leerling al een rugzakje (nodig) heeft. Er zou veel meer
aandacht moeten komen voor preventie, voor het voorkomen dat een leerling
een rugzakje nodig heeft.
Gezamenlijke actie!
De Kafkabrigade kan na afloop van het Functioneringsgesprek concluderen dat
er dusdanig veel knelpunten rond zorgleerlingen worden ervaren dat, in lijn
met de in het gesprek geformuleerde oplossingen, het gehele systeem voor
Cluster-4 op de schop zou moeten. Vanwege de complexiteit van het systeem
(en het onderwerp zorgleerlingen in het algemeen), maar ook vanwege het
grote aantal betrokkenen (ouders, leerlingen én alle organisaties, commissies
en instanties), is dit echter niet eenvoudig te realiseren. Fundamentele
herziening van het systeem kan in onze ogen dan ook alleen gerealiseerd
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
59
worden als dat in gezamenlijkheid gebeurt. In gezamenlijkheid ontstaat de
betrokkenheid en creativiteit om oplossingen te vinden die noodzakelijk zijn
voor diegenen waar we het uiteindelijk voor doen: de kinderen.
Deelnemers Functioneringsgesprek 22 september 2009
Inge Vegter - Intern zorgbegeleider CBS De Ark, Zwolle
Willem Melis - Directeur RKBS St. Bavo, Rijsbergen
Sandra Jellema - Directeur Bernardusschool, Den Haag
Vera Koeleman - Adjunct-directeur en intern zorgbegeleider Bernardusschool,
Den Haag
Fons Dingelstadt - Directeur Jeugd, Onderwijs en Zorg, Ministerie van OCW
Anne-Marie van der Tuin - Directie Primair Onderwijs, Ministerie van OCW
Janine Duiven - Praktijkleider/gedragswetenschapper, Bureau Jeugdzorg
Overijssel
Corine van Helvoirt - Bestuurslid WEC-raad en Verenigingsmanager Landelijke
Vereniging Cluster-4
Henk Keesenberg - Coördinator Infopunt Passend Onderwijs
Hans de Beurs - Voorzitter CvI, REC Oost-Nederland
Hennie Tijs - Secretaris CvI, REC Oost-Nederland
Jan Vermue -Directie Ambulante Begeleiding De Ambelt (onderwijsinstelling
voor speciaal en voortgezet onderwijs), Zwolle
Miriam van der Laan - Hoofd Onderwijsondersteuning en Ontwikkeling De
Ambelt (onderwijsinstelling voor speciaal en voortgezet onderwijs), Zwolle
Anne Punter - Directeur Opvoedpoli, Amsterdam
Rob Franke - Seminarium voor Orthopedagogiek, Hogeschool Utrecht
Agnes de la Rie -Voorzitter functiegroep schoolmaatschappelijk werk,
Nederlandse Vereniging voor Maatschappelijk Werkers
Mariënne Verhoef - College van Bestuur Spirit Jeugdzorg, Amsterdam
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
60
Bijlage 5: Samenvattingen overige narratieven
Narratief | Joop Vinck
PGN-PO en VVE
Joop Vinck, directeur van Montessori Basisschool de Poort ziet niet veel
problemen binnen zijn administratieve takenpakket. Onder de zaken die soms
wel problemen opleveren noemt somt hij allereerst de PGN-PO scan op. "Ik ben
al drie jaar bezig om van ouders een burgerservicenummer te krijgen, maar bij
bepaalde groepen lukt dat gewoon echt niet!" Joop snapt ook niet dat dit
proces niet via de gemeente kan lopen, daar zijn alle gegevens al geregistreerd
inclusief sofinummer, wat nu het burgerservicenummer genoemd wordt. Wat
hij ook vreemd vindt is de subsidieaanvraag voor de Voor- en Vroegschoolse
Educatieregeling (VVE). "Ik wilde hem niet," zegt Joop, "want ik kan officieel
niet volledig voldoen aan de verantwoordingsplicht. Maar ik kon hem ook niet
weigeren, want dan moest het bestuur de regeling voor alle vijf scholen
annuleren!"
Administratieve lasten
De regeldruk en administratieve lasten van zijn functie ervaart Joop over het
algemeen niet als storend. Hij wil hier nog wel een en ander over kwijt: "Ik ben
eigenlijk mijn eigen typiste, telefoniste, conciërge, financieel deskundige,
personeelsmedewerker, pr-man, klantenwerver en bedrijfsleider. Maar ik vraag
me in mijn werk altijd af: Is mijn glas nou half leeg of half vol? Er is niets
onmogelijk binnen deze baan, maar het vraagt wel om de capaciteit om out of
the box te denken. Als je geen ondernemer bent, heb je het zwaar!" Naast
verschillende instanties als het CFI, PGN-PO, Arbo en de Inspectie levert Joop
vooral informatie aan zijn bestuur. Elke week moet hij inloggen voor de
financiële administratie en de personeelsadministratie. Iedere maand vragen zij
een leerlingenoverzicht, een overzicht van het ziekteverzuim en van toegepaste
verlofregelingen en de Poortwachter stappen, indien van toepassing. Hij zegt:
"Ik blijf in gebreke als je me vraagt of ik veel tijd besteed aan het op orde
hebben van al mijn klappers, maar het op tijd aanleveren van dit soort
informatie is niet arbeidsintensief en in mijn optiek een kwestie van
persoonlijke stijl. Ik doe nog wel eens gekscherend over directeuren die doen
alsof ze `het hoofd der school' zijn, maar het gaat gewoon meer om
managementvaardigheden, om hoe snel je gedachten kunt omzetten naar
resultaten."
Het schoolbestuur
Joop is erg tevreden over zijn samenwerking met het bestuur. De
communicatie verloopt volgens hem erg goed omdat er een gedeelde visie
bestaat op het schoolleiderschap: Hij is verantwoordelijk voor alles, mits hij
binnen de bestuurskaders opereert. "Bij andere besturen gaat dat misschien
wat centraler, maar hier wil ik er zelf verantwoordelijk voor zijn. Dat vindt ik
ook leuk, om zelf bijvoorbeeld de inkopen te doen of eens op een andere
manier geld binnen te halen." "De kunst in het onderwijs is om niet altijd alles
als een bedreiging te zien. Ik zie mijn bestuur, naast het officiële kanaal ook als
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
61
gratis organisatieadviseur!" Voor de vervangingsregeling heeft het
bovenschools management van de stichting Jong Leren een handige
voorziening getroffen, een digitaal systeem waarin beschikbaarheid van
vervangers en hun gegevens wordt weergegeven. Een van de weinige dingen
die Joop soms wel als een probleem ervaart, is het daadwerkelijk regelen van
vervanging. Joop: "Ik heb wel eens 90 telefoontjes op een avond gepleegd en
toen boos de telefoon weggesmeten!"
Narratief | Magda van Dijk
Veiligheid
Magda van Dijk, directeur van de Sam Sam school in Oosterhout, Gelderland
verteld uitgebreid over de veiligheidsaanpak van haar school. "Als
basisschooldirecteur moet ze op drie fronten aan de veiligheid werken," vertelt
ze: "Voor de Risico-Inventarisatie en Evaluatieaanpak (RI&E), de Arbo en de
sociale veiligheid (als bijvoorbeeld omgaan met agressie). Sinds kort heeft het
bestuur hiervoor een overkoepelend schoolbeleid geformuleerd. De eerste
reactie die bij je opkomt is vaak: "Oh, gauw, gauw, een protocol!" Soms maakt
ze die zelf, in andere gevallen komt die van het bestuur, maar, vraagt ze zich
af, het zou toch een hoop verwarring en werk schelen als hiervoor een landelijk
protocol zou zijn?
Vervanging
Ook het aanstellen en vooral het vervangen van medewerkers levert Magda
een hoop rompslomp op. Bij het aantreden van een nieuwe medewerker wordt
een akte van benoeming opgesteld. Dat klinkt logisch. De ellende komt om de
hoek kijken zodra een medewerker vervangen moet worden. Ook al is dat maar
een ochtendje. Want in zo'n geval moet er voor zowel de medewerker, als de
vervanger een bijlage bij de akte van benoeming opgesteld worden. Magda:
`Stel dat één van mijn medewerkers een ochtendje bijscholing krijgt. Dan
muteer ik dat in het systeem: ik geef aan dat zij op die dag zoveel uur minder
heeft gewerkt dan gepland. Ook voor de vervanger geef ik de mutatie aan in
het systeem: dat de vervanger zoveel uur extra heeft gewerkt. Vervolgens
maakt het administratiekantoor hier bijlagen bij de akte van benoeming voor,
die door drie partijen ondertekend moet worden: de leerkracht/vervanger zelf,
door het bestuur en door mij! Ik heb elke week wel iemand die vervangen moet
worden. Al mijn medewerkers hebben dus een flinke stapel bijlagen. De enige
reden is dat ze daarmee kunnen bewijzen hoeveel uren ze hebben gewerkt
voor hun pensioen! Dat moet toch slimmer kunnen?"
Subsidies en zorgleerlingen
Hoe meer subsidies, hoe meer verantwoording, maakt Magda ons duidelijk als
we het over subsidies hebben. Als ze weer informatie over een nieuwe regeling
ontvangt, denkt ze: "Wat moet ik daar nou weer mee? Wil ik dit? Dat moet ik
allemaal verantwoorden! En dat is niet iets waar je in deze baan ook nog op zit
te wachten. Het zou veel fijner zijn als de gemeente voor de brede school
subsidies bijvoorbeeld gewoon zou zeggen: wij hebben 40.000 euro, we
selecteren die en die scholen, maak er wat leuks van! Nu gaat het zo dat tien
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
62
scholen tegelijk aanvragen indienen voor die subsidie. Alsof je van 4.000 euro
een brede school kunt opbouwen." Elke drie maanden heeft Magda overleg met
de gemeente. Meestal moet ze dan zelf vragen wat de bestaande regelingen en
opties zijn waar haar school gebruik van kan maken. "Het zou fijn zijn als de
gemeente wat meer het heft in handen zou nemen en zou sturen op wie welke
subsidie krijgt", aldus Magda. Ze vraagt zich af, waarom de overheid zo weinig
vertrouwen heeft in de manier waarop scholen met hun geld om gaan.
"Waarom niet meer vertrouwen, maar wel harder afrekenen achteraf als
nodig?" Magda vertelt dat de zorgbegeleiders veel tijd kwijt zijn aan leerlingen
met speciale hulp, maar ook met de zorg voor kinderen die meer aandacht
nodig hebben dan anderen. Ze geeft ook aan dat de ingewikkelde procedures
voor aanvraag van rugzakjes een barrière zijn om er überhaupt mee te starten.
Narratief | Annefieke Prins
Annefieke Prins (51 jaar) is al ruim zeven jaar directeur van CBS De Vallei in
Leusden. Daarvoor was zij werkzaam als orthopedagoog: "Ik had dus eigenlijk
nauwelijks managementervaring toen ik hierin rolde." Naast haar
werkzaamheden als directeur van een basisschool coacht zij ook een
beginnende collega in het bestuur en is zij zeer actief. CBS De Vallei is een
`witte', protestants-christelijke school met ongeveer tweehonderd leerlingen die
tevens de beschikking heeft over een dierenweide waar de leerlingen ook
daadwerkelijk de verzorging van de dieren op zich hebben genomen. Mede
door het concept `coöperatief leren' centraal te stellen is er een sterke
betrokkenheid vanuit de ouders.
Telkens alles verantwoorden
"Het is zo jammer dat het vaak vooral om de verantwoording lijkt te gaan.
Neem nu de functioneringsgesprekken die ik met mijn mensen voer. Ik vind die
gesprekken hartstikke goed en nodig maar ben daarna telkens uren kwijt om
alles weer helemaal netjes vast te leggen. En bij een leuk uitje in het kader van
teambuilding moet ik altijd alles tot op de laatste cent verantwoorden, elk
bonnetje lijkt enorm belangrijk te zijn. Dat is ook al zo als ik ergens een nieuw
peertje in laat draaien..." Dat wantrouwen zit Annefieke behoorlijk dwars. Ze is
immers niet het onderwijs ingegaan om steeds creatiever te leren boekhouden
of omdat ze zo van bonnetjes houdt, ze wil wat betekenen voor de kinderen.
Dat geldt overigens voor al haar collega's, iedereen zit hier vanuit idealisme. En
al die mensen moeten boeten omdat misschien ooit iemand ergens eens iets
voor zichzelf heeft gehouden...
"Als er maar niemand ziek wordt..."
Als directeur hoopt Annefieke natuurlijk van harte dat al haar mensen gezond
blijven, daar is niets vreemds aan. Ze heeft hier echter meer redenen voor dan
dat ze alleen het beste met iedereen voor heeft. En het gaat er ook niet eens
om dat het de laatste tijd steeds lastiger wordt om vervanging te regelen (het
is zelfs zo erg dat kinderen soms zelfs wel eens een middagje vrij krijgen iets
waar de ouders natuurlijk helemaal niet blij mee zijn), nee, het gaat om de
enorme administratieve problemen die het met zich meebrengt. Annefieke is er
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
63
telkens goed ziek van. Vaak krijgt ze de avond van tevoren al bericht van de
ziekte. Dan begint de mallemolen: de hele avond bellen voor vervanging met
duo-collega's, stagiars, PIO-personeel (een soort pool) of zelfs met andere
scholen met de vraag of er daar iemand over is. Ze moet daarna de zieke ook
daadwerkelijk ziek melden bij het administratiekantoor. Dit gaat allereerst per
mail maar de week daarop moet ze in de weekstaat invullen wie er precies
wanneer ziek was, en wie voor hoeveel uur heeft ingevallen. Annefieke heeft
overigens nog de mazzel dat bovenschools is geregeld dat de Stichting SROL
uit Heerlen achter het vervangingsfonds aangaat, dat scheelt haar weer
papierwerk.
Het uitbetalen van de vervanger is vervolgens geen sinecure. Als directeur
moet Annefieke allereerst een akte van benoeming invullen en deze archiveren.
Hierbij moet de invaller wel al in het systeem staan. Als dat niet zo is heeft de
invaller een verklaring omtrent gedrag nodig om erin te komen. Deze
verklaring mag niet ouder zijn dan zes maanden en de invaller moet deze zelf
bij de gemeente gaan regelen (persoonlijk afhalen bij het stadhuis). "Ja,
iedereen die met kinderen werkt heeft zo'n verklaring nodig. Op zich niet zo
gek, maar die verklaring zorgt nu voor geen enkele bescherming. Je moet één
keer in het begin zo' n verklaring hebben en daarna ben je voor altijd `binnen'.
En daarbij zetten wij geen koekenbakkers voor de klas... Op deze manier is het
alleen maar een administratieve last!"
Narratief | Sandra Jellema
Sandra Jellema is directrice van de Bernardusschool in Den Haag, een school
voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK). Een groep van ongeveer 115
kinderen in de leeftijd van 4 tot 20 jaar volgt speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs (SO en VSO) op de Bernardusschool. De algemene overeenkomst die
alle leerlingen hebben is dat hun IQ gemiddeld lager dan 55 is. Vrijwel alle
kinderen zijn beperkt in hun ontwikkeling door allerlei handicaps waaronder
bijvoorbeeld autisme, het syndroom van down en ADHD. Kinderen komen bij
de Bernardusschool terecht vanaf hun eerste schooldag en soms in een later
stadium, na indicatiestelling via het reguliere basisonderwijs. Op een ZMLK
school als de Bernardusschool zijn de lessen praktischer en korter en de
klassen kleiner dan op een reguliere basisschool. Leerkrachten hebben een
aanvullend speciaal onderwijsdiploma en worden daarnaast regelmatig
bijgeschoold met cursussen op het gebied van de handicaps van de kinderen.
Opvoedings- en zorgtaken nemen naar schatting van Sandra 60% van de tijd
van leerkrachten in beslag.
Leerlingenvervoer
Gevraagd naar waar zij zoal tegenaan loopt in haar werk, noemt Sandra direct
de aanvraag van vervoer voor haar leerlingen bij de gemeente. Dit kost haar
ieder jaar opnieuw veel tijd. "De vervoersregeling werkt op basis van een zes
kilometer zone", vertelt ze. Alle kinderen die daarbinnen wonen moeten met
eigen vervoer naar school komen, alle kinderen die buiten een straal van zes
kilometer wonen, komen na aanvraag eventueel in aanmerking voor een
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
64
tegemoetkoming in vervoerskosten of een dagelijkse breng- en haalservice met
schoolbusjes. Ieder jaar dienen ouders daarvoor opnieuw een aanvraag in te
vullen. Hierbij moet een kopiebrief van het schooladvies door de
plaatsingscommissie en een medische verklaring van de behandelend specialist
gevoegd worden. Vervolgens moet het pakket langs de schooldirecteur en de
Commissie Onderzoek en Begeleiding voor ondertekening."
Gemeentelijke subsidies
Sandra vertelt ze dat ze vanuit verschillende hoeken informatie krijgt
aangeleverd over mogelijke subsidieregelingen. Onder meer zijn dat e-mails
van haar schoolbestuur, e-mails van onderwijsbegeleidingsdiensten, e-mails
van het Regionaal Expertise Centrum en berichten van verschillende
onderwijsadviesbureaus en `subsidiemakelaars' zoals RBO en KPC. Voor
aanvraag van subsidies moet Sandra vooraf een plan schrijven, "dat vind ik
niet meer dan normaal", zegt ze. Maar sinds er een keer misbruik van een
regeling is gemaakt, is het toezicht op subsidies zeer aangescherpt. Het
schoolbestuur vraagt haar voor een aantal subsidies om achteraf een
maandelijkse urenverantwoording te overleggen. Dit kost ontzettend veel tijd
en van collega's op scholen van de Haagse School hoort ze dat urenschrijven
daar niet aan de orde is.
Bovenschoolbestuur Lucas Onderwijs
Sandra ervaart de materiële ondersteuning van het servicecentrum niet als
heel nuttig. In het servicecentrum is de inkoop van goederen en diensten
gecentraliseerd, wat handig zou moeten zijn, maar in de praktijk niet zo
uitwerkt. Sandra: "Stel dat ik met een lekkage zit. Dan stuur ik een bericht
naar Lucas, die bevestigen het probleem. Zij nemen dan contact op met een
loodgieter voor een afspraak en koppelen dit weer terug naar mij. Met een
beetje pech ben je zo zes maanden verder!" Om zo'n vertraging te voorkomen,
belt ze nu zelf de loodgieter. De rekening wordt immers toch door de school
betaalt en het werkt tien keer zo snel. Als ze deze afhandeling achteraf meldt
bij het servicecentrum, wordt ze op haar vingers getikt met de boodschap dat
ze dat niet zo had mogen doen.
Naar aanleiding van bovenstaand voorbeeld, heeft Sandra naar eigen zeggen al
meerdere malen bij het bestuur gewezen op de protocollaire benadering die
gehanteerd wordt. Ze heeft het idee, dat sinds een aantal incidenten in het
verleden, het bestuur roomser dan de paus wil zijn. Volgens haar kosten de
protocollen tijd, is het traag en voelt het niet aan als ondersteunend. Als men
haar dan om voorbeelden vraagt, belandt de discussie in gehakketak met de
verantwoordelijke bestuurders. Dat vindt ze niet motiverend. "Bestuurders
zeggen wel: wij willen jullie ondersteunen. Maar wij ervaren het als top down
en als blijk van wantrouwen." Sandra ziet dat schoolleiders als gevolg hiervan
een terugtrekkende houding aannemen.
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
65
Narratief | Mireille van Duuren
Mireille van Duuren is sinds negen maanden directeur van het Schateiland, een
school die valt onder Stichting Klasse, een overkoepelend bestuur met twaalf
scholen. De school bestaat uit twee schoollocaties, de Schakel en het Vlot die
samen goed zijn voor ongeveer 25 ft, zo'n 45 leerkrachten en circa 400
leerlingen. Mireille heeft een aantal ondersteuners in dienst, waarvan twee
onderwijsondersteuners, een adjunct- directeur, iemand voor de administratie
en twee conciërges. De scholen zijn gefuseerd uit het oogpunt van
besparingen, omdat een van de twee kampte met een leerlingentekort. Mireille
legt uit dat het bestuur een algemeen directeur en een centraal bureau heeft.
"Wij hebben eens in de zoveel tijd een directeurenberaad en wat mij opvalt is
dat het een netwerkorganisatie is waarbij iedereen op zijn eigen eiland zit."
Stichting Klasse
"Wat mij is opgevallen, is dat Stichting Klasse een bestuur heeft dat niet
merkbaar stuurt Ik heb ook nauwelijks contact met het bestuur. Een keer is er
iemand geweest van Klasse om wat met me te praten toen ik begon en later
hebben we nog een keer met alle directeuren een bestuurder gezien, dat was
het. Je zou kunnen zeggen: ik heb er geen last van, maar ik heb er ook geen
hulp van! Het zou voor mij een meerwaarde zijn als vanuit het bestuur
bepaalde zaken beter geregeld zou zijn."
Onderhoud en veiligheid
"Dingen met onderhoud vind ik wel heel lastig," zegt Mireille. "De plafonds en
toiletten in dit gebouw zijn oud. Omdat ik naast mijn werk voor het schateiland
ook risico-inventarisatie voor ISO bij bedrijven doe, heb ik een alarmerend
mailtje gestuurd naar onze wethouder in Gouda. Dat is door de gemeente
direct opgepakt. Problemen met verwarming, slijtage en elektriciteit zijn
meteen aangepakt."
Mireille vertelt dat ze op haar tweede werkdag een gesprek had. Het bleek dat
het Schateiland in aanmerking kwam voor de pilot van een veiligheidsproject.
Ze heeft tot nu toe het geld voor de subsidie nog niet gekregen. In het plan zijn
de criteria vastgesteld door de gemeente Gouda. Mireille: "Ik vond het echt een
eyeopener. Hoe ga je bijvoorbeeld om met Hyves en MSN. Verder wordt er ook
gelet op de sociale veiligheid en moeten er vertrouwenspersonen zijn. We
hebben nu twee kantjes met actiepunten met wat we nog moeten doen op het
gebied van veiligheid. Het is onvoorstelbaar hoe de situatie hier was voordat ik
kwam, niemand wist of er een pestprotocol was, ook niet vanuit de Stichting.
Er was geen registratieformulier voor bij ongevallen, geen algemene
gedragscode voor medewerkers en geen jaarlijkse check van speeltoestellen.
Nu is het wel anders: we hebben misbruik-, privacy- en verzuimprotocollen.
Het ontruimingsplan doen we nu echt en we maken er ook een analyse van. We
gebruiken de protocollen nu om het leven in en rond te school te borgen."
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
66
Zorgleerlingen
Mireille vertelt dat budget voor rugzakleerlingen meteen werd weggeschreven
op personeel, voordat zij op het Schateiland kwam. Er werd geen aandacht
besteed aan wat het kind nodig heeft. Nu gaan ze daar wel naar kijken. Ook
vertelt ze dat er naast het Schateiland een opvang was voor kinderen die niet
meer functioneerden op school, de Kans. Kinderen werden maximaal dertien
weken opgevangen, om dan weer terug te gaan naar school. Op termijn werd
dat een wachtkamer met alleen maar `cluster 4 kinderen'. Door de enorme
bureaucratie van zorgaanvragen, wachten, doorschuiven, rapportages en
acceptaties zijn ze hiermee tot driekwart jaar blijven zitten. Toen is besloten
om er mee te stoppen, de opvang is afgebouwd en opgeheven. Mireille: "Het
duurt echt tijden voordat je voor kinderen die extra aandacht nodig hebben iets
voor elkaar krijgt. Mijn intern begeleiders staan vaak volkomen machteloos, de
hele procedure rond zorgleerlingen is stroop."
www.kafkabrigade.nl | info@kafkabrigade.nl
67