|RAAD VAN | |NL | |DE EUROPESE UNIE | | | |6678/10 (Presse 34) | |(OR. en) | |PERSMEDEDELING | |Betreft: | |PERSMEDEDELING | |2995e zitting van de Raad | |Landbouw en Visserij | |Brussel, 22 februari 2010 | |Voorzitter mevrouw Elena ESPINOSA | |minister van Milieubeheer, Platteland en Marien Milieu van Spanje | | |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting | |De Raad heeft aan de hand van een tekst van het voorzitterschap van | |gedachten gewisseld over de toekomst van het gemeenschappelijke | |landbouwbeleid, en meer in het bijzonder de marktbeheersmaatregelen na | |2013. | |De Raad heeft zich eveneens gebogen over het verslag van de Commissie over | |de opties voor etikettering inzake dierenwelzijn en de oprichting van een | |Europees netwerk van referentiecentra voor de bescherming en het welzijn | |van dieren. |
INHOUD1 DEELNEMERS 5 BESPROKEN PUNTEN Etikettering inzake dierenwelzijn en de oprichting van een Europees netwerk van referentiecentra 7 Document van het voorzitterschap over de "Toekomst van het GLB: marktbeheersmaatregelen na 2013" 9 Staatssteun voor de aankoop van grond in Italië 11 DIVERSEN 12 Uitstel van het verbod op niet-aangepaste kooien 12 Leeftijdsgrens voor het testen van dieren op BSE 12 Q-koorts 12 Illegale handel in ivoor 13 Crisis van de landbouwsector in Griekenland 13 Suiker 13 Graanmarkt 13 ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN ALGEMENE ZAKEN Reglement van orde van de Rekenkamer 14 VERVOER Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer 14 DOUANE-UNIE Overeenkomst EU-San Marino 15 TRANSPARANTIE Toegang van het publiek tot documenten 15 DEELNEMERS De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd: België: mevrouw Sabine LARUELLE minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid de heer Benoît LUTGEN minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme (Waals Gewest) Bulgarije: de heer Miroslav NAYDENOV minister van Landbouw en Voedsel Tsjechië: de heer Stanislav KOZÁK viceminister van Landbouw, departement grondstoffen Denemarken: de heer Jonas BERING LIISBERG plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger Duitsland: mevrouw Ilse AIGNER minister van Voedsel, Landbouw en Consumentenbescherming de heer Robert KLOOS staatssecretaris Estland: de heer Helir-Valdor SEEDER minister van Landbouw Ierland: de heer Brendan SMITH minister van Landbouw, Visserij en Voedsel Griekenland: mevrouw Aikaterini BATZELI minister van Plattelandsontwikkeling en Voedselvoorziening Spanje: mevrouw Elena ESPINOSA MANGANA minister van Milieu, Platteland en Marien Milieu de heer Josep PUXEU ROCAMORA staatssecretaris van Platteland en Water de heer Joaquim LLENA i CORTINA minister van Landbouw van de Autonome Gemeenschap van Catalonië Frankrijk: de heer Bruno LE MAIRE minister van Voedsel, Landbouw en Visserij Italië: de heer Vincenzo GRASSI plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger Cyprus: mevrouw Egly PANTELAKIS waarnemend permanent secretaris Letland: de heer J?nis D?KLAVS minister van Landbouw Litouwen: de heer Kazys STARKEVICIUS minister van Landbouw Luxemburg: de heer Romain SCHNEIDER minister van Land- en Wijnbouw en Plattelandsontwikkeling Hongarije: de heer József GRÁF minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling Malta: mevrouw Theresa CUTAJAR plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger Nederland: mevrouw Gerda VERBURG minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Oostenrijk: de heer Nikolaus BERLAKOVICH minister van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding Polen: de heer Marek SAWICKI minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling Portugal: de heer António SERRANO minister van Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Visserij Roemenië : de heer Mihail DUMITRU minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling Slovenië: de heer Milan POGA?NIK minister van Land- en Bosbouw en Voedselvoorziening Slowakije: de heer Vladimír CHOVAN minister van Landbouw Finland: mevrouw Sirkka-Liisa ANTTILA minister van Land- en Bosbouw Zweden: de heer Rolf ERIKSSON staatssecretaris, ministerie van Landbouw Verenigd Koninkrijk: de heer Jim FITZPATRICK onderminister van Voedsel, Landbouw en Milieubeheer de heer Richard LOCHHEAD minister (Cabinet Secretary) van Plattelandszaken en Milieu (Schotse regering) Commissie: de heer John DALLI lid van de Commissie de heer Dacian CIOLO? lid van de Commissie BESPROKEN PUNTEN Etikettering inzake dierenwelzijn en de oprichting van een Europees netwerk van referentiecentra De Raad heeft van gedachten gewisseld over het verslag van de Commissie over opties voor etikettering inzake dierenwelzijn en de oprichting van een Europees netwerk van referentiecentra voor de bescherming en het welzijn van dieren (15307/09){1}. De ministers waren het er over het algemeen over eens dat informatie over dierenwelzijn bij dierlijke productie de consumenten kan helpen met kennis van zaken aankoopbeslissingen te nemen en de boeren van de EU om de beoogde vergoeding voor hun inspanningen te verkrijgen. Tevens lieten de ministers er geen misverstand over bestaan dat een dierenwelzijnsinformatiesysteem eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen moet zijn en aan de WTO-regels moet voldoen. Vele van de ministers benadrukten ook dat hogere productiekosten en zwaardere eisen inzake administratie en controle moeten worden voorkomen. Ook drongen ze erop aan na te gaan hoe ingevoerde producten onder het systeem kunnen worden gebracht. Sommigen hunner verwezen naar het organiseren van informatiecampagnes en het uitgeven van brochures over dierenwelzijn als alternatieve of aanvullende mogelijkheden om de consument over dierenwelzijn voor te lichten. Vele ministers pleitten voor een keurmerk om niveaus van dierenwelzijn boven de wettelijke minimumnorm te kunnen (h)erkennen. Verscheidene hunner echter benadrukten dat zo'n keurmerk niet mag leiden tot onderwaardering van overeenkomstig de wettelijke minimumnormen voor dierenwelzijn geproduceerd voedsel, noch tot verwarring met bepaalde andere normen zoals die betreffende de biologische landbouw. Sommige ministers gaven de voorkeur aan een etiket dat verwijst naar de, reeds zeer hoge, minimumnormen van de EU. De meerderheid van de ministers gaven een sterke voorkeur te kennen voor een vrijwillige etiketteringsregeling inzake dierenwelzijn boven een verplicht systeem. Vele ministers steunden het idee om een systeem op te zetten voor voorlichting over het "Europese productiemodel" in zijn geheel, in plaats van een afzonderlijk informatiesysteem voor iedere norm. Sommige ministers stonden een stapsgewijze aanpak voor, waarbij als een eerste fase voor bepaalde cruciale normen afzonderlijke voorlichtingssystemen worden ingevoerd, waaraan in een volgende fase zo nodig nieuwe voorlichtingssystemen betreffende andere normen kunnen worden toegevoegd. Voorts was een meerderheid van de ministers het erover eens dat er meer onderzoek moet komen opdat wetenschappelijk gezien solide en betrouwbare indicatoren kunnen worden geconstrueerd als basis voor een etikettering op grond waarvan de consumenten onderscheid kunnen maken tussen verschillende niveaus van dierenwelzijn. De ministers steunden over het algemeen de oprichting van een Europees netwerk van referentiecentra, dat zou dienen om het delen van informatie te bevorderen en technische steun te verlenen voor het ontwikkelen en invoeren van dergelijke indicatoren. Na een door het Europees Economisch en Sociaal Comité, de Europese Commissie en het Duitse voorzitterschap van de Raad georganiseerde conferentie over "Dierenwelzijn - verbetering door labelen?", die in maart 2007 in Brussel heeft plaatsgevonden, heeft de Raad in mei van datzelfde jaar conclusies inzake dierenwelzijn goedgekeurd (9151/07) waarin hij de Commissie verzoekt dit punt in al zijn aspecten verder te onderzoeken en hem verslag uit te brengen ten behoeve van een grondig debat over dit onderwerp. De Commissie heeft op 28 oktober jongsleden haar verslag bekendgemaakt (15307/09); hierin wijst zij op allerlei zaken die een rol spelen in verband met etikettering en communicatie inzake dierenwelzijn, en op de eventuele oprichting van het Europees netwerk van referentiecentra voor de bescherming en het welzijn van dieren. De Commissie verwacht dat over deze tekst een discussie tussen de verschillende instellingen zal plaatsvinden, waaruit zij kan putten bij het vormgeven van mogelijke opties voor het toekomstige beleid. Document van het voorzitterschap over de "Toekomst van het GLB: marktbeheersmaatregelen na 2013" De ministers hebben aan de hand van een tekst met achtergrondinformatie en een vragenlijst van het voorzitterschap (6063/10) een gedachtewisseling gehouden over de toekomst van het gemeenschappelijke landbouwbeleid, en in het bijzonder over de marktbeheersmaatregelen na 2013. Ze verwelkomden het document van het voorzitterschap als een waardevolle bijdrage tot de discussie over de toekomst van het GLB en pleitten daarbij voor een evenwicht tussen marktoriëntatie enerzijds en de noodzaak om de haalbaarheid van de landbouwactiviteiten in de EU te verzekeren door middel van passende instrumenten voor marktbeheer en crisisbeheersing, anderzijds. Veel ministers waren het erover eens dat de Europese landbouw als resultaat van de hervormingen die sinds 1992 in het GLB zijn doorgevoerd, thans voldoende op de markt is afgestemd. Velen verwezen naar de bijdrage die de lopende regelingen zoals rechtstreekse betalingen en marktbeheersmaatregelen leveren aan het verlichten van de prijs- en het inkomensrisico's voor de landbouwers. Tegelijk hiermee achtten ze het noodzakelijk in de toekomst een doeltreffend vangnet in stand te houden, met name gezien de toenemende volatiliteit van de prijzen en de instabiliteit van de markten, alsmede de voornemens van de EU in het kader van de Doha-ontwikkelingsronde van de WTO. Talrijke ministers steunden de ideeën van het voorzitterschap om de mogelijkheid te onderzoeken de bestaande, in de integrale GMO-verordening voorgeschreven marktbeheersmaatregelen aan te vullen, en zij deden voorstellen, zoals de invoering van inkomensgarantieregelingen, de versterking van producentenorganisaties en samenwerking tussen bedrijfstakken, termijnmarkten en het opzetten van een crisisfonds. Een groot aantal delegaties verwees ook naar lopende besprekingen over de werking van de voedselvoorzieningsketen en wenste dat rekening gehouden wordt met de resultaten van de werkzaamheden. Een aanzienlijk aantal ministers was het erover eens dat het toekomstige GLB in een financieel mechanisme dient te voorzien dat de EU in staat stelt snel op ernstige crisissen te reageren en dat voldoende soepel is om in dergelijke gevallen snel te kunnen handelen. Een aantal ministers was van oordeel dat de marktgerichtheid in de Europese landbouw verder kan worden opgevoerd, en benadrukte dat verdere inspanningen om het concurrentievermogen te verbeteren het beste vangnet vormen. Sommigen stelden dat eventuele nieuwe marktmaatregelen de bestaande maatregelen niet mogen overlappen en hadden eveneens twijfels bij de invoering van een nieuw financieel mechanisme voor het opvangen van crisissituaties, omdat dit extra uitgaven zou betekenen. Het voorzitterschap zei voornemens te zijn het Speciaal comité landbouw (SCL) een follow-up-tekst voor te leggen met een samenvatting van het Raadsdebat over dit punt. Aan dit debat in de Raad waren tijdens het Franse, het Tsjechische en het Zweedse voorzitterschap discussies over de verschillende aspecten van het GLB na 2013 voorafgegaan. Een laatste algemeen beraad over het GLB na 2013 staat nog op het programma voor de informele zitting van de ministers van Landbouw die van 30 mei tot 1 juni te Mérida, Spanje, zal plaatsvinden. Daarna zal de Commissie naar verwachting in de late herfst van 2010 een mededeling over het GLB na 2013 indienen, die halfweg 2011 gevolgd zal worden door wetgevingsvoorstellen. Staatssteun voor de aankoop van grond in Italië De Raad heeft geen akkoord bereikt over het verzoek van de Italiaanse regering om dit land toe te staan tussen 1 januari 2010 en 31 december 2013 staatssteun te verlenen voor de aankoop van landbouwgrond (16618/09). Op 26 november 2009 heeft Italië de Raad verzocht te verklaren dat de door Italië verleende staatssteun voor de aankoop van landbouwgrond in de jaren 2010 - 2013 verenigbaar is met de regels van de interne markt. Krachtens artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan de Raad met eenparigheid van stemmen beslissen dat een steunmaatregel als verenigbaar moet worden beschouwd met de interne markt indien buitengewone omstandigheden een dergelijk besluit rechtvaardigen{2}. Deze beslissing moet genomen worden binnen de drie maanden nadat een lidstaat van de EU het verzoek om instemming heeft ingediend. Op grond van de communautaire richtsnoeren voor staatshulp in de landbouwsector die golden gedurende de periode 2000-2006, kon voor de aankoop van gronden staatshulp worden verstrekt ten belope van 40% tot 50% van de in aanmerking komende investeringskosten. In het kader van de richtsnoeren voor de periode 2007-2013 is die mogelijkheid afgeschaft, en is bepaald dat de regeling uiterlijk 31 december 2009 moest aflopen. DIVERSEN Uitstel van het verbod op niet-aangepaste kooien De Raad heeft nota genomen van een verzoek van de Poolse delegatie om de inwerkingtreding van het verbod op niet-aangepaste kooien voor legkippen met vijf jaar uit te stellen (6136/10). In Richtlijn 1999/74/ van de Raad worden minimumnormen vastgesteld voor de bescherming van legkippen, en daarin is bepaald dat het houden van legkippen in zogenaamde niet- aangepaste kooien{3} met ingang van 1 januari 2012 verboden is. Het Commissielid dat verantwoordelijk is voor Volksgezondheid en Consumentenbeleid, de heer John Dalli, wees dit verzoek af, maar gaf de Poolse autoriteiten in overweging van de bestaande mogelijkheden binnen de plattelandsontwikkelingsprogramma's gebruik te maken om de pluimveebedrijven vanaf die datum aan de normen te laten voldoen. Leeftijdsgrens voor het testen van dieren op BSE De Belgische delegatie toonde zich ingenomen met het voornemen van de Commissie om een nieuw actieplan inzake maatregelen tegen overdraagbare spongiforme encefalopathie (TSE) in te dienen. Zij verzocht de Commissie het aantal slachtdieren dat op BSE moet worden getest, te verlagen door ofwel de leeftijdsgrens voor het testen van 48 naar 60 maanden op te trekken of de testverplichting te beperken tot vóór 1 januari 2004 geboren dieren (6420/10). Het met Volksgezondheid en Consumentenbeleid belaste Commissielid, de heer John Dalli, bevestigde de Raad dat de Commissie thans inderdaad werkt aan een routekaart voor de jaren 2010-2015 betreffende TSE, die dit voorjaar zal worden ingediend. Een van de hoofdproblemen die in dit stuk aan de orde komen, is de leeftijdsgrens voor het testen op BSE. Q-koorts De Raad werd door de Nederlandse minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw Gerda Verburg, ingelicht over de situatie met betrekking tot de Q-koorts in Nederland en de maatregelen om de uitbraak te bedwingen (6421/10). Mevrouw Verburg kondigde een internationaal symposium over de Q-koorts aan, dat op 25 en 26 februari 2010 zal plaatsvinden en gezamenlijk door de Nederlandse overheid en de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid wordt georganiseerd. Besproken wordt onder andere of de voorschriften van de EU betreffende de uitroeiing van dierziekten moeten worden uitgebreid tot de Q-koorts. Illegale handel in ivoor De Nederlandse delegatie vestigde de aandacht van de Raad op de toename van de illegale handel in ivoor (doc. 6595/10). De heer Dacian Ciolo?, Commissielid voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling, die de heer Janez Poto?nik, Commissielid voor Milieu, verving, merkte op dat de Commissie voornemens is de maatregelen op internationaal niveau ter bescherming van olifanten te versterken, en wees op de inspanningen die de EU zich reeds in het kader van het MIKE-programma en de CITES-overeenkomst getroost. Crisis van de landbouwsector in Griekenland De Griekse delegatie, die door de Bulgaarse, de Cypriotische en de Poolse delegatie werd gesteund, vestigde de aandacht van de Raad op de problemen die de landbouw in haar land ondervindt en vroeg om onmiddellijke en om langetermijnmaatregelen (6566/10). Commissielid Dacian Ciolo? deelde de analyse van Griekse delegatie en beloofde passende maatregelen voor zowel de korte als de lange termijn te onderzoeken. Suiker De Portugese delegatie verzocht, met steun van die van Bulgarije, Finland, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk, de Commissie een voorstel in te dienen met buitengewone maatregelen voor de suikerraffinagesector, teneinde de gevolgen die de extra uitvoer buiten het quotum zal hebben voor de levering van ruw suikerriet, te compenseren (doc. 6547/10). Commissielid Ciolo? deelde de Raad mee dat volgens de Commissie niet is voldaan aan de voorwaarde die de integrale GMO-verordening (Verordening 1234/2007 van de Raad) voor het nemen van uitzonderingsmaatregelen stelt, namelijk de aanwezigheid van een voorzieningsprobleem. In feite verwacht de Commissie namelijk voor volgend jaar een suikeroverschot van rond de 300.000 ton. Graanmarkt De Raad heeft nota genomen van een verzoek van de Franse delegatie om passende maatregelen teneinde de toestand op de graanmarkt te verlichten (6603/1/10 REV 1). Commissielid Ciolo? gaf weliswaar toe dat de marktsituatie voor gerst thans moeilijk is, maar bleef erbij dat in de huidige fase geen reden is voor specifieke maatregelen, zoals uitvoerrestituties, en dat daarvan ook geen soelaas voor het prijsniveau mag worden verwacht. ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN ALGEMENE ZAKEN Reglement van orde van de Rekenkamer De Raad heeft het reglement van orde van de Rekenkamer goedgekeurd (5238/10). VERVOER Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer* De Raad heeft zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld betreffende een ontwerp-verordening die moet leiden tot de totstandkoming van een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer bestaande uit internationale corridors (11069/5/09 REV 5, 5999/10 + 5999/10 ADD 1). Dit spoorwegnet moet ondernemingen de beschikking geven over een doeltreffende infrastructuur voor het goederenvervoer, opdat zij diensten van hoge kwaliteit kunnen aanbieden en beter kunnen concurreren op de markt van het goederenvervoer. Daartoe voorziet de verordening in regels voor de totstandbrenging en wijziging van de goederencorridors en voor de organisatie en het beheer ervan, alsook in maatregelen voor de uitvoering van goederencorridors, de planning van de investeringen en het beheer van de capaciteit en het verkeer. De lidstaten dienen ten laatste drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening - vijf jaar in uitzonderlijke gevallen - in eerste instantie goederencorridors tot stand te brengen volgens de lijst van hoofdtrajecten in de bijlage bij de ontwerp-verordening. In een latere fase zullen de lidstaten die niet op de lijst voorkomen, dienen deel te nemen aan de totstandbrenging van ten minste één corridor. Daarnaast dienen lidstaten, als een lidstaat daarom verzoekt, deel te nemen aan de totstandbrenging van een corridor of aan de doortrekking van een bestaande corridor indien zulks nodig is om naburige lidstaten in staat te stellen te voldoen aan de verplichting om ten minste één corridor tot stand te brengen. Van deze verplichtingen kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken. Spoorwegbedrijven die infrastructuurcapaciteit wensen ten behoeve van goederentreinen die van de goederencorridor gebruikmaken en daarbij ten minste één grens oversteken, kunnen deze aanvragen bij een "enig loket", dus op één enkele plaats en met één enkele verrichting per corridor. Het standpunt van de Raad in eerste lezing is gebaseerd op een politiek akkoord tussen de lidstaten dat tijdens de Raad Vervoer op 11 juni 2009 was bereikt. Het standpunt, dat gewijzigd is om rekening te houden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, wordt krachtens de gewone wetgevingsprocedure voor een tweede lezing aan het Europees Parlement toegezonden. DOUANE-UNIE Overeenkomst EU-San Marino De Raad heeft een besluit goedgekeurd betreffende het standpunt dat de Gemeenschap in het comité van de Overeenkomst EU- San Marino inzake samenwerking en een douane-unie dient in te nemen met het oog op een juiste uitvoering van de overeenkomst (6143/10). TRANSPARANTIE Toegang van het publiek tot documenten De Raad heeft de volgende besluiten aangenomen: het antwoord op confirmatief verzoek 01/c/01/10 van mevrouw Sigita URDZE , waarbij de Zweedse delegatie tegen heeft gestemd (5290/10 + 5290/10 COR 1 (sv)); het antwoord op confirmatief verzoek 02/c/01/10 van de heer Petter ERICSON (5442/10); het antwoord op confirmatief verzoek 03/c/01/10 (5701/10); en het antwoord op confirmatief verzoek 04/c/01/10, waarbij de Zweedse delegatie tegen heeft gestemd (5734/10). ----------------------- {1} http://www.consilium.europa.eu/showPage.aspx?id=549&lang=en {2} Onthouding van stemming door een of meer lidstaten vormt geen beletsel voor het aannemen der besluiten van de Raad waarvoor eenparigheid van stemmen is vereist (artikel 238, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). {3} Niet-aangepaste kooien zijn kooien die niet voldoen aan bepaalde minimumeisen qua ruimte en qua mogelijkheden voor de dieren om zich volgens hun natuurlijke aard te gedragen, zoals nesten, strooisel en zitstokken. Het aanleggen en voor de eerste maal in gebruik nemen van dergelijke kooien is al verboden vanaf 1 januari 2003.