Beantwoording kamervragen over particuliere pensioen b.v.'s
Kamervragen | 22-02-2010 | Belastingdienst
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Betreft Vragen van de leden Remkes en Blok over particuliere
pensioen b.v.'s.
Ons kenmerk DGB/2010/0838 U
Uw brief (kenmerk) 1 februari 2010 (2010Z01935)
Geachte voorzitter,
Mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontvangt
u hierbij de antwoorden op de vragen van de leden Remkes en Blok over
particuliere pensioen b.v.'s.
Hoogachtend,
De staatssecretaris van Financiën,
Mr. drs. J.C. de Jager
Vragen ven de leden Remkes en Blok, kenmerk 2010Z01935
1
Bent u er van op de hoogte dat ook sommige particuliere pensioen
b.v.'s als gevolg van beleggingsverliezen geconfronteerd zijn/ worden
met een dekkingsgraad van (ver) beneden de 100%?
2
Onderkent u ook dat het met name voor oudere pensioengerechtigden
uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk, zal zijn deze onderdekking nog
te herstellen en dat dit met name bij aanzienlijke
leeftijdsverschillen tussen partners tot problemen kan leiden?
Antwoord
Een particuliere pensioen b.v. (hierna: eigenbeheerlichaam) kan bij
tegenvallende beleggingsresultaten worden geconfronteerd met een lage
dekkingsgraad indien zij haar middelen belegt in risicodragende
vermogensbestanddelen of indien zij anderszins vermogensverliezen
lijdt. Deze onderdekking zal in het algemeen niet tot problemen leiden
als de ingangsdatum van het pensioen nog ver weg is. Bij een
dicht(er)bij liggende pensioeningangsdatum zal de pensioengerechtigde
(de directeur-grootaandeelhouder) minder in staat zijn de onderdekking
te herstellen. Een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen partners maakt
dit niet wezenlijk anders. Dat de pensioengerechtigde minder in staat
is tot herstel is inherent aan de keuze om de risicodragende
beleggingen van het lichaam niet om te zetten in risicomijdende
waarden naarmate de pensioeningangsdatum dichterbij komt of is
gekomen. Dit omzetten naar risicomijdende waarden is een gebruikelijke
wijze van uitvoering en is thans op basis van de zorgplicht als
verplichting opgenomen in de Pensioenwet.
3
Zijn de berichten waar dat de Belastingdienst verzoeken tot
pensioenverlaging om de dekking te herstellen op grond van art. 19b
van de Wet op de loonbelasting afwijst, omdat er geen sprake is van
faillissement, surseance van betaling of schuldsanering van de b.v.?
Antwoord
Op grond van artikel 19b van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna:
Wet LB) behoort de pensioenaanspraak tot het loon indien een bij een
eigenbeheerlichaam ondergebrachte aanspraak geheel of gedeeltelijk
wordt prijsgegeven. Bij de parlementaire behandeling van (de
voorganger van) artikel 19b is vermeld dat deze bepaling ertoe strekt
om oneigenlijke handelingen met pensioenaanspraken die zijn verzekerd
bij een eigenbeheerlichaam, tegen te gaan. De hier geformuleerde
hoofdregel lijdt blijkens artikel 19b slechts uitzondering voor zover
de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is. Volgens de
parlementaire toelichting moet het dan gaan om dwingende
maatschappelijke redenen, zoals surséance van betaling, faillissement
of schuldsanering. In overeenstemming hiermee wijst de Belastingdienst
verzoeken om artikel 19b buiten toepassing te laten af bij
pensioenverlaging in situaties van onderdekking. Indien
belanghebbenden een verzoek doen om toepassing van de
hardheidsclausule wijs ik die verzoeken om dezelfde redenen af. De
Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven uit uw
Kamer heeft geoordeeld dat in deze gevallen terecht geen toepassing is
gegeven aan de hardheidsclausule . Uw Kamer heeft zich in haar
vergadering van 17 december 2009 verenigd met het standpunt van de
Commissie.
4
Acht u dit te rijmen met de fiscale behandeling van een gepensioneerde
die van een onder toezicht van de Nederlandse Bank staand
pensioenfonds een lager pensioen zal gaan ontvangen? Is er ter zake
geen sprake van ongelijke fiscale behandeling?
Antwoord
De positie van een gepensioneerde die een onder de Pensioenwet vallend
pensioen heeft, is niet vergelijkbaar met de positie van een
directeur-grootaandeelhouder die zijn pensioen opbouwt in een
eigenbeheerlichaam. De eerstgenoemde heeft geen doorslaggevende
invloed op het beleggingsbeleid van het pensioenfonds, terwijl de
laatstgenoemde geheel zelf kan bepalen hoe de middelen van het
eigenbeheerlichaam worden aangewend. Deze beleggingsvrijheid betekent
echter niet dat het in de rede ligt om met de middelen van het
eigenbeheerlichaam beleggingsrisico te lopen. De verruiming van de
toegelaten aanbieders bij pensioentoezeggingen aan de
directeur-grootaandeelhouder is van oudsher immers gemotiveerd met de
behoefte tot financiering van de onderneming van de werkgever. Wij
merken hierbij nog op dat een pensioenfonds de verworven
pensioenrechten en pensioenaanspraken slechts onder de strikte
voorwaarden van artikel 134 van de Pensioenwet kan verminderen. Bij
een dergelijke vermindering is de pensioengerechtigde zijn rechten tot
het bedrag van de vermindering kwijt. In die situatie is artikel 19b
van de Wet LB niet van toepassing. Het is dan ook evenwichtig dat een
directeur-grootaandeelhouder buiten de hiervoor genoemde dwingende
maatschappelijke redenen onder de werking van artikel 19b valt indien
hij zelf beslist om zijn pensioenrechten te verlagen. De
directeur-grootaandeelhouder profiteert door de stijging van zijn
aandelenbezit van een verlaging van de pensioenverplichting van het
eigenbeheerlichaam.
5
Kloppen de berichten dat de Belastingdienst tijdens de vorige
(internet) crisis de in vraag 3 bedoelde verzoeken tot geringe
pensioenverlaging wel goedkeurde?
Antwoord
Het standpunt van de Belastingdienst is weergegeven op de site
www.belastingdienstpensioensite.nl en daarvoor in het
beleidsbesluit CPP 2003-2794M . Het is mij niet bekend of de
Belastingdienst de in vraag 3 bedoelde verzoeken bij een vorige crisis
heeft goedgekeurd.
6
Is bij de introductie van art.19b van de Wet op de loonbelasting
rekening gehouden met onderhavige omstandigheden?
7
Bent u bereid tot aanpassing/verruiming van de definitie van "niet
voor verwezenlijking vatbare aanspraken" in art.19b van de Wet op de
loonbelasting om af te zien van pensioenafspraken voor situaties van
onderdekking in de pensioen b.v.?
Antwoord
Met artikel 19b van de Wet LB wordt bewerkstelligd dat ingeval een
directeur-grootaandeelhouder zijn voor verwezenlijking vatbare
pensioenaanspraken prijsgeeft, de pensioenaanspraak op het
onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip als loon uit vroegere
dienstbetrekking wordt aangemerkt. Bij de invoering van deze bepaling
is in de toelichting niet afzonderlijk aandacht besteed aan een
mogelijk lage waarde van de aangeschafte beleggingen. Op dit aspect is
mijn ambtsvoorganger wel ingegaan in zijn reactie op advies 9 van de
adviescommissie fiscale behandeling pensioenen. De commissie had
geadviseerd om een extra invulling op te nemen van het criterium "niet
voor verwezenlijking vatbaar" wanneer minder dan 75% van de
vastgestelde pensioenuitkeringen zouden kunnen worden genoten op grond
van een actuariële toets van de waarde. Mijn ambtsvoorganger heeft
opgemerkt dat dit advies kan leiden tot oneigenlijk gebruik en dat het
tegengaan daarvan tot disproportionele administratieve lasten zou
leiden. Gelet daarop heeft hij het advies van de commissie niet
gevolgd . Ik deel dit standpunt van mijn ambtsvoorganger en ben dan
ook niet voornemens de hier bedoelde definitie te verruimen. Ik merk
daarbij op dat een gewone crediteur in vergelijkbare omstandigheden
niet akkoord zou gaan met een verlaging van zijn pensioenrechten.
Kamerstukken II, 2009/10, 32 138, nr. 18.
Vraag en antwoord 08-078 van 11 februari 2009.
Besluit van 22 april 2004, onderdeel 13.
Kamerstukken II, 2003/04, 29 200 IXB, nr. 37, blz. 8.
Meer informatie
* Beantwoording kamervragen over particuliere pensioen b.v.'s
22-02-2010 | PDF bestand, 31 Kb
Zie het origineel
Ministerie van Financiën