Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2010z00173
Datum 18 februari 2010
Betreft De beantwoording van de vragen over het artikel "Al Qaida blijft in
Hoger Onderwijs actief".
Hierbij zenden wij u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van Dijk en
Van Haersma Buma (beiden CDA) van uw Kamer inzake het artikel "Al Qaida blijft
in Hoger Onderwijs actief" (Ingezonden 7 januari 2010).
De vragen werden ons toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk
2010Z00173.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
De minister van Justitie,
dr. E.M.H. Hirsch Ballin
De Staatssecretaris van Justitie,
MW. Mr. N. Albayrak
a
na 1 van 5
Pagi
Antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Jan Jacob van Dijk en Datum
Van Haersma Buma (beiden CDA) aan de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Justitie over het
artikel "Al Qaida blijft in Hoger Onderwijs actief" (ingezonden d.d. 7 189352
januari 2010, kenmerk 2010Z00173).
1
Bent u bekend met het artikel "Al Qaida blijft in Hoger Onderwijs actief"?
Antwoord
Ja.
2
Deelt u de waarnemingen in dit artikel?
Antwoord
Nee. Dit artikel is veelal niet gebaseerd op feiten, maar weerspiegelt voornamelijk
de mening van de schrijver.
3
Welke maatregelen heeft u genomen naar aanleiding van het COT 2)-
rapport uit 2004? Welke maatregelen hebben de hoger
onderwijsinstellingen getroffen naar aanleiding van de Kamervragen uit
2005?
Antwoord
OCW heeft het COT rapport met de koepels HBO-raad en VSNU besproken. In dat
kader is er aandacht gevraagd voor het grote belang van goed
veiligheidsmanagement en crisisbeheersing. Doel hiervan is - zoals gemeld in de
beantwoording (ingezonden 18 juli 2005, met nummer 2040518410) van de
vragen van de leden Visser en Weekers (beiden VVD) - om een structureel
veiligheidsbeleid bij de instellingen te realiseren.
Het onderzoek van het COT is een van de stappen van OCW om het
veiligheidsmanagement van de instellingen te verbeteren. In dit kader heeft de
minister van OCW op 6 maart 2003 in een brief aan de instellingen hun bijzondere
aandacht gevraagd voor een adequaat veiligheidsmanagement. Tevens zijn de
instellingen gewezen op hun verantwoordelijkheid voor het treffen van
maatregelen tegen onverhoopte calamiteiten.
Voor Nederland geldt dat, gezien de potentieel (zeer) ernstige gevolgen van een
aanslag met CBRN-middelen, door een breed samengesteld
samenwerkingsverband onder regie van de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding (NCTb) al een gecoördineerde inspanning op nationaal
niveau is ingezet, gericht op het minimaliseren van de kans op CBRN-terrorisme.
OCW is een van de betrokken partijen. Een van deze projecten is als prioriteit in
de beleidsagenda van dit kabinet opgenomen in de pijler Veiligheid. Dit project is
gericht op het verhogen van de weerstand bij risicovolle CBRN-
onderzoeksinstellingen. Vanaf 2006 voert OCW regulier overleg met de
instellingen over het thema CBRN en veiligheidsmanagement. De instellingen
werken inmiddels aan de implementatie van hun specifieke maatregelen.
Onderdeel hiervan is de implementatie van de gedragscode Biosecurity van de
KNAW en awarenessprogramma's door de instellingen. Deze
Pagina 2 van 5
awarenessprogramma's dragen bij aan het verhogen van het Datum
veiligheidsbewustzijn in het algemeen.
Een recent onderdeel van de aanpak van OCW is het onderzoek naar de 189352
strategische veiligheidsthema's voor de OCW-instellingen en de beleidsmatige
aanpak om mogelijke risico's te verminderen. Dit onderzoek sluit nauw aan bij de
Strategie Nationale Veiligheid en is eind 2009 afgerond. Ter implementatie van de
aanbevelingen uit het rapport zal OCW samen met de instellingen een leidraad
integraal veiligheidsbeleid opstellen. Om het bewustzijn van de instellingen verder
te ontwikkelen ben ik voornemens om in 2010 een aantal veiligheidssimulaties
samen met de instellingen te doen.
4
In hoeverre informeren de ministeries van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, Justitie en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of
daaronder ressorterende diensten, de hoger onderwijsinstellingen over
de binnenkomst van studenten uit risicolanden en de strategie die
terroristische organisaties als Al Quaeda volgen?
Antwoord
De inspanningen van het kabinet zijn erop gericht om de hoger
onderwijsinstellingen attent te maken op de veiligheidsrisico's die buitenlandse
studenten mogelijkerwijs met zich kunnen meebrengen. In de elfde
voortgangsrapportage terrorismebestrijding bent u erover geïnformeerd dat
hierbij intensief wordt samengewerkt tussen partners binnen en buiten de
rijksoverheid, onder regie van de NCTb. Uitgangspunt is de zogenaamde
ketengerichte aanpak: alle organisaties die bij het proces van studie- en
kennismigratie zijn betrokken (van visumverstrekking in het buitenland tot het
monitoren van studievoortgang in Nederland), bewaken vanuit hun specifieke
verantwoordelijkheid de mogelijke risico's voor de nationale veiligheid. Ook
publiceert de NCTb periodiek het dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN), dat
een analyse geeft van de actuele binnen- en buitenlandse dreiging. Dit
dreigingsbeeld wordt mede opgesteld op basis van dreigingsinformatie van de
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Deze analyse is deels openbaar en
geeft weer welke de belangrijkste risicolanden zijn. De hoger
onderwijsinstellingen kunnen deze bron raadplegen en zijn op de hoogte van de
landen van herkomst van de buitenlandse studenten die aan hun instelling
studeren. Daarnaast geeft de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
presentaties met als doel de bewustwording van hoger onderwijsinstellingen in
deze materie te vergroten. Hierbij wordt de instellingen geadviseerd om indien
afwijkend gedrag van een buitenlandse student wordt gesignaleerd, hiervan
melding te maken bij de lokale politie. Deze geeft de melding desgewenst door
aan de regionale inlichtingendienst.
5
Welke vorm van samenwerking bestaat er tussen de Europese hoger
onderwijsinstellingen om elkaar te informeren over studenten uit
risicolanden, die gebruikmakend van de uitwisselingsprogramma's die
momenteel binnen de EU van kracht zijn en waar zowel EU- als niet EU-
studenten, zodra ze een visum voor een van de EU-lidstaten hebben
ontvangen, het recht aan ontlenen om aan elke hoger onderwijsinstelling
binnen de EU een studie te kunnen volgen?
Pagina 3 van 5
Datum
Antwoord
Er bestaat geen Europees visum of een Europese verblijfsvergunning waarmee
studenten van buiten de EU/EER het recht hebben om aan iedere hoger 189352
onderwijsinstelling binnen de EU te studeren. Studenten die niet afkomstig zijn uit
EU/EER-landen of uit Zwitserland, moeten wanneer ze langer dan drie maanden in
Nederland willen studeren, een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor dit
doel aanvragen. Indien ze korter dan drie maanden in Nederland willen studeren,
zullen ze voor dit doel een visum voor kort verblijf moeten hebben, tenzij ze
onderdaan zijn van een land waarvoor geen visumplicht geldt.
Voor studenten die onderdaan zijn van een van de EU/EER landen of van
Zwitserland geldt het vrij verkeer van personen zoals we dat binnen de EU/EER en
met Zwitserland kennen. Zij hebben derhalve geen visum of mvv nodig wanneer
zij aan een onderwijsinstelling in een andere lidstaat willen studeren. Voor zover
bekend wisselen Europese instellingen voor hoger onderwijs onderling geen
informatie uit over studenten uit risicolanden, ook niet als het EU-programma's
betreft.
6
Hebben de conclusies en de aanbevelingen van het COT uit 2004 geleid
tot een kritischer beoordeling van visumaanvragen van studenten uit
risicolanden?
Antwoord
Het COT- rapport "Veiligheids- en crisismanagement hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek" vraagt aandacht voor het opzetten van een
veiligheidsbeleid voor de instellingen. De inspanningen die als vervolg hierop zijn
geleverd, richtten zich vooral op het verhogen van de "awareness" bij de
koepelorganisaties en vertegenwoordigers van de hoger onderwijsinstellingen en
het verbeteren van samenwerking.
Daarnaast controleert de IND bepaalde geselecteerde adviesverzoeken om afgifte
van een mvv voor het verblijfsdoel 'studie' sinds enige jaren met een hogere
intensiteit. Dit betekent onder meer dat, naast een uitvoerige controle van de
voorwaarden voor de verlening van de mvv, de IND aan de Nederlandse
diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland kan verzoeken om bij het
indienen van een mvv-aanvraag een interview te houden met de buitenlandse
student. Wanneer de medewerker van de Nederlandse post naar aanleiding
hiervan twijfelt over de motieven van de vreemdeling, wordt een verzoek om
heroverweging van het positief advies neergelegd bij de IND. In bijzondere
gevallen kan de IND overgaan tot specifieke maatregelen, zoals het instellen van
uitgebreide interviews op de diplomatieke post door een IND-medewerker.
Meer informatie hierover vindt u in de antwoorden van de minister van Justitie op
vragen van de leden De Roon en Bosma (beiden PVV) over mysterieuze studenten
uit landen met een verhoogd terrorismerisico, alsmede de schriftelijke vragen van
de leden De Krom, Teeven en Zijlstra (allen VVD) over studenten uit risicolanden
die zoekraken (beiden ingezonden 30 januari 2009, met nummer 2080911350 en
nummer 2080911450). Ik verwijs u tevens naar de beleidsreactie van de Minister
van OCW van 16 januari 2009 (Kamerstuk 29388, nr. 17) bij het inspectierapport
Buitenlandse studenten in het hoger onderwijs. Hierin is aangegeven welke
maatregelen de afgelopen jaren reeds zijn genomen door de IND, in
samenwerking met de NUFFIC en het Ministerie van OCW met betrekking tot de
procedure tot afgifte van een mvv.
Pagina 4 van 5
7 Datum
Gaat u het toelatingsbeleid voor studenten uit risicolanden aanpassen
naar aanleiding van de gebeurtenissen in Detroit en de Avans-student?
189352
Antwoord
De verwachting is dat door het verder vergroten van het veiligheidsbewustzijn op
de Nederlandse posten in het buitenland waar buitenlandse studenten zich
melden voor een mvv, signalen van mogelijk terroristische intenties eerder zullen
worden herkend.
Inmiddels is het wetsvoorstel Modern Migratiebeleid bij uw Kamer in behandeling.
De onderwijsinstellingen krijgen dan als (verplicht) erkende referent een aantal
wettelijke verplichtingen. Zo krijgen onderwijsinstellingen onder andere
meldingsplichten over studenten die van onderwijsinstelling veranderen. Op die
manier kan beter toezicht worden gehouden op de mobiliteit van de student.
Tevens wordt voorgesteld om aan onderwijsinstellingen de verplichting op te
leggen de studievoortgang van de buitenlandse studenten te monitoren en
onvoldoende voortgang aan de IND te melden. Hiermee wordt bevorderd dat
buitenlandse studenten in Nederland ook daadwerkelijk studeren en de
verblijfsvergunning niet misbruikt wordt voor andere doeleinden.
1) Science Guide, 6 januari 2010
2) COT: Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement
3) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2005-2006, nrs. 18 en 370