Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad februari 2010
11 februari 2010 - kamerstuk
Kamerbrief over de raad van 22 februari 2010 onder Spaans voorzitterschap. Op de agenda staan onder meer de volgende onderwerpen: Etikettering van dierenwelzijn, Q-koorts en illegale handel in ivoor.
Geachte Voorzitter,
Op 22 februari aanstaande vindt in Brussel de tweede vergadering plaats van de
Raad van ministers voor Landbouw en Visserij van de Europese Unie (EU) onder
Spaans Voorzitterschap. In deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op
de voorlopige agenda staan en de Nederlandse inzet daarbij. Het is mogelijk dat
er nog onderwerpen aan de agenda worden toegevoegd of juist worden uitgesteld
tot een volgende vergadering.
De Raad zal eerst van gedachten wisselen over de mogelijkheden voor dierenwelzijnsetikettering.
Daarna zal de Raad discussiëren over de toekomst van het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), waarbij de nadruk ligt op de marktmaatregelen.
Vervolgens zal de Raad een besluit nemen over een staatssteunverzoek
van Italië.
Onder het agendapunt "diversen" zal de Commissie de Raad informeren over de
stand van zaken van de onderhandelingen in de Doha Ronde van de Wereldhandelsorganisatie
(WTO). Op verzoek van de Belgische delegatie zal worden
ingegaan op de leeftijdsgrens van het testen van rundvee op BSE. De Griekse
delegatie zal aandacht vragen voor de huidige crisis en de problemen in de
landbouwsector. De Poolse delegatie zal de Raad verzoeken om de deadline van
het uitfaseren van de verrijkte kooi uit te stellen van 1 januari 2012 naar 1 januari
2017.
Zelf zal ik twee onderwerpen aan de orde stellen tijdens de Raad, namelijk de
stand van zaken over Q-koorts en zal ik mijn zorgen uiten over de illegale handel
in ivoor.
Het Voorzitterschap voorziet in een lunch om de ministeriële bijeenkomst van de
lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO) voor te bereiden.
Etikettering van dierenwelzijn
(Gedachtewisseling)
De Raad zal discussiëren over het rapport over etikettering van dierenwelzijn. Uit
het rapport van de Commissie blijkt dat etikettering van dierenwelzijn, gebaseerd
op wetenschappelijke kennis en geharmoniseerde eisen, consumenten in staat
stelt om bewuste beslissingen te nemen bij het kopen van dierlijke producten.
Hierdoor worden primaire producenten in staat gesteld om de meerkosten van het
bovenwettelijk verbeteren van dierenwelzijn te vermarkten. De Commissie stelt de
vraag of dit doel het beste kan worden bereikt door etikettering (op basis van
publieke of private normen), informatiecampagnes of een combinatie van beide.
Het rapport bevat geen beleidsvoorstellen, maar dient als discussiedocument. Op
basis van een discussie tussen de Raad, de Commissie en het Europees Parlement
kan de Commissie beleidsopties voorbereiden. Dit betekent dat concrete Europese
verplichte of vrijwillige initiatieven voor etikettering nog enige tijd op zich laten
wachten.
Het stimuleren van de consumentenvraag naar welzijnsvriendelijke producten is
een onderdeel van het coalitieakkoord van het kabinet. In de Nota Dierenwelzijn
heb ik aangegeven dat ik mij inspan voor etiketteringsregels voor dierenwelzijn op
Europees niveau. Etikettering en informatiecampagnes kunnen zinvolle
instrumenten zijn om de consument te stimuleren tot een duurzaam aankoopgedrag
van dierlijke producten. Ik verwelkom het rapport van de Commissie met
de bijhorende impact assessment. Ik hecht er waarde aan dat er een goed vervolg
komt op dit rapport, zodanig dat de Commissie concrete beleidsopties kan
voorbereiden. Het is op dit moment nog onduidelijk op welke wijze de discussie
tussen Commissie, Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en
Sociaal Comité (EESC) op basis van het rapport zal plaatsvinden. Ik vind dat de
Commissie initiatief moet nemen voor een dergelijke discussie. Het is wenselijk
dat de Commissie uitleg geeft hoe zij deze discussie zal organiseren.
Daarbij is het te verwachten dat dit onderwerp zal worden opgepakt, zodra de
nieuwe Commissie is aangetreden. Mijn inzet is erop gericht om via etikettering en
informatiecampagnes een stimulans te geven aan consumptie van diervriendelijke
producten.
Voorzitterschapsnotitie 'Toekomst van het GLB: marktmaatregelen na
2013'
(Presentatie door de Commissie en gedachtewisseling)
Het Spaans Voorzitterschap zal tijdens de Raad een discussiedocument
presenteren over de marktmaatregelen na 2013 als onderdeel van de toekomst
van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Ook zal er een eerste
gedachtewisseling plaatsvinden.
Het discussiedocument is op dit moment nog niet beschikbaar. Derhalve is op dit
moment niet duidelijk welk accent het Spaans Voorzitterschap in deze discussie
wil aanbrengen.
Als gevolg van de eerder overeengekomen afslanking van het markt- en prijsbeleid
en de verwachte verminderde invoerbescherming als gevolg van nieuwe
WTO-afspraken, zullen schommelingen in wereldmarktprijzen sterker dan
voorheen doorwerken in EU-prijzen voor landbouwproducten. Deze toenemende
prijsvolatiliteit - die bijvoorbeeld in de zuivelmarkt het afgelopen jaar duidelijk te
zien is geweest - leidt tot grotere fluctuaties in het agrarisch bedrijfsinkomen. Dit
ondersteunt de noodzaak om marktinstrumenten na 2013 te behouden als beperkt
vangnet voor ernstige marktverstoringen. Ook dient een risicobeheerinstrumentarium
ontwikkeld te worden. De financiering ervan kan in het GLB worden verankerd.
Dit past ook binnen het eerste hoofddoel uit de 'Houtskoolschets Europees
Landbouwbeleid 2020', die ik uw Kamer in september 2008 stuurde: 'het
versterken van de concurrentiekracht en duurzaamheid (inclusief innovatie,
risicobeheer)'. Verder zal ik benadrukken dat concurrentieverstoring voorkomen
moet worden. Het is van belang dat het Europees speelveld zo gelijk mogelijk is.
Om een level playing field te waarborgen, moeten voorwaarden worden gesteld;
een Europees vastgesteld kader met ruimte voor maatwerk op lidstaatniveau is
gewenst.
Tijdens de ontwikkelingen op de zuivelmarkt in de tweede helft van 2009 en
tijdens de bijeenkomsten van de High Level GroZuivel is gebleken dat er in het
Europese krachtenveld een meerderheid van lidstaten voorstander is van het
behoud van een beperkt vangnet door handhaving van een afgeslankt interventiesysteem.
Ook bestaat er bij veel lidstaten behoefte aan verder onderzoek
van de Europese Commissie naar de mogelijkheden van nieuwe instrumenten als
(termijn)contracten en risicoverzekeringen. Een dergelijke verkenning heeft mijn
steun.
Staatssteun voor de aankoop van landbouwgrond
(Besluit)
De Raad zal een besluit nemen over het verzoek van de Italiaanse delegatie om
het mogelijk te maken staatssteun te verlenen aan kleine familiebedrijven voor de
aankoop van landbouwgrond, tot het einde van 2013. Italië motiveert de verzoeken
door aan te geven dat de combinatie van de ongunstige bedrijfsstructuur
in de landen veel boerenfamilies verhindert hun leefomstandigheden te verbeteren.
In beginsel is Nederland niet enthousiast over verzoeken om staatssteun.
In de afgelopen drie jaar zijn er vergelijkbare verzoeken gedaan door Cyprus,
Roemenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Letland die uiteindelijk hebben kunnen
rekenen op unanieme goedkeuring van de Raad. Ik ben voornemens unanimiteit
in de Raad niet als enige in de weg staan.
Diversen
a) WTO-DDA onderhandelingen
(Informatie van de Commissie)
De Commissie zal een toelichting geven op de stand van zaken van de WTOonderhandelingen
in het kader van de Doha Development Agenda (DDA).
Indien nodig zal ik aangeven dat ik voorstander ben van een spoedige politieke
besluitvorming in de Doharonde over landbouw- en industrieproducten. Ik zal
aangeven dat Nederland de Europese Commissie als constructieve onderhandelaar
ondersteunt.
Ik steun de inzet van de Europese Commissie om tot een ambitieus en evenwichtig
totaalakkoord te komen dat rekening houdt met de offensieve en
defensieve belangen van Nederland en de Europese Unie. Ook moet een
totaalakkoord serieus werk maken van de ontwikkelingsdimensie van deze ronde.
b) Situatie rondom Q-koorts
(Verzoek Nederlandse delegatie)
Conform mijn toezegging aan uw Kamer zal ik tijdens de Landbouwraad aandacht
vragen voor de situatie rondom Q-koorts. In Europa is er veel belangstelling voor
de Nederlandse Q-koorts epidemie, die uniek is in de wereld. Ik acht het daarom
verstandig om in de Landbouwraad kort aan te geven wat er gaande is in
Nederland en welke maatregelen waarom getroffen zijn. Ik zal daarbij aangeven
dat ik op 25 en 26 februari een internationaal symposium organiseer over
Q-koorts. Tevens zal ik aangeven dat eventuele discussie over de Europese status
van Q-koorts het beste plaats kan vinden in het lopende traject voor het nieuwe
Europese diergezondheidsbeleid.
c) Illegale handel in ivoor
(Verzoek Nederlandse delegatie)
Conform mijn toezegging aan uw Kamer zal ik tijdens de komende Landbouwraad
mijn zorg omtrent de toename van de illegale handel in ivoor met mijn collega's te
zullen delen. In de afgelopen twee jaar is een toename van onderscheppingen van
illegale ivoortransporten te zien. Wetenschappelijke gegevens laten zien dat de
transporten en de stroperij voorafgaand aan de transporten vooral plaatsvinden in
landen in West- en Centraal-Afrika met een additioneel transportprobleem via de
grote havens in noordelijk Oost-Afrika. Het is van groot belang de oorzaken van
de toegenomen stroperij zorgvuldig te analyseren. Temeer daar er vorig jaar een
eenmalige verkoop van ivoor vanuit vier landen in zuidelijk Afrika heeft
plaatsgevonden. Voorlopige monitoring data van het CITES Secretariaat1) en de
ngo TRAFFIC laten zien dat na een gestage daling van de hoeveelheid in beslag
genomen ivoor in 2007 en 2008 er in 2009 een piek optreedt. Er is in totaal in
2009 15000kg ivoor in beslag genomen, twee keer zoveel als in 2008. De data
laten ook zien dat het gewicht per in beslag genomen zending toeneemt, wat wijst
op het opereren van misdaadsyndicaten. Stroperij piekte een jaar eerder en lijkt
in 2009 weer iets te dalen.
De voorlopige cijfers laten zien dat er geen aantoonbare relatie is tussen de legale
verkoop van deze voorraden en toegenomen stroperij. Overigens tonen de cijfers
ook niet aan dat een dergelijk verband definitief uitgesloten kan worden. Uit de
cijfers blijkt wel zeer overtuigend dat toegenomen stroperij en illegale handel een
sterk verband heeft met de politieke situatie in een land of regio en de daarmee
gepaard gaande corruptie. Ook de economische crisis werkt stroperij in de hand,
door de toename van werkeloosheid, veroorzaakt door het terugtrekken van
internationale consortia, bijvoorbeeld uit houtconcessies.
1)http://www.cites.org/eng/cop/15/doc/index.shtml, rapport CoP15 Doc. 44.1, 44.1A en
44.2.
d) Leeftijdsgrens testen van rundvee op BSE
(Verzoek Belgische delegatie)
Op verzoek van de Belgische delegatie zal onder diversen gesproken worden over
de leeftijdsgrens voor BSE-testen. Momenteel is niet bekend wat België beoogt
met dit agendapunt.
e) Korte- en lange termijnmaatregelen tegen crisis in de landbouwsector
(Verzoek Griekse delegatie)
Op dit moment is de inhoud van dit diversenpunt van de Griekse delegatie nog
onbekend.
f) Verzoek tot uitstel verbod op het gebruik van de legbatterij
(Verzoek Poolse delegatie)
De Poolse delegatie heeft een verzoek geagendeerd voor uitstel van het verbod op
het gebruik van de legbatterij voor de huisvesting van leghennen. De welzijnsrichtlijn
voor leghennen (1999/174/EC) voorziet onder andere in een verbod voor
bestaande legbatterijen vanaf 1 januari 2012. Vanuit de Europese organisatie van
eierhandelaren en producten is de afgelopen jaren een lobby op gang gekomen
om het Europese legbatterijverbod uit te stellen. Een uitstel is alleen mogelijk
middels een wijziging van de huidige richtlijn. Alleen de Commissie kan hiertoe
initiatief nemen. De Commissie heeft diverse malen laten weten dat van uitstel
geen sprake kan zijn.
Ik zal tijdens de Raad aangeven dat een uitstel van het verbod op het gebruik van
de legbatterij voor de huisvesting van leghennen niet te rechtvaardigen is. Ik heb
eind vorig jaar samen met gelijkgezinde lidstaten de Commissie laten weten dat ik
hecht aan een goede naleving van het verbod per 1 januari 2012. Ook tijdens
deze Raad zal ik optrekken met gelijkgezinde lidstaten.
Overig
Overeenkomst tussen EU en Noorwegen over vangstmogelijkheden en
makreelbeheer
Op 26 januari 2010 hebben de Europese Commissie en Noorwegen na vier ronden
van onderhandelingen alsnog overeenstemming bereikt over de vangstmogelijkheden
en de uitwisseling hiervan voor 2010. Tevens is een akkoord bereikt over
het langjarig beheer van de makreel in de Noordoost-Atlantische Oceaan (voor
tien jaar), de verdeling van de makreelquota en de toegang tot elkaars wateren
om deze op te kunnen vissen.
Over de gezamenlijk beheerde bestanden in de Noordzee zijn de totale vangstmogelijkheden
(TAC's) voor 2010 afgesproken conform de meerjarenplannen.
Dit komt voor schol in de Noordzee neer op een verhoging met 15 procent, van
55.500 tot 63.825 ton. De TAC voor de Noordzeekabeljauw is vastgesteld volgens
het meerjarenplan op 33.552 ton. De technische voorwaarden om discards van
kabeljauw te voorkomen blijven van kracht. De TAC voor haring in de Noordzee is
met zes procent gereduceerd tot 164.300 ton. Voor wijting is gelet op de toestand
van het bestand de TAC met 15 procent gereduceerd tot 12.897 ton en wordt
ICES gevraagd om advies te geven over een toekomstig meerjarenbeheerplan.
Het bilaterale akkoord met Noorwegen over het makreelbeheer moet helpen om
de impasse hierover in het kuststatenoverleg (EU, Noorwegen, Faerøer, IJsland)
te doorbreken. De EU en Noorwegen zijn gebonden aan de doelstellingen voor
duurzaam beheer en wederzijdse afspraken over de toegang tot elkaars wateren.
Ik hecht veel belang aan een evenwichtig visserijakkoord tussen de EU en
Noorwegen. De voor 2010 gemaakte afspraken op basis van de meerjarenplannen
dragen bij aan een duurzaam visserijbeheer in de Noordzee. Dit geldt ook voor de
langetermijnafspraak over het makreelbeheer in de Noordoost-Atlantische
Oceaan. De overeenkomsten met Noorwegen ove het beheer van de visbestanden
hebben dan ook mijn instemming. Dit geldt niet voor de uitwisseling van visserijmogelijkheden
tussen de EU en Noorwegen. Deze is naar mijn oordeel structureel
onevenwichtig en met name voor Nederland nadelig.Voor 2010 zal Nederland een
grotere nettobijdrage aan de uitruil van vangstmogelijkheden tussen de EU en
Noorwegen moeten leveren. Gelet op de urgentie van de implementatie van het
akkoord met Noorwegen wordt in schriftelijke procedure gestemd over de aanpassing
van de TAC en quotumverordening. Een Raadsbehandeling is derhalve
niet voorzien. Ik zal, gelet op de onevenredig grote bijdrage van Nederland aan de
balans in het akkoord, tegenstemmen. Met de Commissie zal worden overlegd
over een meer evenwichtige bijdrage van alle lidstaten aan het bereiken van een
balans in de ruil van vangstmogelijkheden tussen de EU en Noorwegen. Ook zal
naar mijn oordeel het functioneren van het akkoord tussen de EU en Noorwegen
in het kader van de hervorming van het GVB geëvalueerd moeten worden.
Toezeggingen
Gevolgen van het Verdrag van Lissabon op de besluitvorming in de EU
Tijdens het Algemeen Overleg over sociaal-economische aspecten van genetisch
gemodificeerde organismen (GGO's) van 21 januari jongstleden heeft kamerlid
Waalkens mij gevraagd in te gaan op de gevolgen het Verdrag van Lissabon op de
besluitvorming in de EU. Hierbij informeer ik u.
Algemeen
Op 1 december 2009 is het Verdrag van Lissabon in werking getreden. Het
Verdrag van Lissabon heeft voor LNV twee belangrijke consequenties:
- het invoeren van medewetgevende bevoegdheid voor het Europees Parlement
(EP) op de onderwerpen met betrekking tot het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid, Gemeenschappelijk Visserijbeleid en Handel;
- het wijzigen van de modellen voor samenwerking van de Europese Commissie
met de lidstaten bij het vaststellen van uitvoeringsmaatregelen (voorheen
comitologie, nu gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen).
Codecisie
Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zal de meeste EUregelgeving
op LNV-terrein tot stand gaan komen op grond van de codecisieprocedure.
Binnen deze procedure hebben het Europees Parlement (EP) en de
Raad een gelijkwaardige rol. Codecisie is niet nieuw voor de beleidsterreinen van
LNV. Een groot aantal LNV-dossiers komt nu al via codecisie tot stand.
Tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon had het EP al medewetgevende
bevoegdheid op de volgende voor LNV relevante domeinen: veterinair
(gedeeltelijk), fytosanitair (gedeeltelijk), voedselveiligheid en milieu (ook natuur).
Met het van kracht worden van het nieuwe verdrag zijn daar nu aan toegevoegd:
GLB, GVB, alle veterinaire en fytosanitaire regelgeving, begroting en handel. Op
landbouwgebied zullen de vaststelling van prijsbepalingen, heffingen, steun en
kwantitatieve beperkingen buiten de codecisie vallen. Voor visserij zal de codecisie
geen betrekking hebben op de vaststelling en verdeling van de vangstbeperkingen.
Voor VROM-regelgeving geldt codecisie voor vrijwel alle dossiers en dat blijft
onder het nieuwe Verdrag zo.
Gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen
Vooropgesteld zij dat voor op 1 december geldende regelgeving de vier typen
comités (raadgevend, beheer, regelgevend en regelgevend met toetsing) blijven
bestaan. Voor nieuwe regelgeving maakt het Verdrag van Lissabon onderscheid
tussen wetgeving en niet-wetgeving. Wetgeving komt tot stand via de gewone
(codecisie) of speciale procedure. Niet-wetgeving wordt door de Commissie
vastgesteld. Niet-wetgeving bestaat uit gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
(respectievelijk art. 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie (VWEU) en vervangen de oude comitologieprocedures.
Bij gedelegeerde handelingen kunnen de Raad en het EP via wetgeving de
bevoegdheid aan de Commissie toekennen om maatregelen 'van algemene
strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële
onderdelen van de wetgevingshandeling'. Aan deze delegatie kunnen de Raad en
EP voorwaarden stellen. Raad en EP kunnen de delegatie ook intrekken.
Het Verdrag bepaalt dat in beginsel de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor de
uitvoering van EU wetgeving. Echter als het nodig is dat deze wetgeving volgens
uniforme voorwaarden wordt uitgevoerd, dan kan de bevoegdheid daartoe via
wetgeving worden toegekend aan de Commissie. Bij uitvoeringshandelingen gaat
het om zuiver uitvoerende bevoegdheden.
Concluderend
De besluitvorming met betrekking tot op 1 december 2009 geldende Europese
regelgeving, waaronder GGO-regelgeving, wordt niet gewijzigd door het VWEU.
De op grond daarvan opgerichte comités en hun besluitvormingsprocedures
blijven bestaan. Pas als de op 1 december 2009 geldende Europese richtlijnen en
verordeningen worden gewijzigd, moet rekening worden gehouden met de nieuwe
besluitvormingsprocedures van het VWEU. Dan moet aan de hand van de criteria
van de artikelen 290 en 291 VWEU worden bepaald welke procedure geldt.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg