Beantwoording kamervragen invorderingsbeleid
Kamervragen | 22-02-2010 | Belastingdienst
> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag
Voorzitter van de Tweede Kamer Directoraat-Generaal
der Staten-Generaal Belastingdienst
Postbus 20018 Korte Voorhout 7
2500 EA DEN HAAG 2511 CW Den Haag
Postbus 20201
2500 EE Den Haag
www.minfin.nl
Ons kenmerk
DGB/2010/680 U
Uw brief (kenmerk)
25.01.2010/2010Z01359
Bijlagen
Datum
Betreft Beantwoording kamervragen van het lid Remkes
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Remkes over
het invorderingsbeleid van de Belastingdienst.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. J.C. de Jager
Pagina 1 van 3
Vragen van het lid Remkes (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over het Directoraat-Generaal
invorderingsbeleid van de Belastingdienst (ingezonden 25 januari 2010) Belastingdienst
Ons kenmerk
1 DGB/2010/680 U
Zijn de berichten die de VVD-fractie heeft ontvangen waar dat het
invorderingsbeleid van de Belastingdienst per 1 januari jl. is herzien en dat als
gevolg hiervan aanslagbedragen kleiner dan 1500 standaard als oninbaar
worden verklaard en dat voor bedragen kleiner dan 1000 geen beslagopdrachten
aan deurwaarders meer worden gegeven?
2
Zo ja, wat is het invorderingsbeleid in bredere zin en op welke gronden is het
beleid gewijzigd? Wat was de invorderingspraktijk tot 1 januari 2010?
3
Welk totaalbedrag op jaarbasis loopt de Belastingdienst aan inkomsten mis als
gevolg van dit gewijzigde beleid?
4
Deelt u de opvatting dat dit gewijzigde beleid totaal niet is uit te leggen aan
mensen die ieder jaar keurig aan hun fiscale verplichtingen voldoen en dat dit de
belastingmoraal ondergraaft?
5
Bent u bereid het invorderingsbeleid aan te passen?
Antwoord vragen 1 tot en met 5
De berichten waarvan in vraag 1 gewag wordt gemaakt, kloppen niet met de
werkelijkheid. Rechtsgelijkheid vormt een belangrijk uitgangspunt binnen het
gevoerde invorderingsbeleid. Indien betaling achterwege blijft, volgen in alle
gevallen dwangmaatregelen.
Om de effectiviteit van het beleid te optimaliseren is het, mede uit het oogpunt van
de nagestreefde eenheid van beleid en uitvoering, nodig Belastingdienstbrede
keuzes te maken met betrekking tot de te gebruiken invorderingsinstrumenten.
Aanleiding tot het maken van keuzes is onder meer de toename van het aantal
invorderingsposten dat slechts door middel van het uitoefenen van dwang blijkt te
kunnen worden geïnd. Deze toename houdt verband met de uitbreiding van het
pakket van de Belastingdienst enkele jaren geleden (met name terugvorderingen
ter zake van toeslagen voor de betaling waarvan geen gebruik wordt gemaakt van
de standaard aangeboden betalingsregeling) alsmede met de gevolgen van de
economische crisis. Daarnaast is in 2010 capaciteit gemoeid met de invoering van
een nieuw automatiseringssysteem (ETM); dit systeem ondersteunt op betere
wijze de administratie en het inningsproces (w.o. de dwanginvordering) van
belasting- en toeslagvorderingen.
De bedoelde keuzes kunnen als volgt worden samengevat. Gerichte inzet van de
beschikbare deurwaarderscapaciteit ten behoeve van de invordering van zwaardere
posten; optimalisering van de verhaalsinvordering ten laste van particulieren door
gebruikmaking van vereenvoudigde beslagvormen (loonvordering,
overheidsvordering); prioritering van invorderingsaandacht ten behoeve van
belastingschuldigen die min of meer structureel in gebreke blijven en
vereenvoudiging van administratieve procedures ter zake van eenvoudige
verzoeken om uitstel van betaling.
Pagina 2 van 3
Van belang bij dit alles is dat in het geval de voor een bepaalde situatie Directoraat-Generaal
geselecteerde invorderingsinstrumenten niet leiden tot het gewenste resultaat, Belastingdienst
betrokkene niet wordt ontslagen van de betalingsverplichting. Het recht van
invordering verjaart eerst na vijf jaar. Gedurende die tijd kan, afgezien van de Ons kenmerk
mogelijkheid de dwanginvorderingsprocedure na verloop van kortere of langere DGB/2010/680 U
tijd te heropenen, verrekening met teruggaven plaatsvinden en worden onbetaalde
aanslagen betrokken in regionale en landelijke handhavingsacties van de
Belastingdienst. Er is naar mijn mening dan ook geen sprake van dat de
rechtsgelijkheid die wordt nagestreefd bij de nakoming van betalingsverplichtingen
door de gekozen aanpak in het gedrang zou komen.
De invorderingsresultaten voor de belangrijkste belastingmiddelen luiden als volgt:
op het middel inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen moet gemiddeld 3%
worden afgeboekt wegens oninbaarheid, voor de omzetbelasting en de
vennootschapsbelasting is het oninbaarheidspercentage 1, voor de
loonbelasting/sociale verzekeringspremies 0,4 terwijl op de terugvorderingen ter
zake van de toeslagen 3% moet worden afgeboekt. Het gericht inzetten van
dwanginvorderingsinstrumenten is er juist op gericht de effectiviteit van het
invorderingsbeleid te optimaliseren; de vermelde percentages zullen daardoor dan
ook niet in negatieve zin worden beïnvloed.
Pagina 3 van 3
---- --
Ministerie van Financiën