Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Nieuwe staatkundige verhoudingen
Brief aan de Tweede Kamer met reactie op het rapport 'Kiezen
voor het Koninkrijk'
19 februari 2010
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
(NAAZ) heeft mij verzocht om een reactie op het rapport `Kiezen voor
het Koninkrijk' van de Commissie Democratisch Deficit (CDD), voor
zover de aanbevelingen mij aangaan en niet de parlementen betreffen.
De CDD heeft het rapport uitgebracht op verzoek van het Parlementair
Overleg Koninkrijksrelaties (POK). Ik ga er vanuit dat het POK en de
parlementen van de landen nog uitgebreid van gedachten zullen wisselen
over alle aanbevelingen van de CDD en hierover een standpunt zullen
bepalen. Om niet vooruit te lopen op deze discussie zal ik mij in deze
reactie beperken tot enkele algemene opmerkingen over de
aanbevelingen, zoals door u verzocht. Een reactie van de
Koninkrijksregering is op dit moment niet opportuun. Hiervoor zullen
eerst de regeringen van de (nieuwe) Caribische landen een standpunt
moeten bepalen over de aanbevelingen. Ik neem aan dat zij dan ook
eerst het standpunt van hun parlement willen vernemen.
In overeenstemming met het verzoek van de commissie NAAZ ga ik in deze
brief, mede namens de minister van Justitie, alleen in op de
aanbevelingen over de zogenoemde Staat van het Koninkrijk, het
inter-institutioneel akkoord over consensusrijkswetgeving, de
zelfstandige algemene maatregelen van rijksbestuur en de toekenning
van het actieve kiesrecht aan alle Nederlanders woonachtig op Aruba,
Curaçao en Sint Maarten van 18 jaar en ouder.
De Staat van het Koninkrijk
Volgens de CDD dient de Rijksministerraad jaarlijks een strategisch
beleidsdocument te publiceren: de Staat van het Koninkrijk. Dit
beleidsdocument dient onderwerp van beraadslaging te zijn tussen de
Tweede Kamer en de Rijksministerraad in aanwezigheid en met deelname
van ten minste twee volksvertegenwoordigers van ieder Caribisch land
in het Koninkrijk en van de Gevolmachtigde Ministers van deze landen.
Er wordt een vergelijking getrokken met de Staat van de Unie.
Ik vind dit in beginsel een interessant idee. Een dergelijk
beleidsdocument en de beraadslaging daarover biedt de mogelijkheid om
gezamenlijk en periodiek te focussen op de gemeenschappelijke
doeleinden van het Koninkrijk. Het kan het gevoel van
gemeenschappelijkheid binnen het Koninkrijk versterken en de
onderlinge band verdiepen.
Nadere studie en overleg zou nodig zijn, onder meer over de vraag
welke onderwerpen zich precies lenen voor een dergelijk
beleidsdocument, of dit document jaarlijks zou moeten worden
opgesteld, en of dit zich dan kan toespitsen op één of meerdere
thema's. Presentatie van het strategisch beleidsdocument als bijlage
bij het wetsvoorstel tot vaststelling van de begroting van
Koninkrijksrelaties (IV), zoals in het rapport wordt voorgesteld, ligt
overigens niet voor de hand nu deze begroting als begroting van het
land Nederland bij de Staten-Generaal wordt ingediend door de
Nederlandse ministerraad.
Consensusrijkswetgeving
De CDD beveelt de landsregeringen en de koninkrijksregering aan
afspraken te maken in een zogenoemd `interinstitutioneel akkoord' tot
uitleg van het Statuut ten einde iedere onduidelijkheid weg te nemen
over bepaalde aspecten met betrekking tot consensus rijkswetgeving.
Dit akkoord zou in het bijzonder afspraken moeten bevatten ten aanzien
van:
1. de toepassing van de artikelen 12 en 18 Statuut,
2. het niet langer vermengen van regels met betrekking tot
Koninkrijksaangelegenheden en regels met betrekking tot
landsaangelegenheden in een en dezelfde rijkswet,
3. het uitgangspunt dat in (ontwerp)consensuswetgeving wordt bepaald
hoe deze kan worden gewijzigd of beëindigd.
In het verleden is er sporadisch gebruik gemaakt van de mogelijkheid
om op grond van artikel 38, tweede lid, van het Statuut, onderlinge
regelingen vast te stellen bij rijkswet of algemene maatregel van
rijksbestuur. Dit soort rijkswetten en algemene maatregelen van
rijksbestuur worden ook wel aangeduid als consensusrijkswetten
respectievelijk consensus-algemene maatregelen van rijksbestuur
aangezien de inhoud van de regeling door de betrokken landen
gezamenlijk wordt bepaald.
In het kader van de staatkundige hervorming zijn afspraken gemaakt
over regeling van bepaalde landsaangelegenheden in een
consensusrijkswet of een consensus-algemene maatregel van
rijksbestuur. Nederland, de Nederlandse Antillen, het eilandgebied
Curaçao en het eilandgebied Sint Maarten hebben in verband hiermee een
verklaring ondertekend over onder meer de betrokkenheid van de
eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten bij de totstandkoming van de
desbetreffende consensusrijkswetten en consensus-algemene maatregelen
van rijksbestuur. Volgens deze verklaring verzekeren de partijen zich
ervan dat gedurende het gehele proces van totstandkoming van een
rijkswet of algemene maatregel van rijksbestuur tot en met de
behandeling in de raad van ministers van het Koninkrijk is voldaan aan
het consensusvereiste met betrekking tot Curaçao en Sint Maarten.
Voordat bezien wordt of er behoefte bestaat aan verdere
verduidelijking van de procedure van consensusrijkswetgeving, is het
van belang dat eerst bekeken wordt hoe de behandeling van de thans
aanhangige voorstellen van consensusrijkswet verloopt. Bij de
aanstaande parlementaire behandeling van deze
consensusrijkswetsvoorstellen in het kader van de staatkundige
hervorming zal blijken of er in de praktijk daadwerkelijk
onduidelijkheden bestaan die verheldering behoeven.
Zelfstandige algemene maatregelen van rijksbestuur
Volgens de CDD zou de Koninkrijksregering de Staten-Generaal moeten
verzekeren dat zij voor het uitvaardigen van zelfstandige algemene
maatregelen van rijksbestuur dezelfde maatstaven hanteert als de
Nederlandse regering doet voor zelfstandige algemene maatregelen van
bestuur.
De aan de Koninkrijksregering gevraagde verzekering kan in deze brief
niet worden geboden aangezien deze brief, zoals gezegd, geen reactie
is van de Koninkrijksregering.
Het Statuut opent de mogelijkheid tot het vaststellen van een
zelfstandige, dus niet op een rijkswet gebaseerde, algemene maatregel
van rijksbestuur. Dat geldt zowel ten aanzien van
Koninkrijksaangelegenheden als voor het vastleggen van onderlinge
regelingen, bedoeld in artikel 38 van het Statuut. Van het instrument
zelfstandige algemene maatregel van bestuur wordt overigens uiterst
spaarzaam gebruik gemaakt.
Kiesrecht
Ten slotte beveelt de CDD aan om naast het passieve kiesrecht ook het
actieve kiesrecht voor de Tweede Kamerverkiezingen toe te kennen aan
(alle) Nederlanders woonachtig op Aruba, Curaçao en Sint Maarten van
18 jaar en ouder.
In reactie hierop wil ik verwijzen naar de notitie die ik op verzoek
van de vaste commissie NAAZ bij brief van 13 december 2007 aan de
Tweede Kamer heb gezonden (Kamerstukken II, 2007/08, 30 945, nr.8). In
deze notitie wordt onder meer gewezen op de mogelijke effecten van
toekenning van het kiesrecht.
DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten