Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum 18 februari 2010
Betreft Reactie op het OESO-rapport Nederland inzake het onderwijs aan
migranten
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) rondt
thans een review af over het thema Migrant Education. In deze review heeft de
OESO analytisch en vergelijkend onderzoek gedaan naar het onderwijs aan
leerlingen met een migrantenachtergrond in een aantal lidstaten. De review is
begonnen in 2008. Op mijn verzoek heeft de OESO ook het onderwijs aan deze
leerlingen in Nederland onderzocht. Het rapport dat de OESO hierover heeft
opgesteld, de country note, bied ik u, mede namens de staatssecretarissen
Dijksma en Van Bijsterveldt, hierbij aan. Tevens geef ik u een reactie op de
inhoud van het rapport. Ik ga daarbij in ieder geval in op de belangrijkste
aanbevelingen.
De opzet van het onderzoek
De OESO-review Migrant Education onderzocht drie aspecten van het onderwijs
aan migranten: de toegankelijkheid, de deelname en de onderwijsprestaties. In
een analytische fase van de review zijn data uit alle OESO-lidstaten
bijeengebracht en geanalyseerd. De uitkomsten zullen in april a.s. worden
gepubliceerd in een internationaal eindrapport van de review. Daarnaast heeft de
OESO een aantal landenreviews (country policy reviews) uitgevoerd. Daarvoor
hadden zich, behalve Nederland, ook Denemarken, Ierland, Noorwegen,
Oostenrijk en Zweden opgegeven. Tevens is, op mijn verzoek, bij de rapportage
over Nederland expliciet ook de vergelijking gemaakt met het onderwijs aan
migranten in Duitsland en Vlaanderen.
a
na 1 van 4
Pagi
Het proces van de landen-review Nederland is gestart in de zomer van 2008 en is Datum
nu afgerond met het verschijnen van de country note. Aan de basis van het 16 februari 2010
proces liggen de terms of reference van de landen-review Nederland (annex A in Onze referentie
de country note) en een country background report dat in mijn opdracht door het Kennis/189076
Sociaal Cultureel Planbureau is opgesteld1.
Deze documenten, plus de antwoorden op een door de OESO voorgelegde
questionnaire, vormden de basis van het OESO-onderzoek naar het onderwijs in
Nederland aan leerlingen met een migrantenachtergrond. Het onderzoek
concentreert zich op vier groepen migranten in Nederland: Turken, Marokkanen,
Surinamers en Antillianen; daarbij gaat het om hun positie in voor- en
vroegschools onderwijs, primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar
beroepsonderwijs. Ook besteedt het onderzoek aandacht aan de overgang naar
hoger onderwijs.
De OESO heeft zich niet alleen op aangeleverde documenten en data gebaseerd.
In februari 2009 kwamen OESO-experts naar Nederland voor een fact finding
mission. In mei 2009 werd deze gevolgd door een policy visit. Tijdens deze beide
bezoeken spraken de experts met talrijke deskundigen, allen op een of andere
wijze betrokken bij het onderwijs aan leerlingen met een migrantenachtergrond.
Een aantal van deze gesprekken werd gevoerd in het kader van schoolbezoeken.
De country note is mede op de gesprekken gebaseerd. De deelnemers aan de
gesprekken worden genoemd in annex B van de country note.
Reactie op het OESO-rapport
In deze brief geef ik u een eerste reactie op de country note.
In de eerste plaats stel ik vast dat de analyse die de OESO in de country note
heeft neergelegd zichtbaar maakt dat het lopend beleid in Nederland zich richt op
prioriteiten die ook de OESO uiterst relevant vindt. Het achterstandenbeleid is een
belangrijk voorbeeld daarvan en beslist niet het enige. In Nederland wordt, in
tegenstelling tot een aantal andere landen, beleidsmatig geen onderscheid
gemaakt tussen leerlingen met een migrantenachtergrond en autochtone
leerlingen. Ons achterstandenbeleid houdt rekening met een aantal sociaal-
economische achterstandsfactoren die belemmerend kunnen werken op de
onderwijskansen van alle kinderen. Van dit achterstandenbeleid, dat
onderwijsbreed de kansen van leerlingen wil vergroten, hebben juist ook
leerlingen met een migrantenachtergrond volop profijt.
Leerlingen met een migrantenachtergrond komen vaak met grote achterstanden
binnen op de basisschool. Ook bij de instroom in het voortgezet onderwijs zijn de
(taal)achterstanden vaak nog aanzienlijk. Desondanks slagen de scholen er in
toenemende mate in om de achterstanden weg te werken.
1 Het country background report is door het Sociaal Cultureel Planbureau op 23 juni 2009
gepubliceerd onder de titel Making up the Gap.
Pagina 2 van 4
De country note geeft een evenwichtig beeld van de positie van leerlingen met Datum
een migrantenachtergrond in ons onderwijs. Deze positie is ambivalent. Het 16 februari 2010
rapport maakt duidelijk dat nieuwe Nederlanders met een laag onderwijsniveau Onze referentie
het op de arbeidsmarkt niet alleen zwaarder hebben dan autochtone Nederlanders Kennis/189076
met een vergelijkbaar onderwijsniveau, maar dat dit verschil in Nederland ook
aanzienlijk groter is dan het OESO-gemiddelde. Anderzijds rapporteert de country
note dat de resultaten die leerlingen met een migrantenachtergrond in het primair
onderwijs behalen in de laatste jaren zijn verbeterd en dat in het hoger onderwijs
ook naar verhouding veel studenten met een migrantenachtergrond instromen.
De OESO stelt vast dat deze instroom in het hoger onderwijs dikwijls verloopt via
een langer traject, via vmbo en mbo in plaats van meer rechtstreeks via havo en
vwo. Ik voeg daaraan toe dat voor veel leerlingen dergelijke stapel- en
doorstroommogelijkheden een adequate optie blijken te zijn.
Met de OESO blijven de staatssecretarissen Dijksma en Van Bijsterveldt en ik
overtuigd van het belang van het tegengaan van voortijdige schooluitval.
Leerlingen met een migrantenachtergrond vallen relatief vaak voortijdig uit. Het
beleid gericht op het tegengaan van voortijdig schoolverlaten onder meer door
de nog steeds groeiende inzet van zorg- en adviesteams - werpt ook op dit punt
vruchten af. In het schooljaar 2008-2009 is het aantal leerlingen dat voortijdig
van school ging fors gedaald en de daling onder leerlingen met een
migrantenachtergrond was groter dan onder autochtone leerlingen. Er blijft echter
nog veel te doen. In dat verband wijst de OESO terecht op de mogelijkheden van
publiek-private samenwerking c.q. samenwerking tussen de school en partners
als gemeenten, bedrijven en betrokkenen uit de schoolomgeving. In het
beroepsonderwijs biedt de groeiende inzet op loopbaanoriëntatie een voorbeeld
van een aanpak die bij de OESO-analyse aansluit.
Het rapport merkt terecht op dat in Nederland segregatie in het onderwijs actief
tegen wordt gegaan en dat steeds meer kennis wordt ontwikkeld over hoe
nadelen van segregatie te beperken en kansen te benutten. Daarnaast wordt door
de beide staatssecretarissen sterk ingezet op de kwaliteit van scholen als dé
basis, door onder meer het tegengaan van zeer zwakke scholen en het versterken
van de kwaliteit van docenten. Zoals aangekondigd in het AO over segregatie van
3 februari jl. zal staatssecretaris Dijksma nog voor deze zomer aan Uw Kamer een
brief sturen over de aanpak van onderwijssegregatie in het basisonderwijs. Daarin
zal dan nader worden ingegaan op de opgedane ervaringen in een aantal
pilotgemeenten en op de conclusies die daaruit kunnen worden getrokken.
De country note wijst er op dat onder de scholen voor primair onderwijs in de vier
grote steden relatief veel (zeer) zwakke scholen zijn. De OESO maakt zich zorgen
over het feit dat zwak onderwijs in grote steden dikwijls juist leerlingen met een
migrantenachtergrond treft. Ik onderschrijf de visie van de OESO dat een stevig
toezicht op de onderwijskwaliteit juist ook deze leerlingen ten goede zal komen.
Zowel in het primair als in het voorgezet onderwijs is het terugdringen van
scholen met de kwalificatie zwak of zeer zwak een prioriteit van de Inspectie van
het Onderwijs. In toenemende mate leiden doeltreffend toezicht en duidelijke
afspraken met scholen tot verbetering van de onderwijskwaliteit.
Pagina 3 van 4
De OESO is goed te spreken over de kennisbasis die Nederland heeft ontwikkeld Datum
om de positie van leerlingen met een migrantenachtergrond in het onderwijs en 16 februari 2010
de ontwikkelingen daarin te monitoren. Op schoolniveau signaleert de country Onze referentie
note ruimte voor verbetering, met name waar het gaat om het toerusten van Kennis/189076
leraren en schoolleiders om evaluatie-instrumenten effectief in te zetten bij het
begeleiden van leerlingen. Terecht wijst de OESO op de betekenis van
lerarenopleidingen en van SLOA-instellingen bij deze toerusting.
Het belang dat het Kabinet hecht aan voor- en vroegschoolse educatie (VVE) als
instrument om juist ook jonge kinderen met een migrantenachtergrond en hun
ouders goed voor te bereiden op de schoolloopbaan wordt door de OESO
nadrukkelijk onderschreven. Ik kan mij dan ook vinden in de aanbeveling om de
kwaliteit en het bereik van VVE en daarmee de effectiviteit ervan te
versterken. Deze sluit aan bij de ambities van het huidig kabinetsbeleid.
De country note geeft aandacht aan alle geledingen van beleid en praktijk op het
gebied van onderwijs aan leerlingen met een migrantenachtergrond. Het is
daarbij goed dat in het OESO-rapport de onderwijspraktijk steeds uitdrukkelijk
wordt gekoppeld aan de rol leraren en schoolleiders en van ouders. De beide
staatssecretarissen en ik zullen de betrokkenheid van ouders bij de school en bij
de ontwikkeling van hun kind blijven bevorderen. Wij delen de visie van de OESO
op het belang van de kwaliteit en professionaliteit van leraren juist ook voor het
onderwijs aan leerlingen met een migrantenachtergrond. Het is in dit verband
cruciaal dat scholen in achterstandsgebieden net zo goed als elders
kwaliteitsleraren werven.
Dit rapport wordt, zoals gebruikelijk bij OESO-rapporten, besproken in een
conferentie. Tijdens deze conferentie, waarvoor in ieder geval alle deskundigen
worden uitgenodigd met wie de OESO-experts tijdens hun bezoeken aan
Nederland hebben gesproken, zal de country note centraal staan. De conferentie
wordt in de vroege zomer van 2010 georganiseerd.
Tenslotte
De review Migrant Education van de OECD biedt een genuanceerd en soms
ambivalent beeld. Enerzijds blijkt uit de country note dat de onderwijsresultaten
van leerlingen met een migrantenachtergrond in Nederland verbeteren.
Anderzijds blijven er zeker zorgpunten over: de positie op de arbeidsmarkt, de
relatief hoge school- en studie-uitval, de nog achterblijvende opbrengst van voor-
en vroegschoolse educatie. De analyse in de country note biedt een basis om deze
en eventueel andere zaken voortvarend te blijven aanpakken. De analyse is
tevens onmisbaar als wij de effectiviteit van ons onderwijs, zowel individueel als
maatschappelijk en economisch, willen blijven bevorderen.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 4 van 4