ChristenUnie


'Vooruitlopen op het kabinet, daar doet mijn fractie niet aan mee'

'Vooruitlopen op het kabinet, daar doet mijn fractie niet aan mee'

vrijdag 19 februari 2010 12:00 Het kabinet moet z'n verantwoordelijkheid nemen, en zo snel als mogelijk en verantwoord is een besluit nemen over het vervolg op de ISAF-missie in Uruzgan. Daarbij moet de regering heel nadrukkelijk rekening houden met de wens van een meerderheid van de Tweede Kamer, waaronder de ChristenUnie-fractie, namelijk dat eind dit jaar alle Nederlandse militairen weg zijn uit Uruzgan.

Dat zei fractievoorzitter Arie Slob gisteren in een spoeddebat in de Tweede Kamer, naar aanleiding van uitspraken van vice-premier Bos eerder deze week. Bos verklaarde in de media dat de PvdA vandaag een besluit van de ministerraad eist, dat er geen vervolgmissie in Uruzgan komt. Slob: ,,Wij ontzeggengeen enkele minister het recht op een mening, maar het kabinet behoort met één mond te spreken.''

Slob wees op de afspraken tussen Kamer en regering over een zorgvuldige wijze van besluitvorming. Die afspraken houden ook in dat de Kamer zijn oordeel over een verzoek van de NAVO (waarvan het kabinet via een notificatiebrief kennis geeft) opschort tot het moment dat het kabinet daarover een besluit heeft genomen. Om die reden stelt de ChristenUniefractie zich tot op heden zeer terughoudend op. Slob: ,,Alleen op die manier kunnen we recht doen aan het aloude adagium: de regering regeert en de Kamer controleert.'' De ChristenUnie hecht daaraan, ,,niet vanwege een soort procedurele overgevoeligheid, maar vanwege het feit dat het een inhoudelijk zwaar onderwerp betreft waarbij in geval van de missie in Uruzgan een kleine 2000 militairen zijn betrokken, die daar in uiterst moeilijke omstandigheden en niet zonder gevaar voor hun leven hun werkzaamheden verrichten.''

Slob vroeg de regering wel opnieuw om nadrukkelijk rekening te houden met eerder gedane toezeggingen, én met de wens van een meerderheid van de Tweede Kamer (waaronder de ChristenUniefractie). ,,Die wens houdt in dat vóór 1 december 2010 alle Nederlandse militairen uit Uruzgan moeten worden teruggetrokken en dat Nederland geen nieuwe missie in Uruzgan op zich neemt.''

De integrale spreektekst van Arie Slob in eerste termijn:

Voorzitter. Deze week hebben wij een debat gevoerd over het rapport van de commissie-Davids. Als dit rapport ons iets duidelijk heeft gemaakt, is dat het feit dat de communicatie tussen de Kamer en de regering uiterst nauw luistert op de momenten dat er nagedacht wordt over het uitzenden van militairen, of over het geven van politieke steun aan de uitzending van militairen door andere landen. Niet voor niets is de afgelopen jaren de wijze van communicatie daarover tussen de Kamer en de regering voor eerstgenoemde een groot onderwerp geweest. Er is al verwezen naar de motie-Van Aartsen/Bos, maar we zouden ook kunnen verwijzen naar de uitermate precieze procedureafspraken, zoals de artikel 100-brief en het toetsingskader.

Een van de afspraken is dat, als er een verzoek van de NAVO komt voor het verlenen van militaire steun waar ook ter wereld, de regering de Kamer daarvan op de hoogte brengt door middel van een zogenaamde notificatiebrief. De Kamer neemt daarvan dan kennis en wacht vervolgens op de uitkomst van de besluitvorming van het kabinet. De ChristenUnie-fractie hecht zeer aan de naleving van deze afspraken. Zij hecht daaraan niet vanwege een soort procedurele overgevoeligheid, maar vanwege het feit dat het een inhoudelijk zwaar onderwerp betreft waarbij in geval van de missie in Uruzgan een kleine 2000 militairen zijn betrokken, die daar in uiterst moeilijke omstandigheden en niet zonder gevaar voor hun leven hun werkzaamheden verrichten.

Doordat bewindspersonen de afgelopen dagen in de media uitspraken hebben gedaan over het recente NAVO-verzoek, is er inbreuk gemaakt op de zojuist door mij genoemde afspraken tussen de Kamer en de regering. Mijn fractie betreurt dat zeer. Zij ontzegt geen enkele minister het recht op een mening, maar het kabinet behoort met één mond te spreken. Mijn fractie zit als het dit soort onderwerpen betreft niet te wachten op de partijpolitieke opvattingen van individuele bewindspersonen. Ik wil dan ook graag van het kabinet opheldering over deze situatie.

Mijn fractie verzoekt de regering over de militaire missie in Afghanistan om zich te houden aan de eerder gemaakte afspraken met en de uitspraken van de Kamer. Wat het laatste betreft, zijn er in het debat van 30 september 2009 twee uitspraken gedaan. De eerste uitspraak is vastgelegd in de motie-Van der Staaij, waarvoor de heer Van der Vlies al aandacht vroeg. De tweede afspraak is vastgelegd in de breed ondersteunde motie-Voordewind/Van Dam. Daarin staat dat het kabinet conform de artikel 100-procedure een eigen verantwoordelijkheid draagt voor het nemen van besluiten die tot doel hebben, over te gaan tot het uitzenden van militairen. Dat past in de verhouding tussen de regering en de Kamer. In die motie wordt de regering verzocht om bij het nemen van een besluit nadrukkelijk rekening te houden met de wens van onder andere mijn fractie. Die wens houdt in dat vóór 1 december 2010 alle Nederlandse militairen uit Uruzgan moeten worden teruggetrokken en dat Nederland geen nieuwe missie in Uruzgan op zich neemt.

Dit is de feitelijke huidige situatie. Het is een weergave van de uitspraken van de regering tegenover de Kamer, de afspraken tussen beide en de uitspraken van de Tweede Kamer. Ik roep het kabinet nu op om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dat betekent dat het een besluit neemt. Wij verwachten dat het kabinet zo snel mogelijk daarna de Kamer over de uitkomst informeert. Alleen op die manier kunnen we recht doen aan het aloude adagium: de regering regeert en de Kamer controleert.

De tekst van Arie Slob in tweede termijn:

Voorzitter. Laat ik van mijn hart geen moordkuil maken. Dit soort debatten zijn gezien de aanleiding onvermijdelijk, maar zij doen de politiek geen goed. Dat zeg ik niet omdat het kabinet mede door de fractie van de ChristenUnie wordt gedragen, want dat vond ik ook al in vorige kabinetsperiodes toen mijn fractie nog in de oppositie zat en ook met enige regelmaat dit soort debatten werden gehouden. Ik moest daar nog even aan denken tijdens de stoelendans van de minister-president en viceminister-president Bos in de eerste termijn. Ik moest ook denken aan een debat dat in oktober 2005 plaatsvond, een gelijksoortig debat waarbij ook toen een gelijksoortige stoelendans met andere mensen plaatsvond. Er zijn mensen in deze zaal die daaraan nog herinneringen hebben.

In eerste termijn heb ik namens mijn fractie het kabinet gevraagd zijn verantwoordelijkheid te nemen. Ik wil dat nu graag herhalen. Naar het oordeel van mijn fractie moet het kabinet komen tot een besluit op de plaats waar dat hoort. Bij kabinetsberaadslagingen en het nemen van besluiten is dat de Trêveszaal. Daarbij hoort dat ook nadrukkelijk wordt rekening gehouden met eerdere uitspraken van de Kamer. Ik heb daar in eerste termijn op gewezen. Ik dank zowel de minister-president als de minister van Buitenlandse Zaken die in hun termijn hebben laten merken dat deze uitspraak nog op hun netvlies staat.

Dat brengt mij tot de motie die mevrouw Kant heeft ingediend. Mijn fractie steunt deze motie niet. Als er kritiek is op het kabinet omdat het zich niet houdt aan de afspraken die zijn gemaakt tussen de regering en het kabinet, of omdat individuele kabinetsleden daarvan zijn afgeweken, dan past het de Kamer gelet op die motie niet om precies hetzelfde te doen. Mevrouw Kant, uw motie is namelijk in tegenspraak met de afspraken die zijn gemaakt conform artikel 100. De Kamer heeft met de regering afgesproken dat, als er een brief of een verzoek van de NAVO komt, de Kamer daarvan in kennis wordt gesteld via een notificatiebrief. Dan wacht de Kamer tot uiteindelijk een besluit in de ministerraad is genomen. Dan dient de Kamer geen moties in die op dat besluit vooruitlopen en in dit geval raken aan het verzoek van de NAVO dat is ingediend. Daaraan doet mijn fractie in ieder geval niet mee.