Uitspraak Hoge Raad in zaken Chipshol en Luchthaven Schiphol
Den Haag, 19 februari 2010 - Chipshol heeft als economisch eigenaar
van het Groenenbergterrein - een terrein in de nabijheid van de
Luchthaven Schiphol - eind 2002/begin 2003 bouwvergunningen
aangevraagd voor de bouw van bedrijfspanden en kantoorgebouwen. De
Luchthaven verwachtte (veiligheids)problemen indien zou worden gebouwd
overeenkomstig de ingediende bouwplannen. Zij heeft de
staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat verzocht de
bouwmogelijkheden op het Groenenbergterrein te beperken. De
staatssecretaris heeft aan dit verzoek gehoor gegeven en een
bouwverbod opgelegd, dat in een later stadium weer is opgeheven.
Chipshol stelt dat zij als gevolg van dat bouwverbod schade lijdt nu
zij haar bouwplannen niet langer kan realiseren. Chipshol vordert in
deze procedure van de Luchthaven een schadeloosstelling van ⬠97,2
miljoen. Op 30 januari 2008 (LJN BC2989) heeft de rechtbank Haarlem de
Luchthaven veroordeeld tot betaling aan Chipshol van een bedrag van â¬
16 miljoen. Van deze veroordeling, die op de Luchtvaartwet 1958 is
gebaseerd, staat uitsluitend cassatieberoep open.
De procedure bij de Hoge Raad
Zowel Chipshol als de Luchthaven hebben beroep in cassatie ingesteld
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem. De advocaat in cassatie
van Chipshol is mr. R.S. Meijer en de advocaat in cassatie van
Luchthaven Schiphol is mr. R.A.A. Duk, beiden advocaat in Den Haag; de
behandelende advocaten voor Luchthaven Schiphol zijn mr. M. Ynzonides
en mr. R.L.M. van Opstal, beiden in Amsterdam.
Op 20 november 2009 heeft advocaat-generaal mr. E.M. Wesseling-van
Gent een conclusie genomen in de twee samenhangende cassatieberoepen.
Zij heeft de Hoge Raad geadviseerd het vonnis van de rechtbank op een
aantal punten te vernietigen, in het bijzonder wat betreft de door de
rechtbank vastgestelde omvang van de schadeloosstelling.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft beslist dat Chipshol als economisch eigenaar recht
heeft op vergoeding door de Luchthaven van de schade, in het bijzonder
de waardevermindering van de gronden, die het gevolg is van het
opgelegde bouwverbod met betrekking tot het Groenenbergterrein. De
Luchthaven heeft recht op vergoeding door Chipshol van de eventuele
waardevermeerdering van de gronden die het gevolg is van de (inmiddels
een feit zijnde) opheffing van het bouwverbod.
De beslissing van de rechtbank dat de Luchthaven ⬠16 miljoen aan
Chipshol moet betalen als schadeloosstelling kan niet in stand
blijven, omdat verschillende klachten van Chipshol en van de
Luchthaven over de omvang van de schade gegrond zijn. Op deze punten
wordt het vonnis vernietigd en moet de zaak opnieuw worden behandeld
door het hof Amsterdam.
Dat hof zal moeten onderzoeken of kosten die Chipshol stelt te hebben
gemaakt voor deskundige bijstand ter begroting van de schade en een
post belastingschade die Chipshol stelt te hebben geleden, alsnog voor
vergoeding door de Luchthaven in aanmerking komen.
Dat hof zal ook moeten beoordelen of de vergoedingsplicht van de
Luchthaven moet worden verminderd wegens eigen schuld van Chipshol in
verband met het niet indienen van een nieuwe bouwaanvraag na de
intrekking van het bouwverbod. Ook zal het hof moeten bekijken of de
schade die Chipshol vordert reeds (gedeeltelijk) is vergoed als gevolg
van schikkingen die Chipshol met de provincie Noord-Holland en de
gemeente Haarlemmermeer heeft getroffen. En ten slotte zal moeten
worden onderzocht wat de eventuele waardevermeerdering als gevolg van
de opheffing van het bouwverbod betekent voor de door de Luchthaven te
betalen schadevergoeding.
De overige klachten van de Luchthaven en van Chipshol gaan niet op.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 19
februari 2010.
Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is
laatstgenoemde beslissend.
LJ Nummer
BK4476
Zie het origineel
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 19 februari 2010 Naar boven
Gerechtelijke organisatie