Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Brief over motie van Kamerlid Heijnen
Brief aan de Tweede Kamer over de motie van het lid Heijnen,
over leeftijdsbewustpersoneelsbeleid bij overheidssectoren
Hierbij bied ik u het rapport Ontzien en ontwikkelen in de Publieke
Sector aan, dat ingaat op het ontziebeleid bij overheidssectoren. Dit
recente onderzoek sluit thematisch goed aan bij de motie van uw Lid
Heijnen over leeftijdbewust personeelsbeleid, die uw Kamer op 17
december 2009 heeft aangenomen. Centraal in het onderzoek staat de
vraag in hoeverre de sociale partners het ontziebeleid zoals in cao's
en arbeidsvoorwaardelijke regelingen is vastgelegd, omzetten naar
een activerend leeftijdbewust personeelsbeleid.
De stichting Verbond Sectorwerkgevers Overheid (hierna: het VSO) - de
koepel van de overheid- en onderwijssectoren - heeft opdracht gegeven
tot dit onderzoek, omdat het VSO het oude ontziebeleid, zoals in cao's
en arbeidsvoorwaardelijke regelingen in sectoren is vastgelegd, ter
discussie heeft gesteld. Als er CAO-onderhandelingen zijn in een
overheidssector, dan wordt dit onderwerp door overheidswerkgevers
geagendeerd.
Naar aanleiding van de motie heb ik het bestuur van het VSO verzocht
om het rapport beschikbaar te stellen voor uw Kamer. Het bestuur heeft
hier positief op gereageerd.
Dit onderzoek geeft een inventarisatie van het ontziebeleid, zoals dat
in cao's of in arbeidsvoorwaardelijke regelingen van overheidssectoren
is verwoord. Met ontziebeleid wordt bedoeld het stelsel van
(generieke) ontziemaatregelen om ouderen langer te laten participeren
door hen te ontzien. Er is speciaal gekeken naar de succes- en
faalfactoren bij de onderhandelingen om van ontziebeleid naar een
activerend personeelsbeleid bij een bepaalde overheidssector te komen.
De onderzoekers concluderen dat de sociale partners in alle overheids-
en onderwijssectoren bezig zijn met het ontwikkelen van een activerend
personeelsbeleid en met ontwikkelmaatregelen die de duurzame
inzetbaarheid van de ouderen bevorderen. Sommige sectoren hebben
hierover al concrete cao-afspraken gemaakt. Andere sectoren hebben in
hun cao-akkoord aangegeven eerst een verkennende studie te willen
starten naar de mogelijkheden van een dergelijk beleid door het
omzetten of afschaffen van ontziemaatregelen. Daar waar cao-afspraken
gemaakt zijn, maken individuele organisaties binnen de betreffende
sector een vertaalslag van de centraal gemaakte afspraken uit het cao
naar het personeelsbeleid binnen hun eigen organisaties.
Een belangrijk aspect van veel maatregelen die worden genomen is dat
er sprake is van maatwerk en individuele keuzemogelijkheden. Juist
door het toepassen van een maatwerkconcept bij ontwikkelmaatregelen is
het mogelijk om rekening te houden met de diversiteit van de
werknemers binnen de organisatie, zo bleek uit de casestudies.
Kortom, er is bij de sociale partners duidelijk sprake van een
kanteling in het denken over het ontziebeleid. Uit dat onderzoek
blijkt dat zij in de sectoren op constructieve wijze werken aan de
omzetting naar een activerend personeelsbeleid voor ouderen; het
generieke ontziebeleid wordt specifiek activerend beleid, dus meer
maatwerk. Deze constatering sluit goed aan bij de visie van het
kabinet.
Het bestuur van het VSO is van mening dat de huidige ontwikkelingen op
het gebied van leeftijdbewust personeelsbeleid aansluiten bij het goed
(overheids)werkgeverschap dat het bestuur voorstaat.
Regelmatig heb ik overleg met het bestuur als ook met de centrales van
overheidspersoneel over arbeidszaken die het overheidspersoneel
aangaan. In die overleggen bespreek ik de visie van het kabinet op het
overheidspersoneelsbeleid.
Echter, ik kan niet rechtstreeks treden in de onderhandelingen tussen
de sociale partners. In de overheidssectoren (Rijk en Politie)
waarvoor ik zelf werkgever en cao-onderhandelaar ben, kan ik uiteraard
wel direct invloed uitoefenen.
In de nota Arbeidsparticipatie Ouderen die uw Kamer 7 december 2009
heeft mogen ontvangen, heeft het kabinet aangekondigd dat ik zonodig
met aanvullende maatregelen kom om de participatie van ouderen bij
overheidssectoren te faciliteren. Dat zouden ook maatregelen kunnen
zijn om de inzetbaarheid en arbeidsmobiliteit van ouderen (die thans
beperkt is) te vergroten. Het is niet uitgesloten dat het advies van
de SER over arbeidsmobiliteit tussen publieke en private sector dat
voor de zomer wordt verwacht, daarvoor ook aanknopingspunten biedt.
Daarom zal ik u hierover informeren na het uitkomen van advies en na
overleg met de sociale partners.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Mevrouw dr. G. ter Horst
Afhankelijk van de sector is er sprake van een CAO en of van een
arbeidsvoorwaardelijke regeling, hierna wordt uitsluitend de term cao
gehanteerd voor beide vormen.
Bestanden
* Rapport 'Ontzien en ontwikkelen in de publieke sector'| Pdf-icoon
Pdf-bestand