Hoogste rechter bevestigt OPTA's vaststelling kosten toezicht aan marktpartijen


* Officiële publicatiedatum 18-02-2010

* Soort Gerechtelijke uitspraken

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op 10 februari 2010 uitspraak gedaan over de wijze waarop OPTA jaarlijks aan marktpartijen de kosten in rekening brengt voor het toezicht door OPTA. Sinds 2006 geldt er een wettelijke regeling waarbij het grootste deel van de kosten voor OPTA wordt omgeslagen over alle aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten en - netwerken. Naar rato van de omzet brengt OPTA die kosten voor het jaarlijks toezicht bij marktpartijen in rekening. Voor partijen met een omzet van meer dan 20 miljoen Euro wordt deze jaarlijkse vergoeding vastgesteld aan de hand van een promillage van hun omzet, voor partijen met een jaarlijkse omzet tussen de twee en twintig miljoen euro geldt een vast bedrag en de jaarlijkse kosten voor partijen met een omzet van minder dan twee miljoen wordt op nihil gesteld. Bepalend is daarbij de omzet die twee jaar eerder is behaald. Het promillage en het forfaitaire bedrag stelt de Staatssecretaris van EZ jaarlijks in een regeling vast.

Bezwaar marktpartijen op toerekening toezichtskosten ongegrond Bij de introductie van deze vaststelling van jaarlijkse toezichtskosten op basis van omzet in 2006 heeft een aantal partijen bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop OPTA die jaarlijkse kosten voor het toezicht vaststelde. Volgens partijen was deze regeling in strijd met Europese regels voor de communicatiesector. Daarnaast had OPTA bij de vaststelling van de toezichtskosten rekening moeten houden met kosten die partijen maken wanneer zij (delen van) hun dienstverlening bij een andere aanbieder inkopen: door dat niet te doen was volgens partijen sprake van een dubbeltelling.

Beroep bij rechtbank Rotterdam
Nadat OPTA de bezwaren van verschillende marktpartijen ongegrond had verklaard, zijn enkele partijen in beroep gegaan. De rechtbank Rotterdam bepaalde op 25 februari 2008 in dat beroep dat het stelsel om op basis van omzet de toezichtskosten vast te stellen, niet in strijd is met hogere (Europese) regelgeving. Ook was de rechtbank het eens met OPTA's toepassing en de uitvoering van die regels voor het in rekening brengen van toezichtskosten. Dat oordeel van de rechtbank heeft de hoogste rechter voor OPTA zaken, het CBb, nu in haar uitspraak bevestigd.

Hoger beroep bij het CBb
Het CBb constateert dat het uitgangspunt om alle toezichtskosten door te berekenen aan alle deelnemers in de markt die onder toezicht staan, op goede gronden is genomen. Het CBb vindt verder dat het uitgangspunt van de regelgever om omzet als maatstaf voor de verdeling van de kosten over marktpartijen te hanteren, redelijk is. Ook OPTA's toepassing van deze regelgeving is volgens het CBb juist geweest. Ten slotte hadden partijen aangevoerd dat bepaalde kosten die OPTA maakt, zoals deelname aan internationale overlegorganen van toezichthouders uit andere EU-landen niet samenhangen met de OPTA's toezichtstaken. Het CBb is het daar niet mee eens.

Met deze uitspraak bevestigt de hoogste rechter OPTA's praktijk van het jaarlijks in rekening brengen van toezichtskosten aan marktpartijen.