Persbericht
Rijksuniversiteit Groningen / nummer 29 / 9 februari 2010
Technologie en cultuur bepalen onze kijk op de hersenen
Hoe ziet het brein eruit? Wat weten we eigenlijk over onze hersenen? Al eeuwenlang houden we onszelf steeds opnieuw voor dat we nú een objectief beeld van onze hersenen hebben. Maar objectiviteit is afhankelijk van onder meer technologische ontwikkelingen, menselijke ingrepen en sociale en culturele factoren. Dat blijkt uit onderzoek waarop Sarah de Rijcke 18 februari promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor haar onderzoek bracht De Rijcke in kaart hoe de mens de afgelopen vier eeuwen de hersenen heeft verbeeld. Hiertoe bestudeerde ze tal van documenten uit heel Europa en de VS: afbeeldingen, handboeken, atlassen, artikelen, labverslagen, dagboekfragmenten, briefwisselingen tussen onderzoekers, handboeken over afbeeldingstechnieken, labopstellingen, werking van microscopen, scantechnologie, druktechnieken enzovoort.
Menselijke inbreng
Tegenwoordig vinden we kennis objectief als deze met de beste apparatuur, ondersteund door statistiek, en zonder al te veel menselijke inbreng tot stand is gekomen, zo stelt De Rijcke vast. De hedendaagse hersenscans lijken daarmee het toppunt van objectieve registratie van zowel neuroanatomie als hersenfunctie. Dat terwijl hedendaagse scans geen statische foto's zijn, maar eerder interactief gereedschap: onderzoekers gebruiken computersoftware om informatie uit scans op steeds nieuwe manieren te bekijken.
Tekenen beter dan fotograferen
Het idee dat wetenschappers hun onderzoeksmateriaal niet persoonlijk mogen "kleuren" en zich terughoudend moesten opstellen, ontstond in de negentiende eeuw. De Spaanse Nobelprijswinnaar Santiago Ramón y Cajal (1852-1934) is illustratief voor deze overgangsperiode. Cajal bleef zenuwcellen zijn hele carrière met de hand natekenen, terwijl de fotografie al was uitgevonden, en hijzelf een succesvol amateurfotograaf was. Cajal meende dat neuronen niet in fotografische beelden weergegeven konden worden: een compleet beeld bestond alleen in het hoofd van de onderzoeker, zo vond hij. Door te tekenen, kon de onderzoeker abstraheren en betekenisvolle details isoleren.
Doorgeefluik van God
Behalve op de onderzoeks- en registratiemethoden van Cajal, richt De Rijcke zich onder meer op het werk van enkele leden van de zeventiende-eeuwse Britse Royal Society. Zestiende-eeuwse geleerden hadden zichzelf nog gezien als doorgeefluik van God, en wilden in hun werk de schoonheid van Gods schepping aantonen. In de zeventiende eeuw kreeg natuurgetrouwheid een andere betekenis; de leden van de Royal Society wilden oneffenheden in de hersenen niet langer "wegpoetsen". In hun onderzoek werden onder meer het belang van het experiment en de aanwezigheid van getuigen bij experimentele demonstraties benadrukt.
Over vijftig jaar
De gebruikte hulpmiddelen en technieken, van de microscoop tot kleuringstechnieken, de fotografie en hedendaagse PET en CT-scanners, hebben onze kijk op de hersenen in de loop der eeuwen sterk bepaald. En dat proces zal door blijven gaan. De Rijcke: "Misschien doen we over vijftig jaar een beetje lacherig over de enorme scanners die we nu nog gebruiken. Dan maakt het scannen wellicht niet meer zoveel herrie als nu; misschien hoef je überhaupt niet meer in een scanner te gaan liggen. En tegen die tijd hebben we hoogstwaarschijnlijk ook weer een andere opvatting van objectiviteit."
Curriculum vitae
Sarah de Rijcke (Hoorn, 1976) studeerde psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en deed haar promotieonderzoek binnen de onderzoeksschool Wetenschap, Technologie en Moderne Cultuur. Ze promoveert in de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen bij prof.dr. D. Draaisma. De titel van haar proefschrift luidt "Regarding the Brain. Practices of Objectivity in Cerebral Imaging. 17th Century-Present." Inmiddels werkt De Rijcke als onderzoeker bij KNAW-insituut de Virtual Knowledge Studio te Amsterdam. Hier doet zij onderzoek naar het ontstaan van kennis via digitale afbeeldingen op het web.
Rijksuniversiteit Groningen