PvdA in Eerste Kamer blijft gekant tegen beroepsverbod na uitingsdelict
17 februari 2010
In de Eerste Kamer blijft regeringspartij PvdA gekant tegen wettelijke
bepalingen die een beroepsverbod mogelijk maken van geestelijke
leiders, onderwijzers en anderen die zich schuldig hebben gemaakt aan
een uitingsdelict, als bijvoorbeeld haat zaaien. De bepalingen maken
deel uit van een wet die al eerder door de Eerste Kamer is aangenomen.
De omstreden bepalingen zelf zouden pas in werking treden als de
Eerste Kamer haar bezwaren zou laten vervallen.
In een derde termijn van het debat hierover op dinsdag 16 februari
herhaalde PvdA-senator De Vries dat de regering de noodzaak van de
mogelijkheid van een beroepsverbod niet heeft aangetoond. De opmerking
van minister Hirsch Ballin van Justitie dat hij vasthoudt aan de
bepalingen âuit voorzorgâ kwam hem op een reprimande te staan van
SP-fractieleider Kox . Deze meende dat de minister hier gevaarlijk
dicht komt in de buurt van censuur. Het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens noemt beperkingen van de vrijheid van
meningsuiting en de vrijheid van godsdienst alleen aanvaardbaar als
dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de democratische
rechtsorde.
Senator De Vries wees erop dat het haat zaaien-delict al 120 jaar
onveranderd in de Nederlandse wetgeving staat en dat de minister er
niet in is geslaagd met feitelijke gegevens aan te tonen dat het
noodzakelijk is om de op te leggen straffen te verzwaren met een
beroepsverbod. Ook bleef senator De Vries bezwaar aantekenen tegen het
wel mogelijk maken van een bijkomende straf voor mensen met een
beroep, maar niet voor mensen die een ambt bekleden of een bedrijf
hebben. âWillekeurige wetgevingâ, oordeelde senator De Vries.
De minister hield vast aan zijn oordeel dat in de gegeven
omstandigheden en de stand van zaken in het maatschappelijk debat over
haat zaaien het de taak van de Staat is om mede-burgers tegen zulke
uitingsdelicten te beschermen door te dreigen met strafverzwaring. De
minister vindt overigens wel dat de bijkomende straffen niet
lichtvaardig moeten worden toegepast. âTerughoudendheid is op zijn
plaatsâ, aldus Hirsch Ballin.
De PvdA-senator heeft de bezwaren tegen het inwerkingtreden van de
omstreden bepalingen in de wet Strafbaarstelling deelname en meewerken
aan training voor terrorisme ( 31.386 ) vervat in een motie, die mede
is ondertekend door D66 ( EK 31.386, G ). Over deze motie wordt in de
eerstvolgende vergadering van de Eerste Kamer, op dinsdag 2 maart,
gestemd. Ook de Goedkeuring van het Verdrag van de Raad van Europa uit
2005 ter voorkoming van terrorisme wordt dan in stemming gebracht (
31.422 (R1853) ).
------
Eerste Kamer der Staten Generaal