Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
BENW/2009.644
Datum 10 februari 2010
Betreft technocentra
Geachte heer Dekker,
Uw bovenvermelde brief heb ik in goede orde ontvangen. In uw brief verzoekt u
mij, mede namens uw collega wethouders van Utrecht en Enschede om het
voortbestaan van de technocentra ook na 2010 zeker te stellen.
De reden is volgens u in zijn algemeenheid de gewaardeerde positie die de
technocentra de afgelopen jaren hebben opgebouwd in het verbeteren van de
regionale kennisinfrastructuur en het bevorderen van een goede aansluiting
tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Hierover deel ik u het volgende mee.
Ik bestrijd niet dat de technocentra een gewaardeerde positie hebben opgebouwd
in de onderscheiden regio's. Verder ben ik bekend met het resultaat van het door
het bureau B&A gehouden onderzoek onder de regionale stakeholders van de
technocentra. De beëindiging van de rijkssubsidie is dan ook geen waardeoordeel
over het functioneren en/of het belang van de technocentra.
De tijdelijke subsidie ten behoeve van de technocentra is afkomstig uit een
reservering binnen het Fonds Economische Structuurversterking (FES). FES-
middelen zijn bedoeld als aanjaagsubsidie, zijn nooit structureel en per definitie
eindig. Met andere woorden: het project technocentra betreft een tijdelijke
investeringsimpuls tot en met 31 december 2010. Gelet op de gebondenheid aan
deze tijdelijke investeringsimpuls is het aan de technocentra en hun regionale
stakeholders om hun strategie te bepalen voor de periode ná 2010. Indien wordt
gekozen voor continuering, zal het desbetreffende technocentrum voor zijn
zelfstandige positie geheel gefinancierd moeten worden door regionale partijen.
Het is in dat geval dus aan de regionale stakeholders van de technocentra om te
bepalen of zij nog gebruik willen maken van de diensten van een technocentrum
en het desbetreffende technocentrum hiervoor (ook financieel) in de lucht willen
houden.
Echter ook de keuze om het technocentrum na 2010 niet voort te zetten omdat
de regionale stakeholders dit niet (meer) nodig vinden, behoort tot de
mogelijkheden.
Het is van meet af aan de bedoeling geweest - en dit is ook altijd
gecommuniceerd met de technocentra - dat aan het einde van de subsidieperiode,
het resultaat dat de technocentra hebben behaald geheel verankerd zou zijn in
a
gina 1 van 2
Pa
regionale samenwerkingsverbanden. Het Landelijk Platform Technocentra heeft in Datum
dit verband enige tijd geleden onderzoek laten verrichten om antwoord te krijgen
op de vraag hoe deze zogenaamde verduurzamingsoperatie adequaat uitgevoerd Onze referentie
zou moeten worden. Ook is in de subsidieronde voor de technocentra voor 2010 BVE/I&I/184931
bij de beoordeling van de plannen nadrukkelijk aandacht besteed aan de mate
waarin het een technocentrum tot nog toe is gelukt de verduurzaming te
realiseren.
Over de rol van de technocentra bij de aanpak van jeugdwerkloosheid ben ik het
met u eens dat de technocentra op basis van hun kennis, kunde en ervaring op
het gebied van regionale samenwerkingsverbanden een bijdrage kunnen leveren.
Het valt dan ook te prijzen dat de technocentra betrokken zijn geweest bij de
ontwikkeling van de plannen van commissie De Boer met betrekking tot de
bestrijding van jeugdwerkloosheid. In het advies van commissie De Boer is het
aspect regionale inbedding opgenomen. Uitgangspunt hierbij is dat de overheid de
doelen en de beoogde resultaten bepaalt en de randvoorwaarden die hiervoor
nodig zijn. De uitvoering wordt daarentegen in haar geheel belegd bij de regionale
projectorganisaties. Via de coördinerende gemeenten in de dertig
arbeidsmarktregio's worden alle relevante partijen betrokken om werkloosheid
onder jongeren te voorkomen en om werkloze jongeren te activeren weer te gaan
leren en/of werken. De rijksoverheid schrijft dus niet aan de regio voor hoe
relevante partijen betrokken dienen te worden bij de implementatie van het
Actieplan Jeugdwerkloosheid.
Of, in welke mate en op welke wijze de technocentra ook een rol kunnen spelen
bij de implementatie van de plannen van commissie De Boer bepalen de regio's
zelf.
Ik vertrouw u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Pagina 2 van 2