Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum 16 februari 2010
Betreft Reactie op het advies van de Onderwijsraad "De school en leerlingen
met gedragsproblemen"
In deze brief breng ik u, mede namens staatssecretaris Van Bijsterveldt en de
minister voor Jeugd en Gezin, op de hoogte van het advies dat ik van de
Onderwijsraad heb ontvangen over het omgaan met leerlingen met
gedragsproblemen. Verder kunt u hier lezen welke maatregelen wij zullen nemen
naar aanleiding van het advies en hoe het beleid al aansluit op de visie van de
Onderwijsraad.
Doel van het kabinetsbeleid is een passend onderwijsprogramma voor alle
leerlingen, zodat zij dichtbij huis, als het even kan op een reguliere school, hun
talenten kunnen ontplooien. Dat vraagt veel van scholen en leraren. Er zitten al
veel leerlingen met een rugzak op school, maar zeker omgaan met leerlingen met
gedragsproblemen is een lastige opgave. Scholen en leraren zoeken naar
manieren om het onderwijs aan leerlingen met gedragsproblemen op een op hen
toegesneden manier aan te bieden. Nog te veel van deze leerlingen worden
verwezen naar het (voortgezet) speciaal onderwijs of komen zelfs thuis te zitten.
Leeswijzer
De brief heeft de volgende opbouw:
· In paragraaf 1 staat een korte samenvatting van het advies van de
Onderwijsraad;
· In paragraaf 2 ga ik in op de aanbevelingen van de Onderwijsraad. Hierbij
wordt aangegeven waar deze aansluiten bij het (voorgenomen) kabinetsbeleid.
I. Samenvatting van het advies van de Onderwijsraad
De hoofdvraag aan de Onderwijsraad was: hoe kunnen we het onderwijs aan
leerlingen met gedragsproblemen verbeteren en welke rol moet de overheid
daarin hebben? Het advies is sectoroverstijgend en gaat over leerlingen in het
basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
Om te beginnen heeft de Onderwijsraad onderzocht of er sprake is van een
toename van gedragsproblematiek. Dat bleek niet éénduidig vast te stellen. Wel
constateert de Onderwijsraad dat het onderwijs een groei ervaart. De
Onderwijsraad heeft het advies dan ook gericht op de inhoud van het onderwijs
aan leerlingen met gedragsproblemen. Onder gedragsproblemen verstaat de raad
agressie, asociaal gedrag, gedragsstoornissen, stoornissen in het
autismespectrum, pesten en verslaving aan alcohol en drugs.
a
na 1 van 5
Pagi
De Onderwijsraad pleit ervoor om gedragsproblemen niet te snel te labelen en Datum
leerlingen niet te snel als `ziek' te beschouwen. 11 februari 2010
De Onderwijsraad pleit voor een positieve en actieve grondhouding van alle JOZ/187804
opvoeders, waarbij in de thuissituatie voldoende structuur en ruimte voor eigen
verantwoordelijkheid wordt geboden aan de kinderen. Soms is er behoefte bij
leraren en school om ouders verdergaand te betrekken bij de aanpak van het
gedragsprobleem van hun kind.
De Onderwijsraad geeft advies over de onderwijssituatie op drie niveaus: op het
niveau van de leraar, de klas en de school. De Onderwijsraad stelt vast dat vooral
agressieve leerlingen last veroorzaken voor leraren. Ze gaan daar vooral mee om
door meer aandacht aan de relatie met de leerling te geven, waardoor de inhoud
van het onderwijs naar de achtergrond verdwijnt.
Volgens de Onderwijsraad zou het leraren helpen als hun handelingsrepertoire bij
gedragsproblemen wordt uitgebreid. De Onderwijsraad adviseert daarom `effectief
klassenmanagement' in te voeren. Dat houdt in dat de leraar alert is op
leerlingen met gedragsproblemen en theoretische kennis heeft van deze
problemen. Daardoor kan hij de juiste instructiestrategie kiezen en een relatie
opbouwen met de leerling.
Uit studies blijkt dat gedragsproblemen minder voorkomen binnen een `effectieve
schoolcontext'. Een effectieve schoolcontext houdt het volgende in:
- Er heerst een sfeer van hoge - maar realistische - verwachtingen en
resultaatgerichtheid.
- Er is een veilig, helder en stimulerend pedagogisch klimaat.
- Er wordt een gestructureerd onderwijsaanbod gegeven.
Als een effectieve schoolcontext wordt gecombineerd met goede leerlingenzorg en
leerlingbegeleiding, is dat volgens de raad een stevige basis voor het omgaan met
gedragsproblemen.
Het laatste, maar zeker niet het minst belangrijke, advies van de raad is dat
school en externen samen moeten werken bij de aanpak van gedragsproblemen.
Gedragsproblemen staan immers vaak niet op zichzelf en daarom is het nodig dat
multidisciplinaire zorg- en adviesteams in en om het onderwijs scholen en leraren
steunen. Ook time-outvoorzieningen als Rebound, Herstart en Op de Rails kunnen
scholen helpen bij ernstige gedragsproblemen.
De Onderwijsraad doet drie aanbevelingen voor de overheid:
1. Sta nuchter tegenover de stroom van nieuwe stoornissen.
2. Steun scholen bij het ontwikkelen van een schoolomgeving waaraan
leerlingen met gedragsproblemen houvast hebben.
3. Breng partijen rond de school in stelling, zodat ze de school kunnen helpen
bij het omgaan met gedragsproblemen.
II. Reactie op de aanbevelingen
De aanbevelingen van de Onderwijsraad sluiten goed aan bij passend onderwijs.
Met passend onderwijs wordt immers beoogd dat voor elke leerling een passende
plek in het onderwijs wordt gevonden die aansluit bij zijn of haar talenten. Ook
leerlingen met gedragsproblemen horen daarbij. Daarom ben ik blij dat de
Onderwijsraad de gekozen koers voor passend onderwijs steunt.
Pagina 2 van 5
Toerusting van de leraar Datum
In het rapport van de Onderwijsraad wordt de leraar een doorslaggevende rol 11 februari 2010
toebedeeld. Dit onderschrijf ik volledig. De leraar is immers cruciaal in het creëren Onze referentie
van een veilige en prettige onderwijsomgeving voor leraar en leerlingen. De JOZ/187804
interactie tussen leraar en leerling is bepalend voor het succes daarvan. Dit geldt
ook wanneer er gedragsproblemen zijn. De Onderwijsraad geeft aan dat gedrag
veranderbaar is. Ook bij gedragsproblematiek kunnen ouders, leraren en
leerlingen zelf gedrag beïnvloeden. Niet al het gedrag hoeft te worden `gelabeld'
en niet iedere leerling met gedragsproblemen hoeft te worden doorverwezen naar
speciale voorzieningen. Problemen moeten niet te snel worden overgenomen of
verbijzonderd. Het gaat erom dat jeugdigen zoveel mogelijk worden toegerust om
de eigen problemen te (leren) hanteren. Scholen en leraren spelen hierbij een
belangrijke rol. De Onderwijsraad doet een aantal waardevolle suggesties hoe dit
kan worden versterkt.
De conclusies en aanbevelingen van het rapport van de Onderwijsraad sterken mij
ook in de overtuiging dat het beter toerusten van leraren prioriteit moet hebben
in het beleid rond passend onderwijs. In een eerdere brief (Tweede Kamer,
vergaderjaar 20092010, 31 497, nr. 21) is aangegeven op welke wijze de
curricula van de pabo's en de lerarenopleidingen worden aangepast aan passend
onderwijs. Inzetten op veranderingen in de initiële opleidingen is echter niet
voldoende. Daarom worden de geldstromen rond zorg in het onderwijs anders
georganiseerd. Ik ben blij dat de Onderwijsraad de gedachte steunt dat er
hierdoor meer mogelijkheden zijn voor extra handen in de klas,
deskundigheidsbevordering, de inzet van gedragsdeskundigen op scholen en meer
tijdsinzet en professionalisering van zorg- en adviesteams.
Door meer mogelijkheden voor maatwerk te creëren en scholen te ondersteunen
in het vaststellen van een onderwijszorgprofiel wordt voor een belangrijk deel
aangesloten bij de tweede aanbeveling van de Onderwijsraad. Afspraken over
ondersteuning van leraren en leerlingen worden vanaf 2012 per school in het
onderwijszorgprofiel vastgelegd. Dit profiel geeft onder andere aan welke zorg de
betreffende school kan bieden en welke ondersteuning er voor de leraar en voor
de leerlingen mogelijk is. Het onderwijszorgprofiel is hiermee ook een
visiedocument waarin aangegeven wordt hoe de school met gedragsproblemen
omgaat en de noodzakelijke structuur en geborgenheid aan haar leerlingen biedt.
In het referentiekader dat momenteel door de sectororganisaties wordt opgesteld
worden handreikingen gegeven voor het opstellen van het onderwijszorgprofiel.
Aanpakken gedragsproblemen
In het onderwijs zijn al behoorlijk wat materiaal, methodieken en inzichten
ontwikkeld die betrekking hebben op het omgaan met gedragsproblemen. In
bijlage 3 van het rapport van de Onderwijsraad worden voorbeelden gegeven van
succesvolle strategieën. Ook via het Infopunt passend onderwijs worden
methodieken in het omgaan met gedragsproblemen verzameld en beschikbaar
gesteld aan scholen. Ik noem een paar goede voorbeelden.
Met het project Gedragswerk is in vijf jaar tijd veel bereikt. Gedragswerk richt
zich op leerlingen die tussen wal en schip vallen of die al uit het onderwijs zijn
gevallen waarbij gedragsproblemen de oorzaak zijn. Inzet van Gedragswerk is om
boven tafel te krijgen waar en waarom leerlingen met gedragsproblemen uitvallen
en welke oplossingen er zijn om deze leerlingen weer in het onderwijs te krijgen.
Pagina 3 van 5
Vanuit het project Gedragswerk brengen onderwijsprofessionals, die een lange Datum
ervaring hebben in het onderwijs, mensen bij elkaar en maken tussen hen een 11 februari 2010
verbinding tot stand die er op is gericht om concrete resultaten te boeken. Tot nu Onze referentie
toe hebben 234 regionale interventies rond leerlingen plaatsgevonden, waarbij JOZ/187804
3850 personen betrokken zijn geweest. Uit recent evaluatieonderzoek blijkt dat
ruim 80% vindt dat Gedragswerk een positief effect had.
Mede naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad zie ik kansen om de
opgebouwde kennis te bundelen en een impuls te geven aan de verspreiding
daarvan onder scholen.
Er bestaat al het programma Onderwijs Bewijs dat als doel heeft via
wetenschappelijke experimenten kennis te verzamelen over wat werkt in het
onderwijs. Hiervoor kunnen wetenschappers in samenwerking met
onderwijsinstellingen onderzoeksvoorstellen indienen. Eén van de vijf thema's
waarop dit kan is 'gedragsproblemen en pesten'. De onderzoeksvoorstellen
moeten gericht zijn op de ontwikkeling van duidelijke indicatoren voor een betere
diagnostiek van gedragsproblemen, evenals effectieve interventies voor de
aanpak daarvan. De resultaten hiervan zullen na afloop actief voor de scholen
beschikbaar worden gesteld.
Aanvullend daarop zal ik op korte termijn een expertmeeting beleggen met de
sectororganisaties, vakbonden, de landelijke beroepsgroep intern begeleiders en
ambulant begeleiders (LBiB/LBaB), zorgcoördinatoren en andere deskundigen op
het terrein van het omgaan met gedragsproblemen. Opbrengst van de
expertmeeting moet een concrete aanpak van gedragsproblemen in het onderwijs
zijn waarbij bestaande kennis over methoden worden gebruikt. Doelstelling is dat
scholen zo snel mogelijk aan de slag kunnen gaan met deze aanpak.
De Onderwijsraad adviseert ook om de beschikbare kennis over het omgaan met
leerlingen met gedragsproblemen te bundelen en toegankelijk aan te bieden, in
de vorm van een academische werkplaats. Ik ga bekijken of het mogelijk is om
een academische werkplaats voor gedragsproblemen op school in te richten in
aanvulling op de al bestaande academische werkplaatsen voor jeugd. Dit vraagt
om samenwerking van wetenschap, opleiders (pabo's, lerarenopleidingen, sociaal
pedagogische hulpverlening, pedagogiek en maatschappelijk werk en
dienstverlening) en de praktijk (docenten en intern begeleiders uit het primair
onderwijs, zorgcoördinatoren uit het voortgezet onderwijs en uit het middelbaar
beroepsonderwijs en ambulant begeleiders, medewerkers van centra voor jeugd
en gezin en jeugdhulpverleners).
Partijen rond de school
De Onderwijsraad geeft aan dat de relatie tussen het centrum voor jeugd en gezin
(CJG) en de zorg- en adviesteams (ZAT's) voor onduidelijkheden zorgt. Het
kabinet erkent dat de samenhang tussen de verschillende ontwikkelingen op het
terrein van onderwijs- en jeugdbeleid complex is en dat er veel van gemeenten
en scholen gevraagd wordt. Onder de naam Samenwerken voor de Jeugd
organiseert het ministerie voor Jeugd en Gezin extra ondersteuning voor iedereen
die professioneel betrokken is bij het lokale jeugdbeleid.
Hierbij gaat het onder andere over de samenhang tussen de ZAT's en de CJG. Bij
de voortgangsrapportage over `samenwerken voor de jeugd' in mei 2010 wordt de
Kamer hierover nader geïnformeerd.
Pagina 4 van 5
Wanneer kinderen en jongeren gedragsproblemen hebben, betekent dat vaak iets Datum
voor hun schoolsituatie en voor de gezinssituatie. De onderwijsraad geeft aan 11 februari 2010
dat het belangrijk is dat een kind met gedragsproblemen zowel thuis als de school Onze referentie
een zelfde benadering krijgt met structuur en stabiliteit als kernwaarden. Ouders JOZ/187804
en school zijn bondgenoten en kunnen, door met elkaar te praten over opvoeding,
elk vanuit hun eigen kracht probleemgedrag tegengaan.
De centra voor jeugd en gezin (CJG) hebben de taak om voor kinderen en
jongeren van 0 tot 23 jaar en voor hun ouders laagdrempelige opvoed- en
opgroeiondersteuning te bieden. Voor kinderen van 0 tot 4 en hun ouders is het
consultatiebureau de aangewezen plek voor deze ondersteuning. Voor kinderen in
de basisschoolleeftijd zien we dat de school de meest logische plek is om deze
ondersteuning aan te bieden. Zij brengen daar immers een groot deel van hun
tijd door. De school is daarmee ook voor ouders een natuurlijke plek om met
elkaar, met de docent en met medewerkers van het CJG in gesprek te gaan over
opvoedstijlen en opvoedvaardigheden. Het organiseren van een opvoeddebat kan
hierbij behulpzaam zijn.
Voor jongeren met gedragsproblemen in het voortgezet onderwijs en in het
middelbaar beroepsonderwijs, in de leeftijd van 12 tot 23 jaar, is samenwerking
tussen de school en professionals onder andere uit het CJG eveneens van groot
belang. De school is immers voor deze leeftijdsgroep, meer nog dan de eigen
wijk, een plek waar jongeren te bereiken zijn. Een goed voorbeeld van de
samenwerking tussen school en organisaties voor hulpverlening en zorg is de
plusvoorziening voor overbelaste jongeren. Hier wordt de structuur en
verbondenheid geboden die overbelaste jongeren zo hard nodig hebben. Dit
vertaalt zich bijvoorbeeld in kleinere groepen, een vaste mentor, fysieke nabijheid
van zorg- en hulpverlenende instanties en zeer praktijkgericht onderwijs met een
sterke verbinding tot de lokale arbeidsmarkt.
Indien in de schoolgaande leeftijd meerdere problemen tegelijk spelen, wordt een
kind besproken in het zorg- en adviesteam en nemen professionals van het CJG
deel aan de besprekingen van het ZAT. Zij kunnen waar nodig direct opvoed- en
gezinsondersteuning bieden en de coördinatie van zorg op zich nemen. Ook
bureau jeugdzorg is vertegenwoordigd in het ZAT. Daarmee vormen ZAT's een
belangrijke toegangspoort tot gespecialiseerde hulpverlening en zorg en een
middel om te werken volgens de principes van één kind, één gezin, één plan.
Tot slot
Het advies van de Onderwijsraad zie ik als steun voor het kabinetsbeleid rond
passend onderwijs, de centra voor jeugd en gezin en de zorg in en om de school.
In deze brief is een aantal maatregelen en ontwikkelingen geschetst. In de
tussenrapportage over passend onderwijs die u in juni 2010 ontvangt, wordt de
Kamer hierover verder geïnformeerd.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
Pagina 5 van 5