Persbericht
Rijksuniversiteit Groningen / nummer 28 / 9 februari 2010
Risico's antistollingsmedicijnen beter te voorspellen
In Nederland slikken maar liefst 360.000 mensen antistollingsmedicijnen, bijvoorbeeld om het risico op een hartinfarct of een beroerte te verminderen. Een kwart van de patiënten kampt met sterke schommelingen in bloedwaarden, waardoor de medicijnen minder effectief worden, en de kans op ernstige bijwerkingen stijgt. UMCG-onderzoeker Nic Veeger ontdekte dat de eerste dertig dagen van de behandeling voorspellen of iemand goed reageert op medicijnen. Bovendien is een kleine, ongevaarlijke bloeding kort na de start van de behandeling een teken dat een patiënt later grote problemen krijgt. Veeger promoveert 17 februari aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Bij langdurige antistollingsbehandeling wordt gebruik gemaakt van vitamine K antagonisten. Vitamine K is voor een belangrijke deel verantwoordelijk voor de aanmaak van stollingsfactoren in het bloed. Een stof die vitamine K remt (een antagonist) kan daarom een goed antistollingsmiddel zijn. Vitamine K antagonisten werden 60 jaar geleden geregistreerd als antistollingsmiddel. Inmiddels slikt meer dan twee procent van de Nederlandse bevolking deze medicijnen, en het gebruik neemt nog altijd toe. Onder meer de vergrijzing en de toename van obesitas spelen daarbij een rol.
Een kwart vraagt extra aandacht
Uit het onderzoek van Veeger blijkt dat zo'n driekwart van de patiënten zeer goed is geholpen met vitamine K antagonisten als fenprocoumon en acenocoumarol. Zij moeten weliswaar regelmatig (1 à 2 keer per maand) ter controle naar de trombosedienst, maar de mate van stolling van hun bloed blijft tussen de 45 en 65% van de tijd tussen streefwaarden, zo blijkt. Bij een kwart van de patiënten zijn de stollingswaarden maximaal 45% van de tijd in het streefgebied. Deze patiënten hebben een verhoogde kans op trombo-embolie (een bloedprop) dat een beroerte kan veroorzaken, of een ernstige bloeding.
Risico's beter inschatten
Het is van groot belang dat snel duidelijk is of een patiënt tot de risicogroep behoort die slecht instelbaar is. Veeger ontdekte twee goede voorspellers. Ten eerste blijkt dat de eerste 30 dagen van de behandeling een goede indicatie geeft voor het verdere verloop van de behandeling. Ten tweede blijkt een kleine, ongevaarlijke bloeding kort na de start van de behandeling een voorspeller te zijn voor grotere problemen later in het traject. Veeger: "Aan de hand van deze voorspellers kunnen hoogrisicopatiënten vroegtijdig opgespoord worden. Door extra maatregelen en eventuele aanpassing van de behandeling kan ook voor deze groep mogelijk een beter resultaat worden bereikt."
Kansen door nieuwe medicijnen
Internationaal zijn nieuwe antistollingsmedicijnen in opkomst. Een aantal hiervan zal naar verwachting snel op de Nederlandse markt worden toegelaten. Veeger: "Het is nog vroeg, maar voor patiënten die niet goed op de bestaande medicijnen reageren, bieden deze nieuwe medicijnen wellicht uitkomst." Of de nieuwe medicijnen voor alle patiënten zoveel voordeel zal bieden, is echter nog maar de vraag. Veeger: "Therapietrouw is heel belangrijk bij het gebruik van antistollingsmedicijnen. In Nederland hebben we een zeer effectief systeem van gespecialiseerde trombosediensten en is de therapietrouw erg hoog. Bij de nieuwe medicijnen hoeft de patiënt niet meer door de trombosedienst gecontroleerd te worden. Dit is een groot voordeel, maar de kans is groot dat dan de therapietrouw afneemt. De werkzaamheid van de nieuwe medicijnen wordt hierdoor nadelig beïnvloed. Daarom moet dit voor de Nederlandse situatie nog uitgebreid worden onderzocht."
Vernieuwend onderzoek
Eerder onderzoek naar de effectiviteit van antistollingsmedicijnen was veelal gericht op gemiddelde risico's onder grotere aantallen patiënten. Vernieuwend aan Veegers onderzoek is dat voor de individuele patiënt de risico's op langere termijn in kaart werden gebracht. Veeger analyseerde het verloop van bloedwaarden over langere tijd van in totaal zo'n zesduizend patiënten.
Curriculum vitae
Nic Veeger (Zwolle, 1961) studeerde fysiotherapie en bewegingswetenschappen te Groningen, en klinische epidemiologie in Rotterdam. Hij verrichtte zijn onderzoek aan de afdeling Hematologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Veeger promoveert tot doctor in de medische wetenschappen bij prof.dr. J.C. Kluin-Nelemans en prof.dr. J.L. Hillege. Hij werkt als klinisch epidemioloog bij het Trial Coordination Center van het UMCG. De titel van zijn proefschrift luidt: 'Individual Approach Towards Optimal Oral Anticoagulation'.
Rijksuniversiteit Groningen