SGP
16 - 02 - 10 | SGP: volkenrecht is geen burenrecht
SGP: vokenrecht is geen burenrecht
De SGP kan, gegeven de politieke én staatsrechtelijke werkelijkheid
van nu, uit de voeten met het kabinetsstandpunt over het
rapport-Davids. Eerder gedane beschuldigingen (deal over De Hoop
Scheffer, militaire inmenging) kloppen niet. Het karakter van het
volkenrecht ("geen burenrecht") brengt met zich mee dat het mandaat
zeker adequater had gekund, maar niet noodzakelijk was en is. Onder
omstandigheden kan wachten op de Veiligheidsraad leiden tot groot
onrecht. De informatievoorziening aan de Kamer kan en zal worden
verbeterd. Het was wijs geweest als dat in 2003 ook al was ingezien.
Maar ook 'Davids' geeft aan dat er geen rechtsplicht is geschonden.
Alles overziend kan de SGP zich niet aan de indruk onttrekken dat
politieke profilering minstens zo belangrijk was als waarheidsvinding.
---
Plenair debat rapport Davids
16 februari 2010
B.J. van der Vlies
âInternational law is what international lawyers make of itâ.
(Handboek internationaal recht, 2007)
Reconstructie
Mijn fractie is blij, dat we aan de hand van een gedegen rapport en
een heldere kabinetsreactie daarop, kunnen spreken over de Nederlandse
steun aan de inval in Irak. Het rapport biedt een zorgvuldige en
nauwgezette reconstructie van de gang van zaken en maakt gelukkig een
resoluut einde aan een aantal zeurende speculaties en
indianenverhalen, die voortdurend hun schaduw wierpen over de gevoerde
debatten rond de Nederlandse opstelling in 2003. Dat maakt het
mogelijk om â waar nodig - serieuze lessen te trekken voor de
toekomst.
Context
Aan het begin van mijn bijdrage wil ik allereerst één en ander
plaatsen in een context en in het juiste perspectief. Waar spreken we
precies over?
In maart 2003 heeft de regering politieke steun uitgesproken voor de
Amerikaans / Britse aanval in Irak. Politieke steun, niet meer of
minder en in ieder geval geen militaire steun. Met de handen op de rug
goedkeurend knikken, zogezegd. Op dit punt valt er betrekkelijk weinig
aan waarheidsvinding te doen. Het is in dit licht veelzeggend, dat de
commissie-Davids niet zozeer een centrale vraagstelling poneert, die
analytisch in allerlei subvragen onder te verdelen is. Er ligt geen
scherpe âwaarom-vraagâ of âwaartoe-vraagâ op tafel. De commissie richt
zich als vanzelf meer op de âhoe-vragenâ. Hoe is de besluitvorming
gelopen?
Dat is op zichzelf natuurlijk boeiend, zeker voor een
niet-regeringsfractie. Hoe loopt dat nu in de ministerraad, wat speelt
zich af tussen ministers, hoeveel minuten besteden zij precies aan
besluitvorming, welke werkwijze kennen de ministeries van buitenlandse
zaken en defensie, hoe wegen zij de informatie van
veiligheidsdiensten? En natuurlijk is het ook interessant om te
vernemen hoe de rolverdeling is tussen de minister van buitenlandse
zaken en de voorzitter van de ministerraad.
Maar eerlijk gezegd, politiek kunnen wij hier niet veel mee. Voor een
politieke beoordeling zijn al dit soort interessante
wetenswaardigheden niet werkelijk relevant. Het gaat uiteindelijk
slechts om het kenbare kabinetsstandpunt en dat was helder. Op deze
wijze heb ik derhalve ook het rapport van de commissie Davids bekeken.
En dat impliceert een zekere relativering van een aantal kritische
overwegingen uit het rapport. Een relativering overigens waarin ik mij
gesteund weet door onder meer de stevige uitlatingen van de heer De
Hoop Scheffer, één van de hoofdrolspelers destijds. Wat vindt het
kabinet eigenlijk van zijn uitlatingen, dat het volstrekt onjuist zou
zijn om de conclusies van de commissie-Davids leidend te laten zijn?
Voor de volledigheid voeg ik hier aan toe, dat mijn fractie zich kon
vinden in het destijds geformuleerde kabinetsstandpunt, evenals een
ruime meerderheid van het parlement. Het zou voor mijn fractie ook
niet bij voorbaat onbespreekbaar zijn geweest om Nederlandse militaire
steun te verlenen. Het was feitelijk immers zo, dat Saddam Hoessein
moest aantonen, dat hij niet beschikte over massavernietigingswapens.
Dat weigerde hij consequent, terwijl wij wisten dat deze dictator voor
grove agressie niet terugdeinsde: Golfoorlog, Iran, Koeweit, Koerden,
etc. Saddams gebrek aan medewerking lokte derhalve het internationale
optreden uit. En al zijn er dan geen massavernietigingswapens
gevonden, wel massagraven. Het grootste massavernietigingswapen was
Saddam zelf. Laten we vooral reëel blijven.
Rapport
Mijn fractie vindt dat de commissie-Davids serieus werk heeft
geleverd. Zij heeft volledig onafhankelijk geopereerd. Het rapport is
een minutieuze reconstructie van de gang van zaken en geeft dan ook
geen enkele aanleiding om te pleiten voor een parlementaire enquête.
Het rapport maakt onder meer duidelijk, dat de meer dan eens gedane
suggestie dat Nederland, in strijd met wat aan de Kamer is meegedeeld,
wél degelijk militaire steun heeft verleend, niet klopt. Het kabinet
heeft op dit cruciale punt de Tweede Kamer goed geïnformeerd.
Ook is helder, dat het kabinet geen steun aan de oorlog heeft verleend
in verband met handelsbelangen of in verband met een benoeming van de
heer De Hoop Scheffer tot secretaris-generaal van de Navo. Gelukkig
dat dergelijke aantijgingen op lucht zijn gebaseerd.
Onvolkomen volkenrecht
Het rapport kraakt kritische noten over het volkenrechtelijk mandaat,
dat aan de basis lag voor de inval in Irak. Daarover hebben we reeds
stevig gedebatteerd in de Kamer. Van meet af aan is hierover, ook
internationaal, verschil van mening geweest. Tekenend is dat ook de
commissie hierover niet geheel op een lijn zit (blz 270, kanttekening
Van Walsum). Tegen die achtergrond wil de SGP dit punt niet
verabsoluteren, maar vooral aandringen op verdere verduidelijking als
les voor de toekomst.
Het kabinet erkent â achteraf bezien â dat voor de inval in Irak een
adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest. Mijn
fractie begrijpt waarom deze knieval wenselijk is, maar beschouwt deze
niet als noodzakelijk. Zoals gezegd, het volkenrechtelijk aspect
behoort niet verabsoluteerd te worden. Niet voor niets luidt de eerste
zin in het standaardwerk âHandboek internationaal rechtâ onder
redactie van Horbach e.a. uit 2007: âAls er één rechtsgebied is dat
in een constante dialoog met zichzelf zijn eigen aard probeert vast te
stellen, dan is het wel het internationaal recht.â
Iets populairder geformuleerd: âInternational law is what
international lawyers make of itâ.
Het volkenrecht heeft dus iets onvolkomens. Vindt het kabinet dat de
commissie dit voldoende verdisconteerd heeft in haar oordeel over het
kabinetsoptreden? Heeft de commissie het volkenrecht niet al te
digitaal toegepast, alsof het een soort burenrecht betrof?
Hoe dat ook zij, mijn fractie juicht toe dat het kabinet expliciet
aangeeft, dat het in bepaalde gevallen legitiem kan zijn om militair
in te grijpen, terwijl er geen overeenstemming kan worden bereikt over
een resolutie in de Veiligheidsraad (p. 6). Ik wil dat graag
onderstrepen. Het is dus niet zo, dat uitsluitend vanuit een
volkenrechtelijk mandaat een gerechtvaardigde motivatie van
internationaal geweld kan voortvloeien. Dat zou te veel betekenis
hechten aan dit volkenrecht. Er zijn immers meerdere situaties geweest
waarbij geen overeenstemming kon worden bereikt over een resolutie die
ingrijpen legitimeert met als achtergrond animositeit tussen leden van
de Veiligheidsraad. Met ârechtâ heeft dit uiteraard niet veel te
maken, wel met politieke en aanpalende eigenbelangen. In dit verband
moeten we helaas vaststellen, dat het hoogste recht soms ook het
hoogste onrecht is. In het bijzonder rond de positie en het optreden
van Israel hebben wij dat dikwijls moeten constateren.
Het volkenrecht is in die zin bepaald niet op één lijn te stellen
met nationaal recht. Nog één keer het Handboek: âHoewel recht en
politiek ook op het nationale niveau niet volledig los van elkaar
opereren, bestaat het beeld dat in het internationaal systeem ârechtâ
ten opzichte van de politieke belangen wel een heel ondergeschikte rol
speelt en nauwelijks in staat is zelfstandig keuzes af te dwingenâ.
Wellicht wil de regering hier nog wat nader op ingaan.
Informatievoorziening
Nu de besluitvorming over âIrakâ uiterst grondig bekeken is, blijkt
dat het besluitvormingsproces en de informatievoorziening aan de
Tweede Kamer niet op alle onderdelen geheel adequaat was. Hier raken
we natuurlijk aan een uiterst cruciaal thema van ons parlementair
stelsel. Waar mogelijk moet geleerd worden van onvolkomenheden. Daar
moeten lessen uit worden getrokken voor de toekomst.
Als het gaat om het verzoek van de VS aan Nederland inzake
ondersteunende defensieve taken, erkent het kabinet dat het van
wijsheid had getuigd als dit was gemeld aan de Kamer. Dit is een goed
gekozen formulering; er was immers geen sprake van een rechtsplicht om
deze informatie te verschaffen.
Het kabinet geeft voorts aan, dat ook over het besluit inzake de
uitzending van de patriots en dergelijke de Kamer via het
Toetsingskader moet worden geïnformeerd. Akkoord.
Tot slot duidt het kabinet aan hoe zij in de toekomst op een meer
evenwichtige wijze informatie aan de Kamer zal vertrekken van onze
inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Helder.
Mijn fractie kan instemmen met deze toezeggingen. Ik constateer wel,
dat hiermee onze buitenlandse politiek â waarin de traditionele band
met de VS en Groot-Brittannië een belangrijke rol speelt â in de
toekomst via een aantal extra formele hordes moet verlopen. Zelfs als
het kabinet Amerikaanse verzoeken om militaire medewerking niet
honoreert, moet de Kamer hierover uitgewerkte informatie krijgen. Hoe
wenselijk is dit in het internationale circuit?
Slot
Voorzitter. Het rapport Davids, en de Kabinetsreactie, hebben de basis
geschapen voor enkele lessen voor de toekomst. Dat is de bescheiden
winst uit dit proces van de afgelopen zeven jaar. Voor het overige
ziet mijn fractie met enige gêne terug op dit gehele dossier, waarbij
politieke profilering én doelbewuste beschadiging van bewindspersonen
te vaak prevaleerden boven serieuze waarheidsvinding. Hopelijk trekken
wij ook hÃeruit lessen voor de toekomst.