Gerechtshof Arnhem


Uitspraak hoger beroep in de zaak Cumali A

Op 16 februari 2010 heeft het gerechtshof te Arnhem in hoger beroep uitspraak gedaan in de zaak tegen de 25-jarige Cumali A.

Hij werd ervan verdacht op 17 juni 2004 Denise Kavencu-Celik van het leven te hebben beroofd. Het slachtoffer, met wie verdachte een seksuele relatie onderhield, werd op 18 juni 2004, omstreeks 13:00 uur, in een kamer in het Dish Hotel te Enschede levenloos aangetroffen. De dag ervoor had zij in gezelschap van een man haar intrek genomen in een kamer in dat hotel.
De verdachte is later door hotelpersoneel aan de hand van een foto herkend als de man die âs avonds het hotel heeft verlaten. Verdachte is per trein naar zijn woonplaats Steenwijk gereisd en heeft vervolgens in de vroege ochtend van 18 juni 2004 in Düsseldorf het vliegtuig naar Turkije genomen. Sedertdien is verdachte spoorloos. Hij is dus ook nimmer door de politie of een rechter gehoord over dit feit.
In de hotelkamer heeft de recherche op een douchedeur een vingerafdruk aangetroffen, die bij onderzoek afkomstig bleek te zijn van verdachte. Tevens heeft men o.a. in achtergelaten sperma en op drukplekken in de hals van het slachtoffer het DNA van een onbekende man gevonden.

Bij de rechtbank
De verdachte is niet aanwezig geweest bij zijn berechting terzake van dit feit, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door een raadsman. De Officier van Justitie heeft tegen verdachte ter zake van moord een gevangenisstraf van 14 jaar gevorderd.
De rechtbank Almelo heeft verdachte bij vonnis van 24 april 2007 vrijgesproken, omdat volgens haar allereerst al niet is komen vast te staan dat het slachtoffer op gewelddadige wijze om het leven is gebracht.
Van dit vonnis is de Officier van Justitie in hoger beroep gekomen.

Het hoger beroep
Ook in hoger beroep is verdachte niet verschenen. Hij heeft zich door zijn raadsvrouw laten vertegenwoordigen.
Anders dan de rechtbank acht het hof aangetoond dat Denise Kavencu-Celik door geweld om het leven is gebracht. Daarbij neemt het hof tot uitgangspunt, dat het slachtoffer een gezonde vrouw van 18 jaar was, bij wie geen aanwijzingen van een natuurlijke doodsoorzaak zijn gevonden.
Forensisch deskundigen constateerden in de hals en nek van het slachtoffer huidverkleuringen, die door het uitoefenen van druk kort voor het overlijden zijn ontstaan. In samenhang met hun overige bevindingen bij onderzoek van het stoffelijk overschot stelt het hof in het voetspoor van deze deskundigen, die daarover ter zitting in hoger beroep zijn gehoord, vast dat het slachtoffer door verwurging en/of verstikking om het leven is gekomen.
Bij de beantwoording van de vraag of het verdachte is geweest, die zich aan de gewelddadige dood van het slachtoffer heeft schuldig gemaakt, heeft het hof betekenis toegekend aan de uitkomst van zogeheten mitochondriaal DNA-onderzoek, dat pas in de fase van de berechting in hoger beroep is verricht.
Bij dat onderzoek is gebleken dat het DNA van de onbekende man overeenkomt met het profiel, dat uitsluitend voorkomt bij verdachte en diens mannelijke familieleden, die in de moederlijn aan hem verwant zijn. Er bestaan geen aanwijzingen dat één van die verwanten met het slachtoffer op de hotelkamer heeft verbleven. Het desbetreffende DNA werd o.a. aangetroffen in achtergelaten sperma en op de drukplekken in de hals van het slachtoffer. Bij dactyloscopisch onderzoek is bovendien gebleken dat de vingerafdruk, die op de douchedeur in de hotelkamer is aangetroffen, afkomstig is van verdachte. Op grond van deze vaststellingen acht het hof bewezen dat het verdachte was, die Denise Kavencu-Celik heeft gewurgd en/of verstikt.

Bewezenverklaring en straf
Uit het onderzoek is niet ondubbelzinnig kunnen blijken wat er precies is voorgevallen, onmiddellijk voorafgaand aan en tijdens de verwurging. Er kan daarom niet worden vastgesteld of bij verdachte sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg, wat is vereist voor een veroordeling wegens moord.
Nu voorbedachte raad niet bewezen is, spreekt het hof vrij van moord en veroordeelt het verdachte voor doodslag tot een gevangenisstraf van tien jaar.
Daarbij neemt het hof in het bijzonder de ernst van het misdrijf en de omstandigheden, waaronder dat is gepleegd in aanmerking, en het leed, dat verdachte heeft toegebracht aan de nabestaanden en dierbaren van het slachtoffer.

LJ Nummer

BL4005