SGP
11 - 02 - 10 | Passend onderwijs
Passend onderwijs
Hoe begrijpelijk de wens ook is om 'zorgleerlingen' naar het reguliere
onderwijs te sturen, het moet ook kùnnen! Dat is de insteek van de
SGP als het gaat om de plannen van het kabinet om zo veel mogelijk
zorgleerlingen te plaatsen op reguliere scholen. SGP-fractievoorzitter
Van der Vlies zei dat tijdens het Kameroverleg over het passend
onderwijs. De capaciteit van het reguliere onderwijs en de docenten is
niet oneindig. De nieuwe plannen voor passend onderwijs sluiten wel
beter aan bij bestaande praktijk. Dat vindt de SGP belangrijk voor
succesvolle invoering. Van der Vlies wees nog op een van de oorzaken
van de toename van het aantal leerlingen dat zorg nodig heeft: als
twee ouders vreselijk druk zijn (met geld verdienen), gaat dat als
vanzelf ten koste van de opvoeding van de kinderen. Zelfs het CPB
wijst daarop.
---
Algemeen overleg Passend Onderwijs
11 februari 2010
B.J. van der Vlies
De afgelopen tijd hebben we intensief nagedacht over twee modellen om
het bestaande passend onderwijs te verbeteren. De SGP-fractie ziet in
de heroverweging meer positieve aanknopingspunten dan in het oude
model. De SGP-fractie is er namelijk van overtuigd dat veranderingen
het meest succesvol zijn wanneer zij zoveel mogelijk uitgaan van de
bestaande situatie. Toch laat de nieuwe opzet nog fundamentele vragen
open. Vooral is het de vraag of een stelselwijziging moet worden
doorgevoerd terwijl tegelijk het budget relatief beperkter wordt.
Juist bij een heroverweging van passend onderwijs is het gewenst om de
oorzaken voor de groei van het aantal zorgleerlingen te bezien. Niet
alleen de koers, maar ook de bron moet aangepakt worden.
Zorgvoorzieningen zijn de afgelopen vijf jaar als paddenstoelen uit de
grond geschoten. Hoe komt dat? Het is jammer dat de brief hier
nauwelijks op ingaat. Het CPB noemt bijvoorbeeld het toenemend aantal
tweeverdieners; ouders hebben zelf minder tijd voor de opvoeding. Dat
is een logische verklaring. Welke rol ziet de staatssecretaris in dit
verband weggelegd voor de overheid?
Een tweede verklaring voor toegenomen problemen ligt in het huidige
onderwijsaanbod. Voor veel leerlingen die kwetsbaar zijn in hun
ontwikkeling werkt de sterke en vroege nadruk op zelfstandigheid en
planning frustrerend en problematisch. Ook horen we signalen dat het
klimaat voor zorgleerlingen ongunstig is doordat de Inspectie teveel
nadruk legt op opbrengsten. Misschien verwachten we in ons
onderwijssysteem teveel van bepaalde leerlingen. Graag zien we dat de
staatssecretaris bereid is wat fundamenteler naar deze zorgen te gaan
kijken.
Ook de vooronderstellingen van passend onderwijs en de heroverweging
verdienen een grondige analyse. De belangrijkste aannames in het
beleid worden door het CPB namelijk niet ondersteund. Allereerst is
Nederland internationaal gezien niet bijzonder te noemen. Bovendien is
de stijging van 20% in het aantal zorgleerlingen het gevolg van de
invoering van de rugzak in 2003. Wil de staatssecretaris naar
aanleiding van deze gegevens eens kritisch op haar uitgangspunten
reflecteren?
Door passend onderwijs moeten er meer zorgleerlingen in het regulier
onderwijs terecht komen. De SGP-fractie vraagt zich af hoe realistisch
dat in de huidige omstandigheden is en welke berekening eraan ten
grondslag ligt. Hoeveel leerlingen zitten er kennelijk in het speciaal
onderwijs die er eigenlijk niet thuis horen? We moeten de stelling van
de staatssecretaris misschien ook omdraaien: je kunt leerlingen te
makkelijk naar het speciaal onderwijs sturen, maar je kunt leerlingen
ook te makkelijk uit het speciaal onderwijs willen houden. Hoeveel
extra zorgleerlingen verwacht de staatssecretaris eigenlijk voor het
regulier onderwijs? En, als geen bijzondere toename wordt verwacht: is
verbetering van het bestaande systeem dan niet verstandiger?
Passend onderwijs staat of valt met de capaciteit van leraren in de
klas. Dat moet volgens de SGP-fractie dus voorop staan in het beleid.
Het is opvallend hoezeer tijdens de hoorzittingen de toon van â
overigens zeer gemotiveerde â leraren verschilt van de overige
gehoorde betrokkenen. Ook in de brief en bij de sectororganisaties is
eigenlijk relatief weinig urgentie te proeven voor het signaal van
scholen dat ze nu al alle zeilen bij moeten zetten om hun
zorgleerlingen te helpen. Er wordt in de heroverweging sterk ingezet
op het bestrijden van handelingsverlegenheid. Maar dat is niet
voldoende voor succes. Zelfs al zou alle handelingsverlegenheid
opgelost zijn, dan blijft de vraag of er ook voldoende capaciteit is
om te helpen. Hoe gaat de staatssecretaris met dit knelpunt om?
Het accent op handelingsgericht werken sprak de SGP-fractie overigens
wel erg aan in de heroverweging. Er blijven echter fundamentele vragen
bestaan. Dolf van Veen gaf ons tijdens de hoorzitting een
waarschuwing: âpas op, want voor je het weet duikt iedereen weer in de
boeken over handelingsgerichte diagnostiek en zijn wij vijf jaar lang
mensen daarin aan het scholen.â Welke waarborgen bouwt de
staatssecretaris hiertegen in? We moeten niet uit het oog verliezen
dat de leraar er is om onderwijs te geven en niet om alle stoornissen
te kennen en verhelpen. Hetzelfde geldt voor de pabo. Het is
onmogelijk en onwenselijk om over leerlingen van vier tot twaalf de
ontwikkeling, afwijkingen en mogelijke handelingsadviezen te
onderwijzen. Hoe ziet de handelingsgerichte benadering er dus precies
uit?
Moeilijk punt blijft de vraag naar indicatiestelling. Ook binnen het
handelingsgerichte systeem bestaat namelijk de noodzaak van
indicatiestelling. Er is een criterium nodig voor de verdeling van
gelden binnen het samenwerkingsverband. Is het gevaar niet aanwezig
dat we hele systeem van indicatie alleen maar verplaatsen naar het
samenwerkingsverband en dat er feitelijk niet veel verandert? Is
flexibilisering van het bestaande model dan niet beter?
Het is van groot belang voor het slagen van passend onderwijs om
gevoelige prikkels in het voorgestelde systeem te onderkennen. Een
aantal springt in het oog:
- de groei van het speciaal onderwijs hing samen met de afname van
speciaal basisonderwijs. Die beweging kan door de plannen omgekeerd
worden. De voorgestelde bekostiging stimuleert echter verschuiving
naar het speciaal onderwijs en mogelijk uitval, wat juist niet de
bedoeling is. Graag reactie.
- er komt geen budgetfinanciering voor lwoo en pro. Wat pleit er
tegen? Kan de staatssecretaris overtuigend aangeven dat de indicatie
zo strikt is dat een verplaatsing van de stijging naar deze sectoren
niet te verwachten is?
- scholen zullen willen voorkomen dat zij een profiel krijgen voor
bepaalde probleemleerlingen. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat
het zorgprofiel voldoende inhoud krijgt en dat ook een dekkend aanbod
gegarandeerd wordt? Hoe wordt ook voorkomen dat een zogenaamde
âbeperkingenvluchtâ ontstaat?
- er is aanzienlijke huiver voor het afschaffen van gedwongen
winkelnering. De SGP-fractie betwijfelt of het samenwerkingsverband op
termijn draagkrachtig is om de benodigde expertise op te brengen. Hoe
wordt bovendien voorkomen dat scholen door de grotere
bestedingsvrijheid hun geld wel creatief, maar niet kwalitatief
besteden? Vindt oormerking plaats?
- er moet zo min mogelijk discussie ontstaan over de basiszorg die
geboden moet worden door alle scholen. Verdient het niet de voorkeur
dat een aantal relatief eenvoudig te behandelen problemen â denk aan
diabetes - in het wettelijk kader wordt opgenomen?
De SGP-fractie vraagt ook aandacht voor de lopende veldinitiatieven
die aan hun koers willen vasthouden, mogelijk als experiment. De
geïnvesteerde energie en middelen moeten we vasthouden. Graag
vernemen wij van de staatssecretaris dat ze hier royaal aan meewerkt.
Veranderingen als deze vragen veel tijd. Een realistisch stappenplan
is nodig. De ECPO noemt een termijn van vijf jaar. Van Veen spreekt
zelfs over 8 tot 12 jaar voor zulke operaties. De planning van 2012 is
dus in ieder geval veel te snel. Met de inhoud van het rapport Tijd
voor onderwijs gaat inmiddels iedereen op zijn manier aan de haal,
maar laten we in ieder geval de titel nog letterlijk nemen.