Ministerraad


Wetsvoorstel Terugkeerrichtlijn

Persbericht | 12-02-2010

De ministerraad heeft er op voorstel van minister Hirsch Ballin en staatssecretaris Albayrak van Justitie mee ingestemd om de Vreemdelingenwet 2000 aan te passen aan de Europese Terugkeerrichtlijn. In deze richtlijn, die in december 2008 door de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement werd vastgesteld, staan gemeenschappelijke normen en procedures om de terugkeer van illegale vreemdelingen te bevorderen. Voor Nederland houdt de aanpassing onder meer in dat ongewenst te verklaren vreemdelingen voortaan een inreisverbod krijgen opgelegd dat automatisch geldt voor het gehele Schengengebied en dat de maximale termijn voor toepassing van vreemdelingenbewaring wettelijk wordt vastgelegd.

Vreemdelingen die Nederland onmiddellijk moeten verlaten, bijvoorbeeld omdat zij illegaal in ons land zijn, krijgen voortaan als regel een terugkeerbesluit uitgereikt met daarin een Europees inreisverbod, waartegen zij beroep kunnen aantekenen. Afgewezen asielzoekers zullen net als nu het geval is de aanzegging krijgen om Nederland binnen de wettelijke vertrektermijn te verlaten. Pas als deze termijn wordt overschreden kan ook een inreisverbod worden opgelegd.

Vreemdelingen kunnen ook ongewenst worden verklaard wanneer er sprake is van criminele antecedenten, of wanneer zij herhaaldelijk de vreemdelingenwet hebben overtreden. De bewindslieden van Justitie hebben het aangescherpte beleid onlangs met de Tweede Kamer besproken. De ongewenstverklaring wordt in het voorstel gezien als een bijzondere vorm van het Europees inreisverbod en geldt daarmee voor het hele Schengengebied. Het overtreden van een inreisverbod in Nederland is niet strafbaar, behalve wanneer het inreisverbod is gegeven in de vorm van een ongewenstverklaring. Wie ondanks een ongewenstverklaring toch in Nederland verblijft, is nu al strafbaar en blijft dat ook.

Volgens de richtlijn mogen illegale vreemdelingen die een terugkeerbesluit hebben gehad en die niet uit eigen beweging vertrekken, maximaal zes maanden worden vastgehouden in vreemdelingenbewaring. Vreemdelingenbewaring kan worden toegepast indien er risico bestaat dat een vreemdeling zich aan het toezicht onttrekt of de voorbereiding van de terugkeer ontwijkt of belemmert. Deze termijn mag worden verlengd met nog eens twaalf maanden, mits er zicht bestaat op uitzetting. De verlenging moet door de rechter worden beoordeeld. In Nederland geldt op dit moment geen wettelijke maximumtermijn voor vreemdelingenbewaring, maar wordt deze bewaring op grond van jurisprudentie doorgaans na zes maanden door de rechter opgeheven. Het opnemen van de maximum termijn van zes maanden in de vreemdelingenwet sluit aan op deze praktijk. Net als in de huidige situatie zal de vreemdeling op elk moment beroep in kunnen stellen tegen het voortduren van de bewaring.

De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.