BIJLAGE
Kamerbrief inzake schriftelijk overleg over de informele bijeenkomst van Europese
bewindspersonen verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking op 17-18 februari
2010 te Segovia.
Antwoorden van de minister voor ontwikkelingssamenwerking
Wederopbouw Haïti
De leden van de CDA-fractie vragen naar de inzet van Nederland ten aanzien van de wederopbouw
in Haïti.
De regering zal zorgvuldig overwegen wat de Nederlandse inzet zal zijn ten aanzien van de
wederopbouw in Haïti. Dat vereist nauwkeurige voorbereiding. De uitkomst van een precieze post
disaster needs assessment in aanloop naar de donorconferentie in New York in april zal de basis
bieden voor verdere besluitvorming. Daarbij zal ook worden meegewogen welke rol andere
donoren gaan spelen, met het oog op donorcoördinatie en coherentie. De regering is voornemens
om in ieder geval een gedeelte van de overheidsbijdrage aan de samenwerkende hulporganisaties -
in nauwe samenspraak - aan te wenden voor wederopbouw.
Schuldkwijtschelding Haïti
De leden van de SP-fractie stellen vragen over schuldkwijtschelding ten aanzien van Haïti. Zij
verwijzen naar recente berichtgeving over schuldkwijtschelding in G7-verband.
De regering gaat ervan uit dat de SP-fractie hier doelt op een recente verwijzing naar
schuldkwijtschelding door de G-20. Reeds op 8 juli 2009 heeft de Club van Parijs besloten om de
schulden van Haïti, in het kader van het Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) Initiatief, kwijt te
schelden. Het betrof hier zowel bilaterale als multilaterale schulden. Bovendien wordt van de
commerciële crediteuren verwacht dat zij in gelijke mate de bij hen uitstaande schulden
kwijtschelden, conform het zogeheten comparability of treatment uitgangspunt. Het is deze
schuldkwijtschelding waarnaar de G20 verwijst. Deze heeft inmiddels dus plaatsgevonden.
Na de aardbeving heeft de Club van Parijs aan andere crediteuren een oproep gedaan om hetzelfde
te doen. Het ging hierbij om Taiwan en Venezuela, die zich destijds niet hebben aangesloten bij de
HIPC-kwijtschelding. Taiwan onderzoekt de mogelijkheden, Venezuela heeft aangekondigd een
recente schuld van USD 295 miljoen kwijt te zullen schelden.
Naast de oude schulden aan Taiwan aan Venezuela heeft Haïti op dit moment alleen nog schulden
die voortvloeien uit leningen van zeer recente datum, dat wil zeggen van ná het bereiken van het
zogeheten HIPC-eindpunt. Het gaat dan vooral om leningen die zijn aangegaan bij multilaterale
instellingen (IDB, IMF, IDA en IFAD), voor een totaalbedrag van ca. USD 700 miljoen.
De nieuw aangegane leningen bij de multilaterale instellingen zijn van een hoog concessioneel
gehalte: Haïti heeft hierop de komende jaren geen terugbetalingsverplichtingen. Op dit moment
wordt bekeken of verdergaande maatregelen nodig zijn. Voor de goede orde merk ik op dat,
volgens gangbare afspraken, multilaterale instellingen worden gecompenseerd door bilaterale
donoren en aandeelhouders in geval wordt overgegaan tot kwijtschelding van multilaterale
schulden.
Politieke OS en Beleidsdialoog
De leden van het CDA vragen op welke wijze het Europese OS-beleid wordt gepolitiseerd en
gemoderniseerd. De leden van de CDA-fractie menen dat het Europese OS-beleid politieker moet
worden, mede ook in relatie tot begrotingssteun. De CDA-fractie wil weten hoe de nieuwe
Commissie zich zal opstellen. De leden van de PvdA-fractie vragen naar de politieke dialoog tussen
de Europese Unie en derde landen en de mogelijkheden om deze dialoog te versterken.
De regering deelt de visie van de CDA-fractie dat het OS-beleid, ook op Europees niveau, intrinsiek
politiek van aard is. Dit blijkt ook uit de Nederlandse opstelling ten aanzien van begrotingssteun.
Zo heb ik ondermeer tijdens de Raad van 16-17 november 2009 aangedrongen op het versterken
van de politieke dialoog met de ACS-landen (Afrika, Cariben, Stille Oceaan) op basis van artikel 8
van het verdrag van Cotonou. Deze dialoog wordt altijd EU-breed voorbereid en gevoerd door de
Europese Commissie en/of de EU-voorzitter - namens de gehele EU. In deze opzet worden alle EUlanden
vertegenwoordigd, ook die landen die mogelijkerwijs zelf een minder ferme inzet zouden
hebben.
Ik heb in de Raad ook gepleit voor een krachtige beleidsdialoog rond begrotingssteun. Een
intensieve dialoog over de uitvoering van de afspraken die donoren maken met het ontvangende
land, ook over horizontale politieke kwesties als goed bestuur, corruptie en mensenrechten, blijft
onlosmakelijk verbonden aan het instrument begrotingssteun (zie ook mijn brief aan de Kamer
over Europese begrotingssteun, uw kamerstuk 21 501-02 nr 934). De samenstelling van de
deelnemers aan een dergelijke dialoog wisselt van land tot land, afhankelijk van welke donoren
begrotingssteun geven.
Overigens onderkent ook de Europese Commissie het belang van politisering van de OS, zoals
bleek tijdens de hearings van de nieuwe OS-Commissaris Piebalgs in het Europese Parlement op 12
januari 2010. Het verdrag van Lissabon (waarin uitbanning van armoede als een van de
hoofddoelstellingen van de EU wordt gemarkeerd) alsmede de nieuwe rol van de Hoge
Vertegenwoordiger, ondersteund door de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), zullen de
OS verder politiseren. De EU heeft ook de ambities om een grotere rol te spelen bij cruciale
politieke vraagstukken als groei en verdeling, coherentiedossiers, klimaat en ontwikkeling en
geïntegreerd 3D-beleid (development, diplomacy, defense). Er zullen meerdere Commissarissen
worden belast met ontwikkelingsvraagstukken (OS-commissaris Piebalgs, Hoge Vertegenwoordiger
Ashton, Noodhulp-commissaris Georgieva, alsmede Handelscommissaris De Gucht). Nederland zal
aandringen op goede samenwerking tussen deze functionarissen, zodat de coherentie tussen OSbeleid
en het Gemeenschappelijke Veiligheids- en Defensiebeleid wordt geoptimaliseerd. In Segovia
zal ik de nieuwe Commissaris voor ontwikkelingssamenwerking onder meer spreken over de
Nederlandse visie op de beleidsdialoog rond begrotingssteun.
Commissaris De Gucht, DRC en Rwanda
De leden van de CDA-fractie verwijzen naar het optreden van Commissaris De Gucht in Congo en
de nationaliteit van de EU vertegenwoordiger in Rwanda.
De regering is van mening dat er geen reden is om aan te nemen dat de nationaliteit van de EU
vertegenwoordiger in Rwanda een negatief effect heeft op de inzet en effectiviteit van de EU in dat
land. Commissaris De Gucht is niet welkom verklaard in de Democratische Republiek Congo
vanwege kritische uitspraken over de politieke situatie in het land. Naar de mening van de regering
mag en moet een Europees Commissaris soms ferme uitspraken doen. Overigens is niet gebleken
dat de uitspraken van Commissaris De Gucht, afgezien van de gevolgen voor hem als persoon,
gevolgen hebben gehad voor de inzet van de EU of de individuele EU lidstaten in de Democratische
Republiek Congo.
Werkverdeling tussen EU-donoren, concentratie hulp
De leden van het CDA vragen naar de discussie over verdere concentratie van de hulp die het
Spaanse voorzitterschap heeft geagendeerd in Segovia en de Nederlandse inzet terzake. Ook de
PvdA fractie vraagt naar mogelijkheden om met andere donoren de coördinatie van de hulp te
verbeteren en de coherentie van de EU-inzet te vergroten.
Aanleiding voor het debat in Segovia over concentratie van de hulp is de constatering dat EUdonoren
over het algemeen in een groot aantal ontwikkelingslanden actief zijn1. Dit draagt bij aan
ongewenste 'donordrukte' in sommige ontwikkelingslanden - de PvdA-fractie wijst hier ook op naar
aanleiding van het bezoek van de vaste Kamercommissie aan DRC en Rwanda. Tussen de lidstaten
onderling is tot nu toe geen overleg over de keuze van partnerlanden. In de Gedragscode inzake
Werkverdeling en Complementariteit van 2007 was al aangegeven dat de lidstaten ook zouden
moeten streven naar een beperkter aantal prioriteitslanden om tot een meer geconcentreerde inzet
van de hulpmiddelen te komen en om de transactiekosten voor de ontvangende landen te
verlagen. Het Spaanse voorzitterschap wil in Segovia toetsen of er politieke wil is bij de lidstaten
1 OESO/DAC noemt een getal van 73 landen gemiddeld voor EU-lidstaten en Commissie, maar dit
lijkt enigszins vertekend door kleine activiteiten zoals beurzen voor studenten.
om deze vorm van werkverdeling tussen landen ('cross country division of labour') in EU-kader een
impuls te geven.
In Segovia zal ik inbrengen dat Nederland veel voelt voor een betere afstemming met andere EUdonoren
wat betreft de keuze van partnerlanden. Wij hebben hier steeds op aangedrongen.
Nederland heeft de hulp de afgelopen jaren al meer geconcentreerd, maar verdere stappen zijn
noodzakelijk. Het heeft meerwaarde indien we dergelijke stappen in nauw overleg met andere
lidstaten (of andere donoren) zouden kunnen nemen. Het valt overigens te verwachten dat niet alle
lidstaten daartoe bereid zijn. Niettemin lijkt er wel een groep van geïnteresseerde lidstaten te zijn
die een dergelijk proces van werkverdeling zou willen overwegen. Indien die bereidheid in Segovia
wordt uitgesproken, zou Nederland met een kleinere groep van welwillende landen wellicht een
slag kunnen maken. In het verslag van de informele OS-Raad zal ik de Kamer informeren of
verdere stappen op het gebied van cross-country division of labour naar mijn oordeel tot de
mogelijkheden behoren.
Verder ben ik het eens met de PvdA-fractie dat de samenhang tussen wat individuele lidstaten in
ontwikkelingslanden aan activiteiten ondernemen en wat de Europese Commissie daar doet verder
zou moeten verbeteren. Binnen landen waar meerdere lidstaten en Commissie actief zijn - en dat
is in de meeste ontwikkelingslanden - moet zoveel mogelijk afgestemd worden gewerkt (in-country
division of labour). In de bovengenoemde gedragscode over werkverdeling is afgesproken dat
iedere EU-donor in een bepaald ontwikkelingsland in niet meer dan drie sectoren (zoals onderwijs,
landbouw, water) actief zou moeten willen zijn en dat we onderling veel meer met één leidende
donor zouden moeten werken binnen een sector. In de praktijk komt de uitvoering van de
gedragscode moeizaam tot stand. Daarom is in de Raadsconclusies van november 2009 vastgelegd
dat hiertoe dit voorjaar actieplannen voor een 20-tal ontwikkelingslanden zouden moeten worden
opgesteld over hoe de gedragscode wordt toegepast. Nederland heeft daarbij de leiding van het
werkverdelingproces in Mozambique, Mali (samen met Frankrijk) en Bangladesh. Begin februari is
het eerste actieplan voor werkverdeling in Ethiopië door de DGs van de lidstaten en de Commissie
in Brussel besproken, samen met de meest betrokken vertegenwoordigers van de lidstaten en de
Commissie in Addis Abeba. De besluitvorming hierover is nog niet afgerond, maar ik ben wel blij
dat we nu tenminste concrete plannen per land bespreken.
Trans-Atlantische dialoog
De leden van de CDA fractie vragen zich af of trans-Atlantische samenwerking op onderwerpen als
het 3D-beleid en HIV/AIDS niet ten koste gaat van het eigen Europese gezicht op deze
onderwerpen.
De regering juicht de dialoog over trans-Atlantische samenwerking op ontwikkelingssamenwerking
toe. Met de CDA fractie ben ik geen voorstander van een samenwerking waarbinnen de EU niet
meer herkenbaar zou zijn. In de huidige fase van de trans-Atlantische dialoog over
ontwikkelingssamenwerking is het belangrijkste doel van de besprekingen het identificeren van
beleidsterreinen en concrete projecten waarop samengewerkt kan worden. De samenwerking op
het gebied van HIV/AIDS is de afgelopen jaren moeizaam geweest. Ik ben blij dat er nu weer de
mogelijkheid bestaat om juist ook het Europese standpunt naar voren te brengen in gesprekken
met de VS.
Ik ben niet zo bang dat Europa aan eigenheid en gezicht verliest in deze specifieke discussie. Ik
ben het wel eens met het CDA dat de EU in potentie meer kan betekenen binnen de internationale
ontwikkelingssamenwerking dan dat het nu doet. Daarvoor moet voortgang worden gemaakt op
dossiers als coherentie, werkverdeling en gemeenschappelijke uitgangspunten voor Europese
ontwikkelingssamenwerking. Het informeel overleg in Segovia biedt de mogelijkheid om op dit
soort dossiers verder te komen. Ten aanzien van de dossiers HIV/AIDS en 3D denk ik dat de EU
wel degelijk een eigen geluid laat horen. In de RAZEB van 17-18 november 2009 werd nog
gesproken over de voortgang van het EU actieplan voor de strijd tegen HIV/AIDS, malaria en
tuberculose en werden conclusies aangenomen over welke verdere stappen moeten worden
genomen om de doelen voor 2011 te halen. Het EU beleid ten aanzien van fragiliteit en conflict
wordt op dit moment verder uitgewerkt in een actieplan waarin de dwarsverbanden tussen
ontwikkelingssamenwerking, defensie en diplomatie het uitgangspunt zijn.
ODA-doelstellingen
De leden van de fractie van de PvdA vragen naar de actuele stand van de toename van de officiële
hulp (ODA) tot 0,7% BNI in 2015 (via het tussentijdse doel van 0,56% BNI in 2010) die de
lidstaten in EU-kader hebben toegezegd.
Op dit moment zijn de officiële cijfers over de hulpinspanning van de lidstaten over 2009 nog niet
bekend, waardoor niet met zekerheid kan worden vastgesteld hoe de omvang van de ODA zich
onder de economische crisis ontwikkelt. Een voorlopige inschatting van de Commissie suggereert
dat de totale ODA van de EU in 2009 zowel in absolute termen als in relatieve zin (als percentage
van het BNP) is toegenomen ondanks de crisis. In veel Europese landen wordt het belang van OS
in een tijd van mondiale uitdagingen versterkt. Dat geldt ook in de VS.
Ook in 2010 zou die groei volgens de indicaties van de lidstaten doorzetten, maar onvoldoende om
het tussendoel van 0,56% BNI voor de EU collectief te realiseren. In totaal zouden volgens de zeer
voorlopige inschattingen mogelijk negen lidstaten kunnen uitkomen boven het voor 2010
afgesproken minimumdoel van 0,51% BNI per land: Zweden, Denemarken, Nederland, Luxemburg,
België, het VK, Spanje, Finland en Ierland. Indicaties voor Frankrijk en Duitsland ontbreken. De
inschattingen voor Italië, Portugal, Oostenrijk en Griekenland liggen (ver) onder het afgesproken
niveau. Het lijkt er op dat een behoorlijke groep van lidstaten de hulpinspanning onder de huidige
zeer moeilijke omstandigheden toch op niveau weet te houden c.q. omhoog weet te brengen,
terwijl een kleine groep van lidstaten sterk achterblijft.
Landbouw & OS
De fractie van de PvdA wijst op het belang van de landbouwsector in ontwikkelingslanden en
coherent EU-beleid terzake.
Zoals u weet heeft de regering het beleid ter versterking van de landbouwsector in
ontwikkelingslanden sterk geïntensiveerd. Ook bepleiten wij in Brussel dat landbouw binnen het EU
ontwikkelingsbeleid weer een belangrijke plek krijgt. In dit verband was het positief dat de EU snel
heeft gereageerd op de voedselprijzencrisis in 2008, door in totaal 1 miljard Euro extra ter
beschikking te stellen aan versterking van de voedsellandbouw in ontwikkelingslanden.
Wat betreft de resterende landbouwexportsubsidies staat de regering op het standpunt dat deze zo
spoedig mogelijk dienen te worden afgebouwd, mede rekening houdend met de WTO-context. In
lijn daarmee heeft Nederland zich in Brussel opgesteld tegen de herintroductie van exportsubsidies
op zuivelproducten vorig jaar. Wat betreft de EU-importbeperkingen ten aanzien van
landbouwproducten (en andere producten) wijs ik erop dat invoertarieven en -quota de afgelopen
tien jaar al zijn afgebouwd voor vrijwel geheel Sub-Sahara Afrika. Dankzij het EBA-initiatief in 2001
voor de MOLs (Everything-but-Arms initiatief voor de Minst Ontwikkelde Landen) en dankzij de
interim-EPA's van eind 2007 zijn al deze beperkingen opgeheven, behalve voor suiker, waarvoor
nog tot 2015 een kwantitatief plafond geldt2.
2 Zuid-Afrika kent een apart vrijhandelsakkoord met de EU. Nigeria, Gabon en Congo-Brazzaville
zijn midden-inkomenslanden die geen interim-EPA hebben getekend, waardoor nu het standaard
APS voor hen geldt.
Ministerie van Buitenlandse Zaken