Unicef
UNICEF-directeur Jan Bouke Wijbrandi schrijft open brief
Open brief van UNICEF-directeur Jan Bouke Wijbrandi naar aanleiding
van de stelling 'Hulporganisaties hebben rampen nodig om in beeld te
blijven' van Karen Maas op de pagina Opinie en Debat in het NRC
11 februari 2010, Voorburg
Beste Karen,
In NRC/Opinie en debat van 6/7 februari poneer je de stelling:
"Hulporganisaties hebben rampen nodig om in beeld te blijven." Dit is
geen nieuwe stelling, maar de timing is prima: kort na de succesvolle
actie van de Samenwerkende Hulporganisaties voor Haïti, de op één na
grootste Nationale Actie in Nederland ooit. Deze stelling vraagt wel
heel nadrukkelijk om debat en dat wil ik graag met je aangaan. Maar
dan op basis van feiten, en niet langs de weg van algemene beweringen
en uitspraken. Nergens in het artikel tref ik concrete acties,
situaties of organisaties aan. Het artikel verraadt geen inzicht in de
wijze waarop coördinatie na een grote ramp in het rampgebied ter hand
wordt genomen. Daarmee wordt de stelling er een in de categorie:
"Kranten hebben smeuïge koppen nodig om gelezen te worden". En je
meningen liegen er niet om. Hulporganisaties gebruiken rampen om in de
aandacht te komen en concurreren dan ook nog eens met elkaar. Dat
allemaal voor de naamsbekendheid, en kennelijk eigen belang. Onderling
samenwerken ter plaatse 'ho maar' en duurzame resultaten ontbreken.
Want na de kortstondige media-attentie voor ramp en noodhulp is men
weer vertrokken. De crisiskaravaan is even langs geweest in Haïti. Wat
een karikatuur van de werkelijkheid. En hoe verbazingwekkend voor een
wetenschapper.
Je benadert de acute hulp alsof die in een laboratorium of
vergaderzaal plaatsvindt. In Haïti, na een ramp die vernietigender is
dan zelfs de tsunami, was de afgelopen weken de chaos inderdaad
compleet. Maar het klinkt als een zwaktebod om dan over acute hulp te
zeggen: "...maar dat kun je van te voren afspreken. Er kan een
draaiboek klaarliggen. Al is het maar een communicatieplan", of "Laat
iemand uitleggen: deze vrachtauto's rijden door, straks komt er een
volgend konvooi." Ik heb de ellende na een ramp in verschillende
landen meegemaakt, maar zo simpel is het helaas niet. Neem Haïti. Een
ineengestort land, waar mensen familie en bezittingen kwijt zijn,
treuren en wanhopig proberen te overleven; waar bijna 40% van de
bevolking bestaat uit kinderen jonger dan 14 jaar; waar 6.000
gevangenen na de aardbeving zo de gevangenis uitliepen en de
criminaliteit hoogtij viert; waar de regering alle greep op het land
kwijt is. In zo'n land is de werkelijkheid na een grote ramp veel
complexer dan een draaiboek of een communicatieplan. Het klinkt dan
wel wat theoretisch om vanuit Rotterdam te adviseren: "Je moet zoveel
mogelijk proberen na een ramp de chaos weg te nemen."
Het gaat in Haïti om een mega-hulpoperatie, waar de wederopbouw al
snel wordt geïncorporeerd in de noodhulp. Noodhulp èn wederopbouw dus.
Hoe kom je toch bij de bewering "...na de noodhulp trekt men zich
terug. Dan heb je op lange termijn niet echt geholpen."? De Verenigde
Naties hebben honderden miljoenen euro's en jaren tijd nodig om het
land weer te helpen opbouwen, zodat het er hopelijk beter uitkomt dan
voor de ramp. En ze maken daar voor zowel nu als de toekomst hele
concrete plannen voor. Daarbij werken verschillende grote
internationale netwerken met elkaar samen, zoals het Internationale
Rode Kruis, Save the Children, World Vision en UNICEF. En natuurlijk
is dat razend ingewikkeld en moet niemand de verwachtingen over wat er
op korte termijn kan gebeuren te hoog opschroeven. Dat leidt alleen
maar tot teleurstelling.
Het onderwerp dat je aansnijdt is belangrijk. Onder moeilijke
omstandigheden moet de hulp zo goed mogelijk verlopen. Evenzeer is het
van belang dat daar in Nederland een goed onderbouwde discussie over
wordt gevoerd. Dat helpt naar ik hoop de betrokkenheid van burgers
voor noodhulp en wederopbouw, die in Nederland zeer hoog is, te
behouden.
Ik nodig je graag uit in het kantoor van UNICEF in Voorburg om
hierover van gedachten te wisselen en een publiek debat over je
stelling voor te bereiden.
Met vriendelijke groet,
Jan Bouke Wijbrandi
UNICEF Nederland